In mijn jeugdjaren, in ieder geval omstreeks 1937/1938, was er in de Koog een actieve Floralia-vereniging. Op school A werden in het voorjaar plantjes uitgedeeld, die wij mee naar huis mochten meenemen, maar wèl met de opdracht, goed voor de plantjes te zorgen, want in het najaar moest je de plant weer meenemen naar de expositie in de Koger speeltuin.
De speeltuin lag aan het einde van het Loodwitmolenpad. Dit pad was gelegen tussen de Ruijterstraat en Julianastraat en begon aan de kant van de Raadhuisstraat. Het was een smal pad en er zetelden wat kleine ambachtslui, zoals een klompenmaker. Geheel aan het einde was de speeltuin en ik heb met vriendjes daar op de woensdagmiddagen vele uren doorgebracht. Ik weet trouwens niet of het pad nu nog bestaat.
Terug naar Floralia. De dag kwam dat wij de plantjes, inmiddels uitgegroeid tot planten, moesten inleveren. De plant, die ik zou inleveren, was echter een plantje gebleven. Ik vroeg aan mijn moeder, wat ik moest doen. “Kom maar mee”, zei ze, “we gaan even naar de bloemist (ik geloof De Kloe) en daar kopen wij een zelfde plant en die ga jij inleveren”.
Toen ik in de speeltuin kwam met mijn plant, zag ik meteen dat het blad afweek van de andere planten en er zaten ook bloemen met een andere kleur in; ik heb hem stiekem geheel achteraan neergezet; niemand had het gelukkig in de gaten. Ik heb de prijsuitreiking niet afgewacht!