Toen ik nog net niet de schoolgaande leeftijd had bereikt, dus zo’n jaar of vijf zal zijn geweest, logeerde ik zo af en toe bij mijn grootouders van moeders- en vaderszijde in Wormerveer. Zo was ik een keer voor een ‘nachtje’, zo werd in die tijd aan de Zaan logeren genoemd, bij mijn grootvader en grootmoeder Zethoven, die toen nog woonden in de grote slagerij op de Zaanweg vlakbij de Spoorstraat.
Op een middag mocht ik met grootmoeder mee naar ‘Ootje’. Wie was dan wel ‘Ootje’? Het was een, in mijn ogen, heel oud vrouwtje waarvan ik de leeftijd niet kon schatten en die voor mij iets heksachtigs had. Zij was de tweede moeder van mijn oma en woonde op de Warmoesstraat in een klein huisje uit een rijtje, met een groot gezamenlijk bleekveld aan de noordkant van de straat. Deze huisjes staan er niet meer. Ze hebben vermoedelijk plaats loeten maken voor de nieuwbouw van het bejaardenverzorgingshuis ‘De Acht Staten’.
Ootje offreerde mij meteen een ‘zwarte taai’ uit een smoezelig busje en mijn oma kreeg een kopje koffie aangeboden. In die tijd werd er in de meeste arbeidersgezinnen vrijwel de hele dag koffie gedronken uit een geemailleerde koffiekan, die de hele dag op eenéénpits petroleumstelletje werd warm gehouden. Ootje zette voor haar visite verse koffie en wel volgens het gangbare recept. De pot met kokend water omspoelen, een half loodje gemalen koffie erin en de koffiepot voor driekwart vol gieten met kokend water. Na een minuut of wat trekken was de koffie klaar voor gebruik. Deze methode van koffiezetten had wel het nadeel, dat zich boven op het hete water een min of leer vaste koek van gemalen koffie vormde die zich soms in de tuit vastzette en schenken onmogelijk maakte. Zo ook bij ons bezoek aan Ootje. Het lukte haar niet om koffie in de kopjes te krijgen doordat de ’tuut’ verstopt was, maar Ootje had een probaat middel om de verstopping op te heffen. Zij haalde uit het knoedeltje boven op haar hoofd -wekelijks haar wassen was er in die tijd niet bij- een haarspeld en stak daarmee in de ’tuut’ en wist alzo de ‘prop’ op een radicale manier te verwijderen. Het eerste kopje met de ‘prutprop’ ging weer terug in de koffiepot. En om verder oponthoud bij het schenken te voorkomen werd met genoemde haarspeld nog eens flink in de pot geroerd.
Zo ging het in de jaren vóór de eerste Wereldoorlog. Bij de beter gesitueerden werd koffie gefiltreerd, bij de gewone burgers ging het op de bovengeschetste manier. Bovenstaand verhaal laat wel zien welke verandering zich zelfs op het terrein van koffiezetten heeft voorgedaan. In vrijwel ieder huis is thans wel een koffiezetapparaat waardoor alles veel gemakkelijker, vlugger, maar ook hygiënischer kan worden gedaan. Als Ootje nu nog zou leven, dan zou zij de moderne wijze van koffiezetten zeker wel hebben overgenomen. Ook al omdat de permanent het gebruik van haarspelden overbodig heeft gemaakt.