Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Houtsprokkel

Kolentoevoer naar het Westen was door de oorlogsomstandigheden helemaal niet meer aan de orde en al heel snel veranderde het straatbeeld: binnen de kortste tijd waren alle bomen in de straten omgezaagd, ook de hoge populieren, die langs de Provincialeweg stonden. Het was wel oppassen geblazen, want er was veel militair verkeer.

Het was een kaalslag van jewelste; òòk het stationsgebouwtje van de NS, waar de heer Dressel als stationschef resideerde, moest er aan geloven. Er werd een stevig touw rond de schoorsteen gebonden en met alle kracht werd het houten gebouwtje omver getrokken. Zelfs waren er mensen, die bielzen onder de rails vandaan haalden, de berm af lieten glijden, om daarna, over het ijs in de spoorvaart, naar huis te slepen! Met een slede heb ook ik heel wat hout naar huis gesmokkeld. Op de schaats gingen wij het Westzijderveld in, met achter ons aan, een slee. Er waren veel meer mensen die dat deden. Alle houten hekken tussen de weilanden, werden weggezaagd en het hout op de slee gebonden.

De buren hadden ontdekt, dat men door de kruipruimte in de keukenvloer, onder het huis kon komen; over de gehele oppervlakte lag niet alleen een dikke laag sintels, maar ook stukjes antraciet. Mijn vader had nog een oude looplamp in de schuur liggen en op de momenten dat er stroomtoevoer was, liet ik mij door het luik zakken om met behulp van een zeef, het anthraciet er tussen uit te halen. Een benauwd werkje, want ik kon me alleen maar op mijn knieën voortbewegen! Bovendien, de oogst was altijd zeer karig.

Daarom hadden mijn ouders een “blikfabriekkacheltje” gekocht, waarin hout kon worden gestookt en gebruikt kon worden voor zowel warmteafgifte als voor kookdoeleinden. Zij gingen als warme broodjes over de toonbank!

Onze overbuurvrouw, mevrouw Van Rijn, had een plan. Zij stelde voor het hekwerk van de NS, ter hoogte van de kanovereniging Quo Vadis te slopen. Het was prachtig geteerd hout en het hek was een honderd meter lang, richting Frans Halsstraat Wij gingen op een ochtend, heel vroeg, het was nog spertijd, op weg. Mevrouw Van Rijn had een oude kinderwagen, haar zoon Rob zou meehelpen en ik zorgde voor de nijptangen, hamers en meer van dat spul.

In het pikkedonker gingen wij de berm af in de buurt van het Breedweer en begonnen te slopen. Wij hadden niet in de gaten dat wij flink wat lawaai maakten en even later hoorden wij “halt, politie”. Twee agenten waren op de fiets [gedoofd licht] genaderd en kwamen naar ons toe. We moesten onmiddellijk stoppen, al het hout in de kinderwagen doen en in optocht vertrokken wij naar het politiebureau in de Breestraat. Onderweg, vlakbij de Leliestraat, gooide ik het gereedschap in een tuin, zodat ik het later weer kon ophalen.

Wij kregen op het bureau een flinke uitbrander en mochten daarna weer naar huis. Wij hoorden later, dat de politieagenten op de fiets naar huis gingen met beiden, U raadt het al, een bos hout achterop!