Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Historie van Zaandijk

Hoe het begon is alle Zaandijkers intussen wel bekend: “In ’tjaer ons Heeren duysent vier hondert vier en negentigh, den twintigsten dagh in september’ kreeg Heyndrick Pietersz, bijgenaamd Oud-Hein, vergunning een woning op de lage dijk langs de Zaan te bouwen.

Na verloop van tijd werden er meer huisjes en huizen gebouwd, het werd een buurtschapje, een gehucht en op den duur een dorp. Zo ontstond Zaandijk, een van de weinige gemeenten waarvan de stichting tot op de dag nauwkeurig bekend kon blijven. De naam Zaandijk ontstond niet in 1494, maar kwam pas zo’n 120 jaar later op de proppen. Het is bekend dat Heyndrick Pietersz vijf zoons had, die zich dicht bij hun vaders huis op de dijk vestigden.

Het Raadhuis aan de Lagedijk.

Ruim honderd jaar achtereen werd het buurtschapje daarom eerst’ d ‘Vijf Broers’ genoemd. Bovendien moeten we ons realiseren dat de bewoners van het gehucht de eerste eeuwen nog geen eigen bestuur hadden. D’Vijf Broers, het latere Zaandijk, maakte deel uit van de Banne van Westzaan, een rechtsgebied dat zich westelijk van de Zaan uitstrekte, van Zaandam tot Westknollendam. Deze Banne werd formeel tot 1811 vanuit Westzaan bestuurd. Daar berustte het gezag.

Onafhankelijkheidsfeest 1813-1913 op de Lagedijk.

Gemeenteraad
Het heeft dus een dikke driehonderd jaar geduurd alvorens ons dorp een eigen gemeenteraad en een eigen burgemeester kreeg. Aan die zelfstandigheid kwam zoals we weten op 1 januari 1974 abrupt een eind, toen door een besluit van de rijksoverheid zeven dorpen, waaronder Zaandijk, werden samengevoegd tot Zaanstad. De kreet ‘Zaandijk moet Zaandijk blijven’ had kennelijk niet luid genoeg geklonken. Als we schoolmeesterachtig precies rekenen, heeft Zaandijk dus bestaan van 1811 tot en met 1973; dat is nog lang geen 500 jaar.

Willem van Oranje
Welke plek Heyndrick Pietersz uitkoos, kan niemand met zekerheid vertellen. Het meest aannemelijk is, dat hij zijn huis bouwde waar nu de oprit naar de Julianabrug is. Juist daar, op het kruispunt van de dijk langs de Zaan en het pad dat van Westzaan naar ’t Kalf voerde, is zeker een paar honderd jaar achtereen een veer geweest, dat met een roeiboot onderhouden werd. Hoeveel keer zal daar luidkeels ‘veer’ geroepen zijn? In 1573 waren er negentien huizen. Ze werden na een plundertocht verbrand door Spaanse soldaten. De bewoners waren tijdig over de Zaan naar Wormer gevlucht. Niet lang nadien trokken de Spanjaarden zich uit het Noorderkwartier terug; toen Amsterdam niet langer de Spaanse kant koos, maar zich achter prins Willem van Oranje schaarde, was het (althans in Noord-Holland) met het wapengeweld gdaan. De bewoners van d’VijfBroers hadden inmiddels op hun erven alweer nieuwe huisjes gebouwd. In 1613 stonden er vijftig. Eigenlijk was er in dat jaar voor het eerst sprake van de dorpsnaam ‘Zaandijk’.

Parseleimolen
Het is Zaandijk van het begin af voor de wind gegaan – die plundering en verwoesting van 1573 nu maar even daargelaten. Leefden de eerste bewoners nog van boerenbedrijf en visserij, al betrekkelijk gauw kwam er ook industrie. Zo werd in 1601 de zogenoemde Parseleimolen gebouwd, vermoedelijk op de plek van het latere raadhuis. Er werd uit Brazilie ingevoerd verfhout (dat een rode of gele kleurstof bevatte en daardoor “roodhout’ of ‘geelhout’ heette) fijngehakt en tot verfstof vermalen. Dat was verboden: officieel mocht alleen in het Amsterdamse rasphuis door de daar opgesloten gedetineerden verfhout worden geraspt. De Parseleimolen werkte dus illegaal, werd om die reden al binnen het jaar op last van de Staten van Holland weer afgebroken, maar verrees kort daarna weer, nu meer binnendijks. Tot 1669 is deze molen door de blijkbaar dubbelhartige overheid vervolgens oogluikend toegestaan; in dat jaar werd hij wegens knoeierijen voorgoed gesloten. Er was inmiddels een levendige en omvangrijke verfmalerij in de Zaanstreek ontstaan, of dat nou illegaal was of niet.

Koningin Wilhelmina bezoekt op 17 april 1899 Zaandijk. De vier kinderen zittend vooraan zijn Tine Honig (geh. met Koopman/Leeuwarden), Hajo Vis, Annie Donker en Laura Walig. Daarachter Johan Vis (kruisridder), Aagje Gobielje, Jaap Vis, Debora Duyvis, Frederik Hendrik Latenstein, Marie Vis, Jan Latenstein (met hartjes op kleed), meisje Ufkes, Menno Ufkes, Aze Ahling en ….. Kaskes Op de achterste rij: Lo Walig (staat iets later), Dirk Jan Vis, Corrie Walig, Dirk Krijt (broer van Lodewijk Krijt), mej. Vis, Gerbrand Vis, …. Kaskes en mej. Duyvis.

Welvaart
Ons kleine dorp (209 hectare) telde opvallend veel molens: het waren er in de loop van de tijd 51. In niet minder dan dertien ervan werd papier vervaardigd. De papiermakerij was van groot belang voor Zaandijk (op zo’n molen werkten al gauw zo’n zestig tot tachtig mensen), en er werden bovendien zulke hoogwaardige produkten gemaakt dat de Zaandijkse watermerken tot ver over de grens werden nagebootst. Het handgeschepte ‘Hollands druk en schrijf had grote faam. Deze tak van nijverheid heeft welvaart aan het dorp gebracht. Er waren trouwens ook andersoortige bedrijven, zoals negen oliemolens, vijf pelmolens en zowaar vier volmolens waarin laken met behulp van vele stampers en onder toevoeging van urine werd ‘gevold’ (dichter en sterker gemaakt). Later kwamen er ook cacao- en cacao-afvalmolens; tot op de dag van vandaag is Zaandijk met de cacaobereiding verweven (Cacao de Zaan).

Tussen Leven en Dood
Dat de uit 1656 daterende meelmolen De Bleeke Dood (hij is er nog altijd!) dicht bij de grens met Koog staat en de poldermolen Het Leven (1633-1916) bijna aan Wormerveer grensde, is bekend – en ook dat dientengevolge met recht kon worden gezegd dat je je in Zaandijk tussen Leven en Dood bevond. De bevolking, nu door de laatste uitbreiding van Rooswijk aardig in de buurt van 7000 komend, telde vijftig jaar nadat Oud-Hein zich op de dijk had gevestigd 95 zielen. In 1794, dus bij ‘300 jaar Zaandijk’, waren er 1480 inwoners en in 1894 ruim 2400. Zoals bij de andere Zaandorpen werd er in Zaandijk eerst alleen aan – of eigenlijk, zoals Zaankanters terecht zeggen: de Lagedijk gewoond, in een langgerekte lintbebouwing.

Het Daikie
Het dorp had vroeger een charme die nooit meer kan terugkeren. Dat kwam door de bochtige Lagedijk in combinatie met de wegsloot en de vele daarover naar de paden leidende bruggetjes. De bochten in de dijk bleven, maar wegsloot en bruggeties verdwenen in de loop van de jaren ’20. Niet alleen terwille van het toenemende verkeer, maar ook doordat er strengere eisen aan de hygiene werden gesteld, werd de sloot gedempt. Alleen ten noorden van de sluis, waar de Lagedijk vanouds Zeglis en verderop ‘het daikie’ werd genoemd, is de wegsloot een aantal jaren langer gespaard gebleven. Het wonen aan de paden was niet in alle opzichten ideaal. Er was een moderner woningbeleid vereist. Dat kwam er.

Bomenbuurt
Het ‘oude dorp’ werd verder uitgebreid met de Bomenbuurt, waarmee in 1936 werd begonnen en waaraan na de Tweede Wereldoorlog forse toevoegingen zijn gegeven op het grote terrein van de voormalige ijsbaan. ‘Om de noord’ werden de oude paden gesaneerd en in enkele jaren door een nieuw gebouwde wijk vervangen. Nadat de vrijkomende bedrijfsterreinen van houthandel Donker waren bebouwd, raakten de mogelijkheden tot verdere nieuwbouw vrijwel uitgeput. Maar door prijzenswaardig particulier initiatief werd het schromelijk verwaarloosde buurtje ‘Achter de Kerk’ voorbeeldig opgefrist.

Rooswijk
De grootste uitbreiding kreeg ons goeie dorp echter in Rooswijk. Al voor 1930 stapte het gemeentebestuur met z’n bouwplannen ‘over het spoor’. Al voor 1930 stapte het gemeentebestuur met z’n bouwplannen ‘over het spoor’. In de landelijke dagbladen verschenen advertenties: ‘Vestigt u in het landelijk schoone Centrum van de Zaanstreek, Tuindorp Rooswijck’. Met ‘ck’, jawel, want in de publiciteit moetje een beetje dikdoen. In de jaren ’60 en ’70 kwam er op initiatief van de energieke burgemeester Gosse Oosterbaan al een flinke uitbreiding van Rooswijk tot stand en recentelijk zijn er in drie bouwfasen nog zo’n 1300 woningen in het ‘Guisveld’ (die naam was een bedenksel van dezelfde Gosse Oosterbaan) aan deze wijk toegevoegd. ‘Over ’t Spoor’ wonen denkelijk meer Zaandijkers dan in het oorspronkelijke dorp.

Herauten van het onafhankelijkheidsfeest. november 1913. De onafhankelijkheid na de Franse overheersing en de vestiging van het Oranjehuis in 1813 is vele malen herdacht.