Vandaag ben ik op bezoek bij mevrouw Mooij-de Vries, aan de Koger Anjelierstraat.
Mevrouw Mooij-de Vries woont al vanaf haar kindertijd in de Bloemenbuurt. Door een merkwaardige speling van het lot ging haar broer naar School A en zijzelf naar School B. Ze heeft twee zoons, één in Delft en één in Zeeuws Vlaanderen.
Goedenavond mevrouw Mooij, bent u vernoemd?
Zeker. Dat was in der tijd gebruikelijk. Mijn kleinkinderen zijn ook vernoemd, maar wel als hun tweede naam. Mijn zoons Ronald en Erwin wonen een beetje uit de buurt. Dus dat was altijd een hele reis om bijvoorbeeld in Zeeuws Vlaanderen bij mijn oudste, Ronald, te komen. Voorheen ging ik er altijd heen met de trein, maar dat gaat helaas niet meer. Je snapt, ik houd wel van reizen. Ook van fietstochten, kunst en geschiedenis. Door de jaren heen ben ik veel naar exposities geweest van onder meer Zaanse schilders. Vooral landschappen hebben mijn interesse. Vroeger had je op de Breestraat heel veel winkels. Die zijn nu allemaal weg. Op de hoek Breestraat / Krokusstraat was een drogisterij. De eigenaar van de drogisterij was Barend Sibie en hij was ook kunstschilder. Hij schilderde veel op de Zaanse Schans. Ik ben erg van de molens en die staan natuurlijk veelvuldig op zijn schilderijen.
Verder heb ik heb heel veel gereisd. Eerst met mijn man, later met mijn vriendin. Ben in alle landen van Europa geweest, ook naar Noord-Europa: Noorwegen, Zweden, Finland en naar Rusland. Zo’n 20 jaar geleden kon dat nog. Sint Petersburg is helemaal geweldig.
Veel ook naar Thailand geweest. (Eerst met mijn man, later met m’n zoon en zijn gezin.)
Wat is uw topper?
Waar we heel graag kwamen is Engeland. Een eilandje onder Engeland genaamd Wight. Daar zijn we wel 5 of 6 keer geweest. Tochten maken naar Wales en ook Cornwall. Later ook naar Schotland and Ierland geweest. Ierland is heel groen, ook vanwege de regen. Maar wat denk je: wij hadden het mooiste weer van de wereld. Schotland is wat ruiger en wat leger.
Het platteland is zo lief en leuk en prachtige dingen zijn er. Het is wel wennen met links rijden. Allemaal kronkelweggetjes. Je denkt soms ze komen zo bij je binnen rijden. Maar de Engelsen zijn zo vriendelijk en alert. Ze geven je de tijd om in te voegen.
Op het eiland Wight staat het Osborne House, de zomerresidentie van voormalig Koningin Victoria en daarbij een huis in de vorm van een Zwitsers chalet. Dat laatste was voor haar kinderen om in te spelen. Je weet niet wat je ziet in het Osborne House. Wij huurden een huisje op een landgoed vlakbij. Mijn kinderen hebben ook heel veel gereisd.
Komen ze nog regelmatig langs?
Ja, regelmatig met vakanties. Ronald heeft 3 kinderen. Die logeren hier dan. Ik heb 3 kamers boven.
Wat was uw man eigenlijk van beroep?
Toen ik hem leerde kennen was Jan taxi-chauffeur in Amsterdam. Dat heeft hij jaren gedaan. Hij heeft ook bij Honig nog gewerkt. En de laatste jaren voor zijn pensioen heeft hij hier bij Scado gewerkt. Over de Mallegatsluisbrug heb je de Deka-markt en aan de Westzijde-kant heb je dat creme-kleurige gebouw. Het was een polyesther-fabriek. Hij zat op kantoor.
Net als u, u zat ook op kantoor toch?
Ik heb altijd kantoorwerk gedaan.
Bij een ander bedrijf, of…?
Nou, toen ik van school af kwam als 17-jarige, ben ik begonnen bij Verkade. Dat was in de begin jaren 50. Er was werk zat natuurlijk na de oorlog. Daarna dacht ik: nou ik wil wel in Amsterdam aan de slag. Zo gezegd zo gedaan. Toen kwam ik bij een bekende uitgeverij, Meulenhoff, die geeft Nederlandse boeken uit. Maar ze hebben ook een importbedrijf van buitenlandse boeken en tijdschriften. Dat is gevestigd op de Beulingstraat vlakbij het Spui en het Koningsplein. Daar heb ik ook heel wat jaren gewerkt. Daarna dacht ik: nou, ik wil wel weer terug naar de Zaanstreek. En toen kwam ik op het gemeentehuis hier in Zaandam terecht (op de Burcht). Daar heb ik tot mijn trouwen gewerkt op de afdeling Algemene Zaken. (gedurende 1958, 59, 60). Want in 1960 zijn we getrouwd. Ja en toen bleef je niet werken eigenlijk in die tijd als vrouw. Later toen de kinderen wat ouder waren ben ik wel weer gaan werken (vanaf 1968) en ben ik bij Cacao De Zaan gekomen en heb daar 27 jaar gewerkt.
Toen bestond de VUT nog en kon je met vervroegd pensioen. Dat heb ik gedaan, want toen was ik 58 en had 40 jaar gewerkt. Wel altijd halve dagen, hoor… (na mijn trouwen). Voor het trouwen natuurlijk niet, want toen woonde ik nog bij mijn ouders thuis.
Wat deed u dan op kantoor?
Bij Cacao De Zaan heb ik zo’n beetje alle afdelingen doorlopen. Ik ben begonnen op de Correspondentieafdeling. Daar heb ik heel wat jaartjes gewerkt. Vervolgens op de Telex-kamer gewerkt.
Toen kwam het computertijdperk en werd die afdeling opgeheven, want de mensen konden bepaalde dingen zelf allemaal doen. Daarna ben ik op het Directie-secretariaat gekomen. Dat heb ik zo’n 10 jaar gedaan. Toen gingen de 2 directeuren waar ik voor werkte, met pensioen. De laatste 10 jaar heb ik aan de telefooncentrale gezeten. Dat was me op het lijf geschreven. Dat vond ik zo geweldig. Al die contacten met die buitenlandse mensen, geweldig! Soms kwamen die mensen op bezoek en dan kon je daar een gezicht bij halen. Het was ook zo’n geweldig bedrijf toen, zo sociaal. Je kreeg van alles daar, met Sinterklaas en Kerst, bonussen. Later werd dat minder natuurlijk. Qua salaris stonden ze ook aan de top. Daarom bleven de mensen er ook zo lang werken, he. Je kijkt wel eens rond (niet omdat het me niet beviel bij Cacao De Zaan) bij andere bedrijven, maar de lonen daar waren beduidend lager.
Dat klinkt allemaal nogal divers qua afdelingen waar u gewerkt hebt. Zoals zo’n Correspondentieafdeling, dat is waarschijnlijk brieven ontvangen en brieven schrijven?
Ja, en we moesten daar natuurlijk veel brieven typen. We hadden op een gegeven moment een electrische typemachine. Nou, dat was een wereldwonder! Dat tikte lekker vlug. We hadden vertalers daar voor Engelse en Duitse brieven. Die werden door ons dan uitgetypt.
U hebt dan ook nog blind leren typen?
Nou, daarvoor had ik mijn diploma gehaald. Aan de Wandelweg in Wormerveer zat een type-instituut en dat heette Boot. Dat was nog met die ouderwetse type-machines, die je zo goed moest aan klikken. Dat had ik dus al voordat ik ging werken. Dus dat was heel handig.
Wat ik ook heel veel gedaan heb was gymnastieken. Ik heb heel veel diploma’s gekregen. Altijd op Simson. Dat bestaat helaas ook niet meer. Half Koog en Zaandijk zat bij Simson op gymnastiek natuurlijk.
Gymen deed ik vanaf heel vroeg, een jaar of 8 al. Ik heb ook altijd aan wedstrijden meegedaan, vandaar al die diploma’s. Ook wedstrijden tussen clubs en van de Zaanse Turnkring. Wel kreeg je altijd een diploma: ik heb verschillende diploma’s van de eerste prijs en een paar van de tweede prijs. Het eerste diploma heeft mijn vader nog helemaal ingelijst. Dat hing nog boven mijn bed vroeger. De weekenden zat ik ook altijd in het gymlokaal. Toen bestond de Lindenboomschool nog niet, maar had je dus School B. En daarachter was het gymlokaal met gewone houten vloeren nog. Niet zoals tegenwoordig met zo’n kunststofvloer. Daarachter, wat nu de Pinkschool is, daar stond School A. Daar zat mijn enige broer, die een poosje geleden is overleden, op. Het waren wel twee openbare scholen. Ze waren door een gang met elkaar verbonden.
U had het over School B en School A. Was daar nog verschil tussen?
Nee, er helemaal geen verschil. Het kwam alleen maar door het grote aantal leerlingen dat er twee scholen waren. Mijn broer zat in eerste instantie ook op School B, maar op School A kwamen ze nog wat leerlingen te kort en daarom is hij toen naar School A gegaan. We liepen wel samen naar huis natuurlijk, net als alle kinderen van de Breestraat eigenlijk. We zaten allemaal bij elkaar in de klas.
Toen woonde ik nog in de Hyacinthstraat.
Hoe heet u van uw eigen naam dan?
De Vries. Dat is natuurlijk een veel voorkomende naam, maar oorspronkelijk kwam de familie van mijn vader in de jaren ’20 hierheen vanuit Drente vandaan. Mijn vader sprak nog een vloeiend Drents dialect als hij bij zijn moeder op visite was.
Niet thuis, want hij sprak gewoon Nederlands thuis. Maar we hadden een paar woorden waar we gebruik van maakten thuis, waarvan ik dacht dat zijn gewone Nederlandse woorden. Dat waren Drentse woorden. Bijvoorbeeld een soeplepel noemden wij een sleif. En nog een paar van dat soort woorden waarvan wij dachten dat is gewoon Nederlands. Mijn vader z’n moeder woonde aan de Jan de Wittestraat, ook op de Koog. Ze was een pittig tanig oud vrouwtje, die nog op de velden van de hereboeren had gewerkt in Drente. Dan moesten ze met de hand de aardappels rooien. Daardoor kwamen die handen helemaal onder de exceem te zitten. Op een dag moest de jongste broer van mijn vader toch ook mee naar die velden. Dan werd er hooi of stro in een kruiwagen gelegd en daar werd dat babytje dan ingelegd en die ging dan zo mee naar het veld. Dat soort dingen allemaal. En ik kwam dus heel graag bij haar, want ze kon toch vertellen over Drente. Ik hing aan haar lippen.
Dat is uw oma?
Ja. Ik had een opoe en een oma. Dat had je toen nog. Dit was mijn opoe, de moeder van mijn vader. Ondanks dat keiharde werken op die landerijen daar bij die boeren, is ze toch nog 93 geworden. Ze waren allemaal christelijk uit die contreien daar. Maar dat was wat: mijn broer en ik gingen naar een openbare school. Mijn vader was wat dat betreft toch een beetje het zwarte schaap van de familie.
Dus u heeft dat niet meegekregen? Dat van de kerk enzo? Nou nee, niet echt. Op latere leeftijd, mijn vader was toen al in de 60 ofzo, maar woonde nog steeds in de Hyacinthstraat, toen is hij toch naar de kerk weer terug gegaan. Wij vonden dat heel gewoon, he. Toen had je nog een Protestantse kerk hier op de Wilhelminastraat, Pro Rege heette die. Het is nu een woonhuis geworden. Dan ging hij daar naar de kerk op zondagochtend. Dat vonden wij thuis heel gewoon. En als hij terug kwam, dan had mijn moeder de koffie klaar. Dan zie je maar hè, waar je mee opgevoed bent als kind of jongeman, jaren later daar weer naar terug gegaan. Toch een stukje dat in je blijft zitten.
U was natuurlijk ook bij de gymnastiek. Bent u daar heel lang mee doorgegaan?
Jazeker. Wel later afgebouwd natuurlijk. Ik was vrij goed in toestelturnen: brug en ringen in mijn tienerjaren. Op een geven moment, we waren in de dertig, gingen mijn vriendin en ik bij de huisvrouwengymnastiek en daarna naar de ritmische afdeling. Dat was echt wel een beetje afbouwen, maar toen was ik al in de veertig. Toch ik ben altijd wel sportief bezig geweest.
Toen u van School B afkwam, wat ging u toen doen?
Toen ging ik naar de MULO in Zaandijk. Dat was op de hoek waar nu die supermarkt staat, de Spar. Ik zat daar een beetje vooraan op de eerste verdieping. Dan kon ik zo op de Julianabrug kijken. Toen viel me al op hoe vaak die brug open ging.
In 1949 ging ik er voor het eerst heen en in 1953 ben ik geslaagd.
Wat was je dan als je geslaagd was op de MULO?
Je kon A of B doen. En ik heb A gedaan, de talenkant. Daar was ik wel vrij goed in. Toen kon je een vak laten vallen met het examen en dat werd natuurlijk wiskunde.
U heeft dus altijd in deze buurt zo’n beetje gewoond?
Ook daar verderop in de Irisstraat aan het begin. Altijd in de Bloemenbuurt. Het bijbehorende treinstation heet sinds een paar jaar voluit Koog aan de Zaan, maar heette daarvoor altijd Koog – Bloemwijk, naar deze wijk. Vroeger was alles over het spoor weiland. Iedereen schaatste daar ’s winters (toen hadden we nog winters). Nu ligt daar de ‘nieuwe’ wijk Havenzathe.
Ging u in het verleden gewoon hier in de wijk boodschappen doen?
Ja. Waar nu drukkerij De Top is, zat vroeger een Vivo-winkel. Schuin daar tegenover was de Cooperatie-winkel. En daar ging ik wel eens heen voor boodschappen voor mijn moeder. Want als je bij de één kwam dan kwam je niet bij de ander. Mijn moeder was ook lid van de cooperatie. En er was een melkwinkel van Manneveld. Dat kun je nog zien (nu woning Piet Glas). Je had een melkwinkel van De Jong. Je had een chocolaterie van De Waard en dat was ook een bakker. En aan de Leliestraat kun je nog aan de ramen zien dat daar ook allemaal winkels waren vroeger.
En later dat u zelf boodschappen ging doen, waar ging u toen naar toe?
Je had ook nog een Albert Heijn hier op de hoek van de Julianastraat/Raadhuisstraat. Een kleinere winkel als de huidige winkel natuurlijk. Waar nu de ijzerhandel van Veenstra zit, had je nog een winkel van Simon de Wit. Bij beide kwam ik wel.
Waar bent u uw man eigenlijk tegen gekomen, in Amsterdam ofzo?
Nee, nee. Jan was een Zaandammer. Hij werkte in Amsterdam als taxi-chauffeur. Ik had een tante (tante Trien) op de Czaar Peterstraat. Ik was een jaar of 20, denk ik. Daar ging ik een keer met mijn moeder mee naar toe, gewoon op visite. Maar achter haar huis stonden ook nog twee huizen. En daar woonde een echtpaar met een inwonende zoon en daar raakte ik zo eens mee aan de praat. En zo is het eigenlijk gekomen. Hij was wel een paar jaar ouder dan ik. Maar het is wel altijd heel goed gegaan.
Er was ooit een verfwinkel van Mooij. Is dat familie?
De verffabriek in de Oostzijde, bedoel je! Nee, dat is geen familie. We hadden zelf ook een telefoon boven, want dan hoefden we ’s avonds niet helemaal meer naar beneden. Dan ging ’s avonds te telefoon: “Met mevrouw Mooij”. En voor ik verder nog iets kon zeggen begonnen mensen dan al van “Kunt u opschrijven: 6 blikken van dit en 10 blikken van dat…”. Uiteindelijk kon ik dan zeggen: “Meneer, u bent verkeerd verbonden. Ik ben niet van de verffabriek”. Je schreef de naam natuurlijk ook hetzelfde èn er zat maar één cijfer verschil in het telefoonnummer. Daardoor werden we regelmatig voor bestellingen gebeld. Nu staan er allemaal appartementen waar die fabriek stond.
Ze gaan dus hier in de buurt wat met de huizen doen. Geven ze u dan vervangende woonruimte?
In eerste instantie kun je naar een wisselwoning voor driekwart jaar. Daar zit alleen gordijnen, lampen en vloerbedekking in. Je moet zelf al je spullen meenemen. Ik wil niet terug, maar wel graag iets gelijkvloers. Meteen naar een gelijkvloerse woning lijkt me perfect, niet eerst naar een wisselwoning. Dan moet je twee keer verhuizen. Het liefst wil ik naar de overkant, want daar is ook dat winkelcentrum Westerkoog vlakbij. Ik kom daar ook wel eens. De renovatie hier gaat vooral om de fundering. De huizen blijven staan. Je kon aangeven nieuwbouw, herbouw of renoveren. De meeste mensen kozen renoveren. We kijken wel hoe het loopt.
Weet je, ik woon hier al zo lang en zeker in de eerste jaren woonden hier allemaal oud-kogers. We kenden elkaar allemaal van vroeger. In het verleden ging ik vaak koffie drinken bij Barend en Map van Vliet. Van al die mensen woont er nog één echtpaar: Muusse, die zijn ook al dik in de 80. Ik kan altijd een beroep doen op de buurtjes. Maar ik wil zo lang mogelijk dingen zelf blijven doen. Dat houd me scherp en in beweging. Dat is belangrijk.
We zijn door de tijd heen geschoten, zie ik. Ik wil u heel hartelijk bedanken voor dit gesprek, Mevrouw Mooij.
Frank Engel, november 2023