Er waren twee plaatsen in de Zaan waar je als kind aan gratis zoetigheden kon komen: Goedhart en Honig. Bij Goedhart was een grote deur aanwezig voor de aan- en afvoer van goederen. Soms stond deze deur op een kier. Gelijk rechts om de hoek van deze deur stond een vat waarin een trage stroom van afvalglucosestroop van het productieproces via een rode afvoerbuis werd opgevangen.
Een blanke, dunne draad van siroop droop gestaag uit de afsluiter naar beneden. Als er geen personeel in de buurt van de open deur te bekennen was, ging je snel een meter de hal in, stak je wijsvinger in de dunne straal siroop en draaide een klont om je vinger. Zo groot mogelijk, totdat je gesnapt werd of er echt niets meer bij kon. Daarna snel naar buiten rennen en likken aan de klont siroop om je vinger, lekker zoet en helemaal gratis.
Bij de stijfselfabriek van Honig in Koog aan de Zaan werd als bijproduct druivensuiker geproduceerd. Mijn buurman Kees S. was lasser bij Honig en nam wel eens een klomp van een pond mee. Het was wit met sporen van zwart aan de buitenkant. Waarschijnlijk de resten van de sporen van het productieproces die de machines achterlieten. Het spul was keihard en werd in een handdoek gewikkeld en met een hamer tot verteerbare brokken verwerkt. Als kind liepen we ook zelf wel eens langs de loodsen en ontdekten de plaats waar de bakken met druivensuiker stonden. Lette er niemand op, dan had je al snel een pond of een kilo van het mierzoete goedje gescoord. Gratis zoetigheid.
Uiteraard was er bij de kruidenier ook wel druivensuiker te koop, in staafjes verpakt in een geel cellofaantje, maar bewerkt en lang niet zo zoet als het pure bijproduct rechtstreeks af fabriek. Toch was er een nadeel: hoe lekker zoet het ook was, na een flinke portie werd de smaak bitter, bitter zoet. Je kreeg er soms een misselijk gevoel van. Tja, gestolen goed gedijt niet, het is maar al te waar.