Ik ben begonnen met een serie blogs over de Zaanstreek in de bezettingsjaren, naar aanleiding van het gelijknamige boek van Wim Swart. In de week waarin 4 mei valt, volgen, voorlopig, de laatste blogs over de tweede wereldoorlog. Niet omdat alles is verteld, wat er te vertellen is. Integendeel zelfs!
Voor mij voelt het goed om aan te sluiten bij het boek van Swart. Hij publiceerde zijn artikelen in april en begin dagen van mei 1980. Hij sloot de reeks op 4 mei. Ik wil die traditie in ere houden.
In “Een kwart eeuw Swart kijken” zijn twee columns opgenomen die Swart schreef op 4 mei, respectievelijk in 1980 en 1990. In deze columns gaat hij in op de vraag van een jongere collega: “Waarom die belangstelling voor de Tweede Wereldoorlog?”. Hij vond dit een oprechte vraag, hoewel de vraag hem wel in de oren klonk of het ging om interesse voor postzegels of het aantal doelpunten van Abe Lenstra. Het voelde voor hem duidelijk anders. Dat blijkt uit zijn antwoord op de vraag: “Wanneer begon voor jou die interesse in de Tweede Wereldoorlog?”
Wim Swart antwoordde (ik citeer):
“Bij mij dus op 10 mei 1940, de dag van de Duitse inval in Nederland. Toen was ik nog maar tien jaar, maar dat gaf niet. Oorlog dringt zich zo zeer op aan jong en oud, dat je er geen belangstelling voor hoeft te krijgen, ze is er gewoon, iedere dag weer. Toen de oorlog in mei 1945 was afgelopen was ik 15 jaar. Net jong genoeg om persoonlijk gespaard te zijn gebleven voor veel dat mensen van maar een paar jaar ouder wel konden overkomen. Toch heb ik de idee dat ik tussen mijn tiende en vijftiende meer afschuwelijke dingen heb gezien, gehoord en beleefd dan in de 43 jaar daarna”.
Mij is tijdens de algemene ledenvergadering, de avond van 15 april 2010, toen ik werd voorgedragen als bestuurslid van de historische vereniging Koog Zaandijk, gevraagd waarom ik, een veertig plusser, mij kandidaat stelde. Kort kwam mijn antwoord erop neer dat ik me wilde inzetten voor iets nieuws en ik interesse in geschiedenis had. Het antwoord was niet onwaar, maar verre van volledig en zeer oppervlakkig.
Natuurlijk heb ik belangstelling voor geschiedenis, anders meld je je niet aan bij een historische vereniging. Net als bij Swart is mijn interesse niet te vergelijken met (meestal voorbijgaande) rages als het verzamelen van speldjes, sigarenbandjes, postzegels, flippo’s en voetbalplaatjes.
Waarom houden Wim Swart, zijn boek “Zaanstreek in Bezettingsjaren” en zijn columns over 4 mei mij zo bezig? Waarom moest het zo zijn dat de eerste serie blogs over de Tweede Wereldoorlog gingen?
Een gegeven is dat, met uitzondering van studenten en docenten geschiedenis, de meeste mensen pas vaak op een “oudere” leeftijd geïnteresseerd raken in geschiedenis. Waarom ik dan nu al? Een deel van de verklaring is dat ik leef in deze tijd. Geschiedenis staat volop in de belangstelling. Elke, zichzelf respecterende, stad heeft tegenwoordig zijn eigen Historische Canon. Het aantal historische verenigingen neemt nog steeds toe. Ik ben dus een kind van deze tijd!
Wanneer begon mijn interesse? Tijdens mijn middelbare schooltijd in de jaren zeventig van de vorige eeuw, op 13-jarige leeftijd, was de belangstelling er al. Het sluimerde, want geschiedenis leuk vinden was natuurlijk niet cool. Ik lees graag, dus ook boeken over geschiedenis.
Die interesse werd sterker, na het overlijden van mijn vader op 2 januari 2002 op 76-jarige leeftijd. Ik heb toen beseft dat ik weinig (veel te weinig) weet over hem, over zijn jeugd, over hoe hij de oorlog heeft doorstaan. Ik kan het hem niet meer vragen. Mijn vader is een tijdgenoot van Wim Swart, slechts 11 maanden jonger.
Sindsdien ben ik vragen gaan stellen aan mijn moeder. Oude fotoalbums zijn tevoorschijn gekomen. Op veel foto’s staan mensen die ik niet ken. Gelukkig kan ik nu nog aan mijn moeder vragen wie dat zijn. Zo staat op een van de foto’s een man, het blijkt, een tot dat moment voor mij onbekende, oom te zijn. Mijn moeder zegt dat het de eerste man is van haar zus Nel, die tijdens de tweede wereldoorlog bij een razzia in Rotterdam is opgepakt. Hij is nooit meer teruggekomen.
Het aantal mensen dat behoort tot de generatie van voor de oorlog, dat de oorlog zelf heeft meegemaakt, wordt steeds kleiner. Wanneer deze generatie is uitgestorven, zijn alle herinneringen, uit de eerste hand, aan de oorlog en de mensen, die de oorlog niet hebben overleefd, verdwenen. Wanneer alle herinneringen zijn verdwenen en geen schriftelijk materiaal meer bestaat, waarnaar onderzoek wordt gedaan en waarover boeken worden geschreven, zal het lijken alsof de gebeurtenissen niet hebben plaatsgevonden en de mensen niet hebben bestaan. Net als mijn oom, van wie ik pas sinds kort het bestaan ken.
Door dit besef heb ik me aangemeld bij de Historische Vereniging Koog Zaandijk die zich ten doel stelt het bevorderen van de kennis over het verleden en het daardoor onderhouden van de belangstelling en waardering voor het heden en de toekomst van Koog aan de Zaan en Zaandijk. Ik hoop dat ik een steentje, ook al is het een heel klein kiezeltje, misschien zelfs maar een zandkorreltje, kan bijdragen aan het realiseren van dit doel.