Aan de Lagedijk te Zaandijk bevindt zich aan de Zaanzijde een dichte bebouwing van lage huizen. Daaronder enkele zeer brede panden met aan de straatzijde een zorgvuldig gemetselde gevel van baksteen. De achtergevels van deze huizen en soms ook de zijgevels zijn van hout. In de sobere straatgevels vertonen alleen de ingangspartijen enige versiering in de vorm van houtsnijwerk.
Dit Koopmanshuis werd gebouwd in 1752 door oliefabrikant Cornelis Florisz De Lange. Een huis van buiten sober en ingetogen, bijna 16 meter breed en 10 meter diep. Sinds 1854 is het pand raadhuis.
Al die vanaf de straat zo eenvoudig ogende huizen werden eertijds gebouwd voor welvarende kooplieden, fabrikanten en walvisreders (vaak waren die verschillende functies in één persoon verenigd) uit de streek. Hun huidige verschijningsvorm stamt in belangrijke mate deels uit de 18de eeuw, deels uit de eerste helft van de 19de eeuw. Zo sober als de huizen aan de straatkant ogen, zo rijk waren zij van binnen aangekleed. Dit is overigens niet typisch Zaans.
Het exterieur van het Noordnederlandse woonhuis wordt in de 18de eeuwen in het begin van de 19de eeuw – vergeleken met dat in andere Europese landen – gekenmerkt door een grote mate van soberheid. Binnen kwam men in ons land bij de aankleding van de huizen tot een wat grotere uitbundigheid en rijkdom. Zo kon men zijn gangen laten versieren met lijsten en ornamenten van stucwerk of fraai houtsnijwerk laten aanbrengen op deuren en aan trappen.
In de meest representatieve vertrekken werden langs de wanden z.g. behangselschilderingen aangebracht: kamerhoge schilderingen op doek. Het bekendst zijn de grote landschapstaferelen, maar ook behangselschilderingen met bloem- en vogelmotieven kwamen voor. Wie er het geld voor had, kon bovendienéén of meer rijk gebeeldhouwde marmeren schoorsteenmantels plaatsen en inéén of meer vertrekken een stucplafond laten aanbrengen. Het grote voorbeeld waar de bewoners van de Zaanstreek bij de aankleding van hun huizen naar hebben gekeken, wordt gevormd door de rijke koopmanshuizen in het nabijgelegen Amsterdam.
Daarnaast vertonen de interieurs regionale kenmerken: zij hebben bij voorbeeld betegelde schoorsteenmantels en smuigers, die men in de 18de en 19de eeuw niet op dezelfde wijze aantreft in de grote steden, maar wel volop op het Noordhollandse platteland benoorden het IJ. Tot de meest gave voorbeelden van zo’n groot 18de-eeuws Zaans koopmanshuis, met eenvoudige voorgevel en zeer rijk aangekleed interieur, behoort het pand Lagedijk 104. Weliswaar is het sinds 1855 geen woonhuis meer, maar gemeentehuis, respectievelijk gemeentesecretarie en trouwzaal, doch het werd wel in 1752 als koopmanshuis gebouwd. Dat geschiedde in opdracht van de zeer rijke koopman en oliefabrikant Cornelis Florisz. de Lange. Van de luxueuze aankleding, die te oordelen aan de stijl deels nog uit de bouwtijd zal stammen en deels uit het begin van de 19de eeuw, is opmerkelijk veel bewaard, meer dan in soortgelijke woonhuizen in de Zaanstreek het geval is.
Alvorens nader wordt ingegaan op de aankleding van het interieur van Lagedijk 104, wordt eerst iets verteld over de bouwheer en de verdere bewoners tot 1854 en wordt een uitgebreide bouwhistorische beschrijving gegeven, daarna wordt de aandacht gevestigd op de rijk versierde ingangspartijen in de overigens zo sobere voorgevel. Beide ingangspartijen vertonen namelijk deuren en bovenlichten, gevat in een monumentale omlijsting van Ionische pilasters.
Eén en ander is uitgevoerd in de stijl van het neoclassicisme, zoals dat aan het eind van de 18de eeuw was ontstaan, maar ook nog in de eerste jaren van de 19de eeuw werd toegepast. Vermoedelijk dateren de deuren en de bovenlichten uit dat laatste tijdvak. Terwijl de meeste deuren in neoclassicistische stijl slechts versierde lijsten, slingers e.d. vertonen, zijn de deuren van Lagedijk 104 voorzien van medaillons met vrouwen in antieke kleding, die enkele attributen bij zich dragen.
De vrouw op de linkerdeur, met een olielampje en een boek bij zich, stelt de waakzaamheid voor, de vrouw op de andere deur waarschijnlijk de Romeinse godin Ceres. In de bovenlichten ziet men tussen de symbolen van Mercurius, de Romeinse god van de handel, en Neptunus, de Romeinse god van de zee en van het water in het algemeen, twee forse vogels. In de ene herkent men de haan, hier afgebeeld als symbool van de waakzaamheid; de andere is de kraanvogel, eveneens een eertijds bekend symbool van de waakzaamheid. Er zijn in de Zaanstreek nog enkele van die deuren en bovenlichten met fraai houtsnijwerk uit dezelfde tijd en in dezelfde stijl, gevat in een omlijsting van pilasters.
Maar alleen Lagedijk 104 heeft twee van die even rijk versierde deuren en bovenlichten, gezet in een even verzorgd afgewerkte pilasteromlijsting (waarvan helaas het snijwerk op sommige plaatsen iets te veel met verf is dichtgesmeerd). Merkwaardig is overigens dat de beide vogels in de bovenlichten niet van hout zijn, maar van ijzer. Binnen zijn de grote behangselschilderingen in de zaal, die thans tot trouwzaal dient, het meest spectaculair.
Zij stammen uit dezelfde jaren als de voordeuren en zijn alle voorzien van idyllische landschapstaferelen. Deze zijn deels gesitueerd in en nabij buitenplaatsen in neoclassicistische stijl, deels op het platteland. Het merendeel der plattelandsscenes draagt een Noordnederlands karakter, een enkel tafereel doet buitenlands aan. In de taferelen met een Noordnederlands karakter bemerkt men diverse motieven van Zaanse en Westfriese herkomst.
Uitzonderlijk is het grote aantal personages in modieuze empirekleding uit circa 1805-1806, waarmee diverse taferelen zijn gestoffeerd. Het is het meest rijk gestoffeerde behangselschilderingenensemble in de Zaanstreek dat bewaard is gebleven. Het is ook het ensemble dat de meeste verschillende landschapstaferelen (totaal dertien stuks) telt. Evenals elders gebruikelijk was, werden in de Zaanstreek in dergelijke van landschapstaferelen voorziene zalen bovendeurstukjes in een afwijkende schildertechniek aangebracht: de z.g. witjes of grauwtjes. Ook daarvan heeft Lagedijk 104 er meer dan alle andere Zaanse koopmanshuizen gekregen: totaal liefst zeven stuks, die als het ware in drie groepen te verdelen zijn.
Over het algemeen gaat het bij de witjes of grauwtjes om allegorische voorstellingen. In dit geval zijn op symbolische wijze boven de enkele deuren de vier elementen (hemel, aarde, water, vuur) verbeeld en boven de dubbele deuren verschillende deugden (o.a. geloof, hoop en liefde en trouw, kracht en voorzichtigheid). Het grauwtje boven de schoorsteenmanstel spiegel is een illustratie van psalm 150, vers 2. Deze spoort de mens aan om met muziek God te loven, maar bevatte tevens voor de toenmalige beschouwers een verwijzing naar de harmonie in het leven. Ook in de Amsterdamse koopmanshuizen komt een in symbolentaal verhulde verwijzing naar de harmonie in het leven meermalen voor.
In dezelfde beginjaren van de 19de eeuw, waarin de zojuist behandelde schilderingen in de zaal werden aangebracht, werd ook het houten plafond, voorzien van een vakkenbeschildering, vervaardigd. In de hoofdopzet van het plafond is een zekere verwantschap te bespeuren met die van de reeds behandelde bovenlichten boven de voordeuren. Beide vertonen de stijlkenmerken van het neoclassicisme, dat in ons land mede door de voorbeeldenboeken van de Luikse architect De Neufforge verbreid werd. Evenals in de bovenlichten zijn ook in het plafond symbolische voorstellingen aangebracht, en wel in de hoeken. Daar bevinden zich kleine tafereeltjes met voorwerpen, bloemen, groente en vruchten.
Elk tafereeltje verbeeldtéén van de seizoenen. Behalve de genoemde decoraties uit de eerste jaren van de 19de eeuw, die uitgevoerd zijn in neoclassicistische stijl, heeft het huis ook veel te bieden uit de bouwtijd in het midden van de 18de eeuw. Op dat moment was de Lodewijk XV-stijl of rococo stijl in zwang. In dit verband moet het fraaie rococo stucwerk in de zuidergang en in het bijbehorende trappehuis genoemd worden.
Ook in het kleine zuidergangetje op de verdieping en in de lichtkoepel, die het trappehuis bekroont, treft men dat mooie, fijn uitgevoerde stucwerk aan. Nog meer rococo stucwerk kan men zien in de rechtervoorkamer: daar bevindt zich een plafond, dat met wolken, zonnestralen en veel kleine vogeltjes is versierd. Voorts is er nog iets aan stucwerk in de noordergang. Er zijn geen andere voorbeelden van Zaanse huizen aan te wijzen, waar zoveel stucwerk uit de rococo periode aanwezig is. Wel heeft het allang afgebroken huis van PieterGerritsz. Vis in Zaandijk, waarmede twee jaar na de bouw van het huis van Comelis de Lange werd begonnen, over allerlei stucwerkversieringen beschikt waarvan tekeningen over zijn.
Te oordelen aan de stijl zal voor beide huizen een Amsterdamse ontwerper de stuc-decoraties hebben getekend. Wie is niet met zekerheid te zeggen, maar er moet zeker worden gedacht aan de gebroeders Huslij die in deze jaren in Amsterdam tal van stucwerkdecoraties in een verwante stijl hebben ontworpen. Niet alleen het stucwerk vertoont de zwierige rococo stijl der Huslijs, maar ook de marmeren schoorsteenmantel. Marmeren schoorsteenmantels met zijstukken die de vorm van een langgerekte S kregen, zijn in Amsterdam in diverse grachtenhuizen bewaard. Maar niet in de Zaanstreek.
Daar is de marmeren schoorsteenmantel in Lagedijk 104 het enige voorbeeld. Opmerkelijk is de grote rijkdom aan houtsnijwerk in rococo stijl. Men treft het aan op diverse deuren op de begane grond en langs de trap; voorts aan de schoorsteenboezem van de zaal. Deze laatste is niet alleen zowel aan de bovenzijde als aan de onderzijde versierd, maar vertoont bovendien schitterend snijwerk rond de spiegel en rond het schoorsteenstuk daarboven. Wat betreft de spiegel: deze heeft een geslepen rand, die de contour van het houtsnijwerk volgt. Zeer bijzonder zijn de bij het huis horende horren, eveneens van fraai rococo houtsnijwerk voorzien.
Karakteristiek voor het snijwerk van de horren, maar ook van de deuren van Lagedijk 104, zijn de kleine bloemslingertjes. Tot de bijzonderheden die men elders in de Zaanstreek tevergeefs zal zoeken, behoort een illusionistisch geschilderd plafondstuk, omgeven door een rococo omranding, in de noordergang, nabij de voordeur. Hier is op symbolische wijze het element “lucht “verbeeld, en wel door de Romeinse godin Juno. Men ziet haar hier, gezeten op haar door pauwen voortgetrokken zegekar naar Romeins model. Rondom haar enorme wolken en boven haar een regenboog.
Zij wordt omgeven door diverse vrouwen en gevleugelde kinderen, die allen een attribuut van de lucht bij zich hebben: bliksem, donder (in de vorm van kleine trommeltjes), een kruik water (symbool van de regen), een ster, een komeet. Er is nog meer, dat te oordelen aan de stijl uit het midden van de 18de eeuw zal stammen. Daaronder twee soorten rococo behangsel in de zuidervoorkamer (thans secretarie. Het ene treft men aan tussen de ramen. Het is een behangsel dat bestaat uit een jute-achtige ondergrond, waarop eerst een grondering is aangebracht, vervolgens een blauwgroenige verflaag. Daaroverheen is een zeer vrije imitatie van een goudleer patroon geschilderd.
Over het imitatie goudleer patroon zijn ten slotte in afstekende kleuren planten met rode bloemen, vogels en rotspatronen aangebracht. Elders in de kamer treft men een ander geschilderd behang aan. Ook hier ziet men een jute-achtige onderlaag, waarop een grondering is aangebracht en vervolgens een blauwgroenige verflaag. Er is hier echter geen sprake van een geschilderde, zeer vrije imitatie van kostbaar goudleer, maar van een zeer vrije imitatie van kostbaar Chinees behangsel. Op de blauwgroenige verflaag zijn allerlei Chinese en andere Oosters aandoende motieven geschilderd: vogels, bloemen, klauwmotieven. Voorts grote schelpmotieven, hekwerkjes en ranken, zoals men veel in de periode van de rococo stijl heeft toegepast. In 1916/1917 werd het vertrek naar achteren uitgebreid.
Bij die gelegenheid vervaardigde de Zaankanter Lucas van der Meer een knappe aanvulling bij het bestaande 18de-eeuwse behang, waarbij niet rechtstreeks op een jute-achtige ondergrond werd gewerkt, maar op papier. Even uniek als de twee geschilderde rococo behangsels in de zuidervoorkamer, zijn de drie bedrukte linnen behangsels in de drie kamers (waarschijnlijk eertijds slaapkamers) op de verdieping. Alle drie zijn voorzien van 18de-eeuwse patronen.
In de grootste kamer treft men een fijn linnen behangsel aan, waarin in blauw grote bloemmotieven zijn uitgespaard, terwijl over het blauw vervolgens nog patronen in heel donkerblauw zijn aangebracht. Zowel de vorm van de siermotieven als de gehele compositie met haar zware symmetrische opzet is nog geheel die van Lodewijk XIV stijl, die al ten tijde van de bouw van Lagedijk 104 wat ouderwets geworden was.
Maar kennelijk was dat voor een slaapvertrek geen bezwaar. In de twee kleinere kamers ziet men een jonger type behang. Hier zijn op een effen geschilderde ondergrond siermotieven gedrukt, die ten tijde van de rococo stijl gangbaar waren: diverse soorten bloemen en bladeren. Ook de wijze waarop de motieven losjes en op ruime afstand van elkaar werden geplaatst, is die van de rococo stijl.
Verwante motieven komt men tegen op stoffen uit dezelfde periode, o.a. bij de in die tijd geliefde sitsen. Overigens zijn niet alleen de siermotieven anders dan in de grote slaapkamer. Ook de gebruikte stof is anders, nl. zwaarder. Bij de ene kleine slaapkamer is sprake van een lichtgele ondergrond met kobaltblauwe motieven, waarover vleksgewijze nog twee tinten bruin zijn aangebracht, bij de andere slaapkamer is sprake van een lila ondergrond, waarop groene motieven zijn aangebracht. Ook hier is over het groen nog een andere kleur gezet: hier en daar zijn contouren geaccentueerd met blauw.
Al even bijzonder is dat in de slaapkamers nog veel van het oorspronkelijke verfwerk overbleef, waarin de in de 18de eeuw geliefde kleur blauw overheerst. Voorts was nog in 1979 veel van de gemarmerde houten vloeren te zien, die thans echter grotendeels onder vast tapijt zijn verdwenen. Wel is de marmerschildering in de kasten nog waar te nemen. Gemarmerd is ook de houten schoorsteenmantel in de grote slaapkamer. Tot de belangrijke interieuronderdelen van het huis behoren ten slotte de vele tegels. Zij zijn te vinden in de schouw boven (witte tegels met blauwe landschapjes, waaronder nogal wat met molentjes en bruggetjes, omgeven door een rand van mangaankleurig beschilderde tegels met Bijbelse taferelen in dubbele cirkel) en in de geheel betegelde smuiger beneden.
Ook hier weer Bijbelscenes (hier echter in blauw geschilderd). Voorts een omranding van witte tegels met blauw siermotief. In de vuurnis tegels met z.g. Alkmaarder sitspatroon. Het pand Lagedijk 104 is één van de drie panden in de Zaanstreek met een tegeltableau met een voorstelling van de walvisvaart. Het heeft eertijds in een schouw in het naastgelegen pand Lagedijk 106 gezeten, dat bij Lagedijk 104 behoorde.
Bij de grote wijzigingen die in 1917 in dat pand werden uitgevoerd, verdween de schouw geheel, maar werd het tegeltableau behouden en overgebracht naar Lagedijk 104, waar het nu in de linkergang hangt. Het tafereel, met zijn grote zeilschepen die de jaartallen 1754 en 1770 dragen, is verwant aan soortgelijke walvisvaartvoorstellingen op tegeltableaus uit de 18de eeuw. Een pand als Lagedijk 104, waarin zoveel bijzondere interieuronderdelen zitten, die elders allang verdwenen zijn, verdient bijzondere zorg en aandacht. Het mooiste zou zijn, als alles wat er nu nog in zit, ook daadwerkelijk ter plekke behouden kan blijven, zodat ook zij die na ons komen een indruk kunnen krijgen van hoe onze voorouders hun huizen van binnen hebben aangekleed.
Daarbij dient speciaal gewezen te worden op de kwetsbare behangsels die nog in diverse vertrekken aanwezig zijn. Mogen de makers van de plannen, die voorzien in een restauratie van het pand maar ook in nieuw gebruik van de verschillende ruimtes, de mogelijkheid vinden die behangsels in alle vertrekken te behouden (ook in de twee ruimtes, waarin thans behoud onzeker is, te weten de zuidervoorkamer (secretarie) en de noordervoorslaapkamer op de verdieping.