Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Het kantoor en expeditie van Jacob Vis Pz. aan de Lagedijk 126 te Zaandijk.

Ik wil mij even voorstellen: ik ben Chris Wijs, geboren in Zaandijk op 03-07-1955. Eigenlijk Christiaan, vernoemd naar mijn vader, die ook werkzaam was bij Jacob VisPz. aan de Lagedijk 126 in Zaandijk.

Mijn vader Christiaan Wijs

Ik begon zelf ook bij Jacob Vis Pz, op de expeditie aan de Lagedijk 126 in Zaandijk, in mei 1973 en werkte daar tot 1 maart 1977.

Links de oude fabriek met kantoor Jacob Vis Pz, tevens expeditie. Rechts de oude fabriek Livorno.

Toen ik kwam was Bertus de Lange net met pensioen gegaan en mijn vader was op dat moment alleen over. Dus ik kwam als geroepen. Ik had ontslag genomen bij De Valk meubelfabriek in Westzaan en kon meteen aan de slag bij Jacob Vis Pz. Ik begon met simpele werkzaamheden, zoals het tappen van 1 liter blikken, wel honderden, geel met mooie opdruk van Jacob Vis Pz Bootlak. De blikken tapte ik uit een grote rechtopstaande ketel van wel 500 liter. Dat gebeurde pal boven het kantoor op de eerste verdieping. Daar was ook onze werkplek om de orders voor de klanten in orde te maken.

Binnenzijde fabriek Livorno Jacob Vis Pz , tevens het etiket van de lakken in Zaandijk

Het pand dat er naast stond, de oude Livornofabriek, zou gesloopt worden en was vrijwel leeg, op de grote mixer en bedrijfsweegschaal na.

Vanaf de Zaan gezien: links fabriek Livorno, in het midden de dieselmotorruimte en rechts kantoor en expeditie Jacob Vis Pz

Het waren voornamelijk diverse lakken. En de blikken die gevuld moesten worden voor de klanten varieerden van 1 liter tot 25 liter. De vaten die we nodig hadden werden met een electrische lier naar boven getakeld op de tweede verdieping van het pakhuis. Daar konden ze verder gerold worden tot boven de grote ketel. Daar zat een luik om de vaten af te tappen en de grote ketel te vullen. Op deze manier kon alles klaargemaakt worden voor verzending naar de klanten, ingepakt in dozen, behalve de 25 liter blikken. Vervolgens werd alles weer naar beneden getakeld met lier van touw in een kooiconstructie.

De boot “De Oude Wolf”

De vaten die van de grote fabriek aan de Kalverringdijk kwamen, werden vervoerd met de boot “De Oude Wolf”. Dat was een gemotoriseerde dekschuit die vernoemd was naar de molen die op de plek had gestaan, waar later de fabriek met oliestokerij werd gebouwd. Er konden daar geen vrachtauto’s komen want er liep maar een heel smal weggetje. Je kon er alleen per fiets komen.

In de strenge winter van 1963 lag de Zaan dicht. Vaten werden toen over het ijs naar de overkant gerold. Links Lies de Vries, midden mijn vader Christiaan Wijs en rechts Piet Greven
Foto uit “De Typhoon”, winter 1963

Fekkie de Bruijn was de schipper van “De Oude Wolf”. We noemden hem Fekkie, maar volgens mij heette hij eigenlijk Frederick. Hij kon met behulp van twee balken de vaten bij de fabriek op de boot rollen en bij de expeditie op de Lagedijk van de boot op de kant rollen. Maar vaak lag de boot daar net te laag. Vervolgens werden de vaten voor de klanten klaargelegd. Via de vatenlader werden ze op de vrachtwagens geladen, zie de foto’s.

De oude Livornofabriek met op de voorgrond de vatenlader
Mijn vader Christiaan Wijs met de vatenlader

Ik begon me steeds meer te verdiepen in bepaalde werkzaamheden en wilde graag vernieuwing. Maar het viel niet mee om dat voor elkaar te krijgen want “Het werd altijd zo gedaan”. En ik was natuurlijk nog maar een jonge snuiter van 18 jaar, die net kwam kijken. Van blikken vullen en orders klaarmaken en verpakken in dozen, naar vrachtwagens beladen en de boot leeg halen. Het was zeker zwaar werk, ook omdat er vaten met ijzeren banden waren die gevuld waren met standolie. Dat leek wel stroop. Deze vaten hadden een gewicht van 223 kg, loodzwaar dus, en helemaal als ze op de vrachtauto voorin rechtop gezet moesten worden. Er lagen ook vaten met lak 2200, 5500, 5600 enz., rauwe lijnolie en gekookte lijnolie in vaten van 220 kg per stuk. Soms lagen in totaal 100 vaten op de boot, en ook op het terrein lagen er veel. De vaten werden met behulp van sjablonen voorzien van nummers en wat erin zat.

Een vatenketting
Vatenkraan

In 1973 stonden er nog oude machines om verven te malen, maar die waren niet meer in gebruik. Ze stonden op de begane grond en werden vroeger allemaal aangedreven met leren riemen boven aan het plafond. Een grote dieselmotor, zie foto, met groot vliegwiel liet de boel draaien. Eén voor één werden deze machines afgevoerd naar de oud-ijzerhandel.

De Dieselmotor voor de aandrijving van de verfmachines

Boven was de krijtzolder waar verschillende kleuren krijt lagen en puimsteen. Er werd langzamerhand van alles opgeruimd. Het krijt ging weg en de machines gingen weg, behalve een machine voor het maken van matlak. Dat was de enige machine die op 380 volt op een electromotor draaide. De weegschaal en de grote mixer bleven behouden.

Ik ben op een maandagochtend naar de directeur, de heer Velthuys, gestapt om te vragen om een elektrische vorkheftruck. Want een vorkheftruck inzetten bij het lossen van de boot en bij het laden van de vrachtauto’s scheelde tijd en geld. En het was beter voor de rug. De boot lag immers grotendeels onder de kant, soms wel 10 cm, en dat was helemaal een ramp voor onze rug. Met een vorkheftruck waren de balken ook niet meer nodig en de heftruck kon binnen staan om op te laden.

De heer Velthuys zei toen “Nou Chris, daar moet ik even een nachtje over slapen.” Ik haakte er meteen op in, dat het heel veel tijd zou besparen bij het laden van de vrachtauto’s en dat in plaats van een vat op de vatenlader ik er twee tegelijk kon tillen met de vorkheftruck, en in de helft van de tijd. Daar was hij heel erg gevoelig voor. “Chris, ik kom er morgen op terug!”

De dag erna liep de heer Velthuys naar mijn vader. Mijn vader dacht gelijk “Oh jee”, mijn vader was toch een beetje huiverig voor het antwoord, omdat ik het was geweest die het gevraagd had. Maar de heer Velthuys verwittigde ons: “Hij komt over 2 à 3 weken, hoor, de electrische vorkheftruck!” “Yes!” riepen we.

En tussendoor stortte ik mij op het matlak malen. Alles werd opgevangen in een grote verrijdbare ronde bak van 300 liter. Na het malen van de lak en de toevoegingen ging het naar het laboratorium van Aris Boon, boven het kantoor op de eerste verdieping aan de voorkant aan de Lagedijk 126, naast het glazen balkon.

Aris Boon moest erop toezien dat de lak een dekkende eiglans had en dat de droging van de matlak top moest zijn en dat er vooral geen klontjes in mochten zitten. Als er toch iets van een klontje in zat, moest het opnieuw de machine in en werd het mes op de rol strakker gezet om de klontjes te versnijden. Zo krijg je de perfecte eiglans op de Matlak.

Het slijpen van het mes werd op dezelfde manier gedaan. Dan ging er slijppasta in de bak boven op de machine, en zo verkreeg je een scherp mes op de rol.

Pas als Aris zei dat het goed was, kon er getapt worden in ronde blikken van 1 liter, voorzien van een etiket van Jacob Vis Pz.

Na een aantal weken kwam de inderdaad de elektrische vorkheftruck. Die kon ruim 500 kilo tillen. Ik kwam op het idee om een slee te laten maken (zie tekening) door Hil Looij van de technische dienst aan de overkant, in de fabriek van Jacob Vis Pz. aan de Kalverringdijk.

Schoen voor de vorkheftruck die gemaakt werd door Hil Looij in de fabriek aan de Kalverringdijk

Een slee waar ik zo de lepels van de vorkheftruck in kon schuiven, want eigenlijk waren de lepels van de truck net te kort voor twee vaten. Ik heb natuurlijk wel eerst gevraagd of dat mocht, maar ik kreeg gelukkig goedkeuring. Hill heeft de aanpassing gemaakt en na wat laswerk heeft hij dat picobello voor elkaar gekregen. Ik zie nog de heer Velthuys met open mond kijken hoe ik twee vaten tegelijk oppakte en vervolgens op de vrachtauto laadde. Geweldig!

In 1974 werd de oude fabriek Livorno aan de Lagedijk gesloopt. Het pand stond tussen het kantoor van Jacob Vis Pz en het woon/pakhuis van Klaas Zwart, de kaasleverancier. Tijdens de sloop brak er brand uit, waarschijnlijk door een snijbrander (zie de foto van de melding van de brand op 15 november 1974). De ramen boven het kantoor sprongen eruit terwijl ik op de vorkheftruck aan het laden was. Boven stonden grote tanks, waaronder een tank met 200 liter terpentine. Levensgevaarlijk, dat zou vandaag de dag niet meer mogen wegens het brandgevaar.

De binnenbrand was op de eerst etage boven het kantoor (1974)

Ik heb op dat moment met emmers Zaanwater de boel koel weten te houden door de trap op en af te rennen en de tanks nat te gooien tot de brandweer eraan kwam. De brandblussers hingen precies in de brand, dus daar kon ik niet bijkomen. Maar je moet toch wàt doen!

Het kantoor eronder moest ook in allerijl leeg geruimd worden. Wie in het kantoor aanwezig was werd gewaarschuwd door mijn vader. “Alles meenemen wat belangrijk is en wegwezen” riep hij. Het was hectisch, maar toen de brandweer het overnam, was na een kwartier blussen het gevaar geweken. Toen de rust was wedergekeerd, konden we weer rustig ademhalen. Er lag overal roet. De toegang en de bovenverdieping moesten opnieuw geschilderd worden.

De sloop van de Livornofabriek ging door en toen dat klaar was, konden we gebruik maken van het witte kaaspakhuis aan de Zaan, achter het woonhuis van Klaas Zwart, de kaasleverancier. Het kaaspakhuis stond al geruime tijd leeg.

Intussen werden er stelconplaten gelegd om een groot terrein te creëren voor de vaten en de vrachtauto’s. Voorheen stonden de auto’s altijd op de Lagedijk zelf, voor het hek. In het kaaspakhuis moest een en ander aangepast worden om alles erin te krijgen. Er werd cv-verwarming geplaatst en ook beunen, oftewel lage stellingen. We konden ook de vorkheftruck inzetten om de vaten op de stellingen te leggen die we zelf gezaagd hadden. En om comfortabel te kunnen werken konden we zittend op een kruk de lakken aftappen in de blikken.

Gelukkig konden we de matlakmachine in de betegelde kaasmakerij plaatsen met genoeg ventilatie. En het paste ook precies met de grote ronde bak eronder. Ook de mixer en de grote fabrieksweegschaal pasten er allemaal in,  en zeker ook onze vorkheftruck waar we heel zuinig op waren. Het kantoortje zat aan de Zaankant. Zo kwam alles nog goed terecht na zo’n rampzalig brandje.

Een paar jaar later vond een grote explosie plaats in de oliekokerij van de fabriek Jacob Vis Pz aan de Kalveringdijk, aan de overkant van de Zaan. Daar was grote consternatie. De fabriek werd langzamerhand ontmanteld, gestript en opgeruimd en in de tussentijd ging alles over in Amerikaanse handen (Cargill ). Er brak een spannende periode aan, want: wat gaat er gebeuren?

Het jaar daarna ging Fekkie de Bruijn, de schipper van de boot, met pensioen, en voor hem moest iemand in de plaats komen. Er werd mij gevraagd of ik schipper wilde worden op de boot “De Oude Wolf” en of ik dat erbij kon doen. Nou, het vergde wel inzicht om de ene dag grote partijen vaten van de overkant naar de expeditie aan de Lagedijk te halen, en de andere dag twee dekschuiten die aan de boot gekoppeld waren, beladen met pallets met grote lege 10 literbussen, naar de overkant te varen en de volgende dag weer gevuld op te halen. Dat was met mist geen pretje, de expeditie zat precies in de bocht van de Zaan. Weinig zicht dus en ook veel toeteren. Vooral als je grote schepen tegenkwam en alleen maar de misthoorn hoorde, was dat best griezelig. Ook met ijs op de Zaan was het oppassen om niet vast komen te zitten. Het was in de winter vaak moeilijk om de boot op te starten. Ik had een elektrische startmotor en een straalkacheltje om een warme start te maken. Vooral met dieselolie is starten in de kou erg moeilijk. Maar als de accu leeg was moest ik hem aanslingeren. Dat was oppassen voor de terugslag, maar alles ging gecontroleerd.

Het was een bijzondere periode en heb zeker veel geleerd en ervaring opgedaan. Ik nam ontslag met ingang van 1 maart 1977 en nam gelijk mijn vakantiedagen op, dat betekende nog een dagje werken. De heer Velthuys vond het erg jammer, maar hij had alle begrip voor mijn keuze dat ik kon verbeteren. Ik ging namelijk werken bij het Koninklijk Instituut voor de Tropen met ingang van 1 april 1977. Mijn vader bleef helaas alleen over en maakte er nog het beste van, en uiteindelijk vanwege zijn rug is hij met een Vutregeling vervroegd uitgetreden. Hij had een versleten rug. Het jaar daarop gingen de expeditie en de fabriek geleidelijk over naar de Westhaven van Cargill in Amsterdam en weg was Jacob Vis Pz. Dat was in 1980. Helaas weer een fabriek minder. Zo werd het steeds stiller in Zaandijk.

Kantoorpand Jacob Vis Pz. Het pand was ten tijde van deze foto al verkocht.

Ik wil graag ook de namen noemen van wie in de periode 1973 – 1977 eveneens bij Jacob Vis Pz werkten: op de expeditie mijn vader Christiaan Wijs; Bertus de Lange; Fekkie de Bruijn; ikzelf Christiaan Adriaan Cornelis Wijs. Op kantoor: directeur Velthuys, de heer Goezinne, Dick Honig, Antoon Finke, Greetje Valk, Renske Draijer. Op het laboratorium boven het kantoor aan de Lagedijk Aris Boon, en niet te vergeten uit Koog aan de Zaan mevr. Kwast die de keuken schoon hield en altijd zorgde voor een heerlijk kopje koffie, liefst een beetje sterk. 

Chris A.C. Wijs, november 2024