De hoge leeftijd -104 jaar- van Oma Huig zal wel de reden zijn geweest dat er van haar toch nog wel leuke dingen zijn bekend gebleven. Wij allen hebben het geluk gehad -dit geldt zowel voor haar kinderen als voor de kleinkinderen- om zovele jaren met haar te mogen omgaan. Hoe anders is dit wel met Opa Huig gegaan. Deze mocht, jammer genoeg, geen hogere ouderdom dan 73 jaar bereiken. Met andere woorden: Oma heeft Opa ongeveer dertig jaar overleefd.
Toch is er over Opa Huig ook nog wel het een en ander te vertellen. Dat hij, met Oma in 1900 op de Stationsstraat -toen nog Spoorstraat- in Koog aan de Zaan een bakkerij begon zal al wel van andere zijde worden gememoreerd. Opa was, dat heb ik wel begrepen, iemand die hard moest werken voor zijn en anderer dagelijks brood. Het bakkersvak was een bedrijf dat vele, vooral vroege, uren vroeg om alles op tijd klaar te krijgen. Opa was, om dit met een modern woord te zeggen, een ‘workaholic’ dus altijd bezig. In zijn eigen bedrijfje, waar o.a. ook echte Zaanse beschuit werd gebakken, onder meer speciaal voor de export naar Nederlandsch Oost-Indie, onze Oost dus.
De verscheping van deze beschuit, in luchtdichte blikverpakking om de versheid te bewaren, want de beschuitjes waren zo’n week of zes onderweg met een mailboot van de maatschappij ‘Nederland’ of van de ‘Rotterdamsche Lloyd’. “Stow away from boilers, and under the waterline”, was de waarschuwing voor de bootwerkers om deze goederen vooral niet bij stoomleidingen te plaatsen en, denk ik, wel onder in het ruim dat waarschijnlijk de koelste plek in het schip was. Als dit laatste niet helemaal juist is, soit! In ieder geval zorgde het verzendhuis P. Out in Koog aan de Zaan dat Opa’s Zaanse beschuitjes in goede conditie op de ontbijttafels van de prominente Nederlanders in Bandoeng of Soerabaija door de djongos werden geserveerd.
Dit alles heeft met hard werken geduurd tot in de Eerste Wereldoorlog, tot aan het moment dat een speciale meeltoewijzing door de levensmiddelendistributie werd ingetrokken. Ten gunste van de grote beschuitfabrikanten als Verkade, Hille, Haust e.d., zodat Opa’s beschuitbakkerij praktisch kwam stil te liggen. Ook de in die jaren geldende brooddistributie was een begrijpelijke rem op de ontwikkeling van Opa’s afzet van brood en koek. Dit moeten voor vader en moeder Huig beslist zeer moeilijke jaren zijn geweest, met een steeds groeiend gezin.
Kort na de oorlog in 1918, werd Opa’s bakkerij overgenomen door de chocoladefabrikant T.O.C. [Teun Oly & Comp.] uit Zaandijk, waar Vader Huig een functie als afdelingschef kreeg aangeboden. Consequentie hiervan was dat het hele gezin Huig verhuisde naar Zaandijk. En wel naar Zonnepad 5, voor sommigen uit de familie een verandering welke moeilijk was te verwerken. Vader Huig was niet alleen een ambachtsman met veel liefde voor zijn vak, hij was ook een verenigings- en organisatiemens. Onder meer als bestuurslid van de Vereeniging van Zaanse bakkerspatroons, IJsclub ‘Voorwaarts’ en mogelijk nog enkele andere, minder belangrijke organisaties. In Zaandijk werd dit anders. Hier lag de nadruk meer op het sociale vlak, zoals de Kerkeraad van de Doopsgezinde gemeente Koog-Zaandijk, en voorzitterschap van het Burgerlijk Armenbestuur.
Vooral deze laatste functie gaf Vader Huig een zodanig aanzien, dat hij ook altijd met ‘Mijnheer Huig’ werd aangesproken. Dit laatste werd nog eens onderstreept op een mooie zomeravond toen Vader, na zijn werk bij de TOC, eerst nog naar zijn ‘hofkapper’ in Koog aan de Zaan was gegaan om zich te laten scheren. Op weg naar huis werd hij staande gehouden door een mevrouw. Laten wij maar zeggen buurvrouw Bakker, die hem tegemoet kwam met de woorden: “Mijnheer Huig, dat is ook erg voor u en uw vrouw, uw jongste zoon Piet is verdronken! “Directer kon het al niet. Maar wat was er aan de hand? Het was de dag van het schoolfeest, begin van de zomervakantie en er was dan altijd van de lagere school in Zaandijk een boottocht naar, afwisselend, Bergen of Schoorl. Zo ook op deze gedenkwaardige dag. De boot voer langzaam langs de Zaanerven, omgeven door roeiboten en kano’s. Op de boot, naar de huizen toe, stonden de juichende schoolkinderen.
Piet, de jongste zoon, was al op de ULO [tegenwoordig ca. HAVO], en voer met zijn kano rond de schoolfeestboot tot hij met zijn vaartuigje door een verkeerde manoeuvre onder berghout van de boot kwam, waardoor zijn kano volliep en omsloeg. Piet was een handige knul en klom bijtijds droogvoets op de boot, wat door niemand was gezien omdat alle aandacht was gericht op de Zaanerven. En daar dreef de kano, ondersteboven. En een stukje verder, de peddel. Maar geen Piet. Zo kwam het dat Vader Huig werd overvallen, figuurlijk dan, door een buurvrouw met de trieste mededeling dat Piet zou zijn verdronken. Erg he, voor Mijnheer Huig en voor zijn vrouw!
Maar vader en zoon hadden elkaar al gezien bij de muziek welke de zomervakentie inluidde, ter hoogte van de Kerkstraat in Zaandijk. Aldus werd een gebeurtenis welke een drama had kunnen zijn, veranderd in een komedie en ik kan mij voorstellen, dat Vader Huig tegen zijn buurvrouw heeft-gezegd: “Buurvrouw, het is gelukkig niet zo erg als u wel denkt, want kijk maar wie daar aan komt lopen, mijn ‘verdronken’ zoon Piet.”