Ik denk dat het omstreeks 1936/1937 plaats vond. We waren in de Leliestraat aan het spelen, toen vanuit de Tulpstraat ineens een groep kinderen kwam aanlopen met voorop een schamel geklede man, zware baard en als ik me niet vergis, een oude hoed op zijn hoofd. Op één van zijn schouders zat een aap, om zijn nek zat een soort halsband, waaraan een lang touw was gebonden. De man belde bij de mensen aan en als die opendeden, liet hij de aap allerlei kunstjes vertonen. Natuurlijk hield de man, aan het einde van de act, zijn hand op. Zo ging het van straat tot straat en wij er achteraan.
Zo kwamen wij in de Anemoonstraat terecht, bij de familie Van Overbeek, schuin tegenover de Machinistenstraat. Hij belde aan, mevrouw Van Overbeek deed open, en plotseling begon de aap aan zijn halsband te rukken en kwam los. Via de regenpijp klom hij naar boven en ging, kijkend naar de mensen beneden, in de dakgoot zitten. Wat de man ook deed, de aap kwam niet naar beneden. Het was winterdag en het begon al donker te worden.
Inmiddels waren er ook ouderen bij komen staan en één van hen ging naar de telefooncel, op de hoek van de Leliestraat. Hij belde naar een dierenarts, ik dacht met Kruijswijk uit Zaandam, die na een kwartiertje kwam aanrijden. Inmiddels was het een hele oploop geworden. Iedereen wilde dat wel zien: een aap in de dakgoot! De dierenarts vroeg naar een ladder, want het was zijn bedoeling de aap op één of andere manier te verdoven. De aap had dat kennlijk in de gaten en klom over de dakpannen naar de achterzijde van de huizen. We zagen hem niet meer en ik denk dat hij zich ergens schuilhield. De mensen in de omgeving werd aangeraden, de ramen te sluiten, vooral als men naar bed ging!
De volgende ochtend ging het toneelstuk verder. De dierenarts kwam weer, ging op de ladder staan en verdoofde de aap op afstand, waarna hij door de eigenaar naar beneden werd gehaald.