In deel 2 hebben we kunnen lezen over de geweldige brand die de cacao malende molen “Het oude Kaar” totaal heeft verwoest. Helaas… maar molens in de Zaanstreek of elders waren extreem kwetsbaar om in brand te geraken. Niet alleen was het inwendige van de molen vaak droog en stoffig, er was ook brandstof aanwezig in de vorm van olie uit zaad of cacao.
Door Thijs de Gooijer
Het bluswerk werd soms bemoeilijkt. De molen stond vaak afzonderlijk in het veld en was dus een prima doelwit voor de bliksem tijdens onweer . Vaak ook stond hij op een voor de spuitgasten zeer moeilijk bereikbare plek zoals op een eilandje, aan een drassige sloot , ver in het veld of aan een dijkje wat te smal was voor de spuit. De hoge molenlijven fungeerden bij brand als een schoorsteen en joeg het vuur snel naar boven.
Oorzaken genoeg, blikseminslag, heet lopen van de molen, een brandende peuk, broei, onvoorzichtigheid met de verlichting… deze verlichting brandde letterlijk en figuurlijk en er zijn verhalen bekend van molenaars die van de steile trap vielen met een brandende olielamp in hun hand wat meteen het einde was van de molen. Ook was er een molenaar die enige tijd een forse aap als huisdier had. Het beest was vastgebonden aan de tafelpoot. Op de tafel stond een brandende olielamp… toen de maalder naar buiten liep om naar het secreet te gaan wilde de aap die sterk aan hem gehecht was hem volgen, gooide de tafel met lamp en al omver en… de molen stond in lichterlaaie.
Een Zaanse molen die in zijn nadagen zijn bestaan nog vond in het malen van cacao-afval was Molen “de Vogelstruys “ aan de Mallegatssloot te Zaandam. Net grondig opgeknapt, geschilderd binnen en buiten en zelfs een nieuwe motor bijgeplaatst voor de stille dagen kraaide in de nachtelijke uren van 28 Juni 1914 de rode Haan wreed en uitbundig. De “Menies” werd hij ook wel genoemd deze molen wat een verbastering was van “Mooie Nies” stond in de brand. In heel Zaandam en Koog aan de Zaan kon men de rode gloed zien van de als een fakkel brandende molen en aangebouwde schuur.
De brandweer had veel moeite om de spuit naar de molen te brengen. Aan het eind van het Ameland was het zwaar drassig en de paarden wilden plots ook niet meer verder ondanks dat de zweep knallend over de kont ging…… Door het geloei, geknal en razende gesnor van het vuur werden ze te schichtig, zo gevaarlijk schichtig dat ze moesten worden uitgespannen en de spuit toen met behulp van toeschouwers naar de molen toe werd gereden. Commandant van Heijnsbergen schreef later dat het een spookachtig schouwspel was…
‘die 2 slierten mannen aan de touwen voor de spuit, de neuzen haast op de grond, zwetend in de rode gloed van het vuur. Aangevuurd door de man op de bok die vast wel de neiging heeft gehad om ook hier de zweep te hanteren zo langzaam ging het. Huuu.. Vooruit… maar ja… ze kwamen er… De hitte was enorm…’
De brandweerlieden hadden de helmen soms achterstevoren op het hoofd zodat het nekstuk nu hun gezicht beschermde vanwege de hitte die de fel brandende molen afgaf.
De latere commandant van Heijnsbergen die op een feestje zat en zijn smoking haastig had verruild voor zijn brandweerpak schreef later:
‘waar de toeschouwers vandaan zijn gekomen weet ik niet…maar het rosse schijnsel verlichtte duizenden gezichten, op de daken. In het weiland, aan de overkant van de sloot, langs de spoorlijn… overal zag je ze… en plots kwam er beweging in de massa en dat kwam omdat er beweging in de molen zat… Eerst langzaam hellend , toen sneller en uiteindelijk onder donderend geraas zakte de molen weg in een poel van vuur…..een enorme wolk van vonken en vlammen steeg tientallen meters op en de hitte die toen vrijkwam was zo ondraaglijk dat de spuitgasten die te dicht bij het inferno stonden allen een veilig heenkomen zochten’
Van Heijnsbergen schrijft verder:
‘Toen de aanwezige olie en cacao totaal ontbrandde door de vallende molen en het onhoudbaar werd voor de brandweer vanwege de hitte keek ik naar een van de spuitgasten die de bijnaam had van “Kattekop” omdat hij goed kon zien in het donker. Deze man zat op het dak van een aanliggende schuur met een spuitmond water te geven toen de molen viel… hij kon het niet houden daar en sprong in blinde wanhoop achter de schuur regelrecht de duisternis tegemoet waar hij dacht dat daar de sloot aanwezig was. Die sloot was daar inderdaad alleen lag daar een schuit tot de boorden gevuld met… koeiemest. Deze zachte maar stinkende inhoud was goed voor zijn landing maar hij zag er later niet uit… zijn gehele kleding, handen, laarzen, helm en gezicht zat onder de koeiestront’
En:
‘Maar ik… die hem weg zag wegspringen in de duisternis was dolblij om kattekop levend en wel weer voor me te zien staan, ondanks de poep waar een paar flinke emmers water de man vlug een ander aanzien gaven. “Zo zie je maar Kattekop dat een kat altijd op zijn pootjes terecht komt“ zei een spuitgast en zorgde daarmee nog voor een vrolijke noot op deze zo trieste nacht. Het nablussen en strijd voor een naastliggend pakhuis wat vol met rijst lag duurde nog lang en was niet zonder gevaar. De belendende percelen waren zo heet geworden dat de dikke teer van de planken droop.
Een drietal brandweermannen stond op een plat dakje van een kleine fabriek en plots zakten ze langzaam de diepte in totdat ze geheel verdwenen waren. De hechtingen van het dak waren te heet geworden en lieten los… gelukkig werd hun hulpgeroep gehoord en kon men ze uit hun benarde positie bevrijden met alleen wat bulten en schaafwonden als ongemak. Het gelukte uiteindelijk om het rijstpakhuis te behouden al grapte men al vlug dat het nu wel gebakken rijst zou zijn want aan de warme kant stonden de luiken open… In de vroege morgen was de brand geblust en kon men in de fraai opkomende zon de schade zien. De molen, schuur en lading cacao… alles was verdwenen, een ondraaglijke stank achterlatend. De paarden werden ontboden, ingespannen en de brandweer kon naar huis.’
De Zaanse kranten schreven naast een verslag over de brand over de wonderlijke ontsnapping van “Kattesnuit” de volgende dag. Een paar regels uit een rijmpje die dagen was:
De Kattekop sprong, O wat een bak… verschrikt omlaag van een boerendak
Hij dacht O mens… nu val ik dood… of verdrink ik in de sloot
Op zijn minst breek ik een been… of arm of pols… of scheen
Doch, eer hij ‘t wist stond Kattesnuit… in het midden van een koeiemest-schuit
Tot aan zijn borst zat hij erin… de kranten schreven tot aan zijn kin
Maar wat er verder ook werd beweerd… de snaak had zich niet bezeerd.
Enz.
In de volgende aflevering gaan we in op wat Zaanse molens en cacaobedrijven waar ook spannende verhalen over te vertellen zijn zoals de brand bij Cacaofabriek Boon en vooral Grootes te Westzaan waar zoveel heerlijke chocoladeversnaperingen lagen dat de binnenkomende brandweer van hun commandant moest blijven zingen om te horen dat ze niets in hun mond hadden gestopt…