We woonden al op de Kreeftstraat. Toch haalde mijn moeder iedere week nog weer 2 kilogram paardenlappen bij slager Govers op de Lagedijk, op dezelfde manier als zij had gedaan toen we nog op de Arie de Bruinstraat woonden.Ze bestelde meestal “2 kilo hortsik”, weet ik nog. Op zaterdag, in de vroege middag, kwam ik terug van school. De lappen waren dan al aangebraden en moesten de rest van de middag sudderen op laag vuur om gaar te worden. Het rook dan naar “zaterdag “in de keuken door het sudderende vlees. Als het vlees tegen het einde van de week op raakte, werd het spinazie met een ei, een enkele keer een bal gehakt, soms ook lever met een uitje. Van de laatste optie was ik niet erg gecharmeerd, nog steeds niet.
Het was op een van die zaterdagen dat mijn moeder jarig was. Uit Barneveld waren een oom en tante op bezoek samen met mijn oma. Die oom van de treinbaan, jawel. De hortsik van Govers stond op het fornuis te sudderen. Ze waren al geruime tijd aanwezig toen ik thuis kwam. Het rook weer naar “zaterdag “in de keuken. Gezellig, bezoek! Er werd een broodmaaltijd gegeten met de familie.
Na de maaltijd zei mijn oom opeens tegen mijn moeder: “Oh ja, voor ik het vergeet, moeder (mijn oma dus) heeft ook nog een cadeautje voor je”. Hij liep naar buiten naar de auto, deed de kofferbak open en haalde er een jute-zak uit. Ja en wat zal daar dan wel inzitten? Het touwtje, waarmee de zak was dichtgebonden, werd eraf gehaald. Uit de zak kwam een kat tevoorschijn. Helemaal gestressed van de reis en het lange verblijf in het donker in de jute-zak. Mijn ouders wisten niet helemaal hoe ze het hadden, maar een gegeven kat kun je niet weer in de zak stoppen. Er werd een bakje melk in het inpandige fietsenschuurtje geplaatst. Allebei de deuren naar keuken en hal werden gesloten. De kat moest maar eens aan zijn of haar nieuwe omgeving wennen.
We hadden al enige ervaring met de katten van meester van der Meij van de Libetaire school, die op het eind van het rijtje, nr 2, woonde. Dat waren van die lieve binnenhuiskatten, aaibaar, kwamen niet buiten. De kat die mijn oma meebracht kwam rechtstreeks van een boerderij. toch effe een ander slag. Weerbaar, muizenjager, geen binnenhuiskat. Het mormel liet zich niet graag aaien, verstopte zich als het even kon in een hoek achter de fietsen. Het beest werd in de watten gelegd, maar bleef een boerderijkat. Zodra de achterdeur open ging vloog het beest naar buiten, werd gevangen en weer veilig opgeborgen en vertroeteld. Het heeft maar enkele weken geduurd of de kat ontsnapte weer eens uit het inpandige schuurtje. Zoeken hielp niet veel. We hebben het dier nooit meer terug gezien. Misschien heeft de kat onderdak gevonden bij een boerderij, misschien is het een snelwegkat geworden, we zullen het nooit weten.
Als ik zelf op zaterdag een stukje draadjesvlees aanbraad en ga sudderen, schiet me slager Govers weer in het geheugen. “Twee kilo hortsik”, zei mijn moeder. Ik doe het metéén kilogram runderlappen, maar wel de hele middag sudderen. Ruikt weer even nostalgisch.