Als kind verveelde ik me vaak en ging dan in de buurt wat rondfietsen. Op zondag wilde ik nogal eens richting Amsterdam rijden, naar de Hempont en Hembrug. Het laatste stukkie van het fietspad bestond uit beroerd gelegde stoeptegels. Er stond vlak voor de pont een wit, houten stalletje waar je allerlei versnaperingen kon krijgen. De eigenaar heette Boorsma of Boersma. Ik kocht er wel eens een doosje “Radiator pastilles”, een vreemd gevormd doosje met onder het dekseltje een deksel met een gat erin, rood en zwarte opdruk weet ik nog. Kostte toen 30 cent.
Met het snoepgoed in de zak verder richting Hembrug. Als je mazzel had draaide het middendeel van de brug net open om er een joekel van een zeeschip door te laten. Soms ook even naar de overkant, het kostte geen geld voor fietsers, meen ik me te herinneren. Je hoorde er het water klotsen, altijd een briesje aanwezig. Soms even de trappen naar de halte Hembrug beklimmen en uitkijken op de fabrieken van Bruynzeel.
Soms bleef het niet bij de Hempont en ging ik via de Centrale Hemweg via de Transformatorweg richting Sloterdijk. Daarna de Admiraal de Ruiterweg af en naar de van Speykstraat, waar ik bij een vriendinnetje op bezoek ging. Lekker naar de markt in de Marco Polostraat met haar moeder. Ik was alleen even vergeten dat er die zaterdag ook nog een uitstapje naar het Zwanenwater gepland stond, geregeld door de “Vrije vogels “van de NH kerk in Zaandijk.
Ook ben ik wel eens met mijn vriendje die kant op gegaan, naar mijn opa van vaderszijde aan de Cornelis Krusemanstraat, via de Baarsjes en het Surinameplein. Als kind waren er geen grenzen, je wist waar je naartoe moest en reed op je geheugen naar de plaats van bestemming, zonder tomtom. Ik weet nog wel dat mijn opa zijn ogen uit zijn kassen rolden toen ik me met mijn vriendje aandiende op de C. Krusemanstraat. We waren een jaar of twaalf. Avonturiers in de dop.