Familiehuis van Duyvis, winkel van Jo Louw, en appartementencomplex in wording van Bergsma Vastgoed B.V. Het pand Hoogstraat 52 heeft in haar bestaan heel wat verbouwingen en uitbreidingen meegemaakt.
Maar we beginnen bij de voorloper van het huidige pand…..
De eigenaren/bewoners:
Eigenaar ?-1831: Aagje Jans Haremaker (1773-1832).
Aagje Haremaker staat als eigenaar geregistreerd bij de kadasterregistratie in 1831 voor het perceel 1013. Haar huis stond er al eerder, maar vanaf dat moment begon de wettelijke registratie van percelen en eigenaren. Haar vader, Jan Corneliszn. Haremaker (1733-1808), werkte schuin tegenover haar huis in de Haremakerij op Hoogstraat 39-41. Behalve harenmaker was hij ook koopman en fabrikant.
Aagje overleed na een zenuwziekte van 11 dagen, volgens de door de familie geplaatste advertentie in oktober 1832. Zij was toen 59 jaar oud, haar dienstbode was de weduwe Aagje Boon.
Aagje Jans bleef ongehuwd. Zoals te zien is op de linker kadastertekening was er een diepe insteekhaven in het perceel en stonden er twee kleine schuurtjes.
De familie Duyvis in nr. 365/B788, Hoogstraat 52
De Zaanse familie Duyvis
De familienaam Duyvis stamt af van het geslacht Duven. De eerste Jan Duven had visrechten in Jisp en Neck omstreeks 1365. Zijn nageslacht vestigde zich in Assendelft. Eén van zijn nazaten noemde zich naar moeders kant van de familie: Claes Gerritz Duijves (1585-1669).
De familie verhuisde later naar Oostzaandam alwaar Teewis Duyvis (1714-1770) trouwde met Aaltje Jans Spekham (1713-1791). Hun zoon Teewis Duyvis (1757-1823), gehuwd met Aagje Kuyper, bezat een oliemolen en twee pelmolens en legde daarmee de grondslag voor het familiebedrijf in oliezaken. Hun zoon, Jan Spekham Duyvis is de eerste Duyvis die op Hoogstraat 52 ging wonen.
Eerste generatie 1831-1862: Jan Spekham Duyvis (1800-1862) en Maartje Honig (1802-1866)
Jan Spekham Duyvis werd, na de dood van Aagje Haremaker, eigenaar van het pand. Hij was fabrikant van beroep en werkte met vijf oliemolens en twee pelmolens.
De naam Spekham Duyvis is een eerbetoon aan de grootmoeder van vaderskant van de familie: Aaltje Jans Spekham (1713-1791). Doordat het geslacht Spekham geen mannelijke nakomelingen had zou de familienaam uitsterven. De families Spekham en Duyvis hadden al sinds 1666 connecties met elkaar.
Jan Spekham Duyvis was burgemeester van Koog aan de Zaan van 1859 tot 1862. Hij werd opgevolgd in het ambt door twee van zijn zonen: Jacob Duyvis, van 1862 tot 1866, en Mr. Jan Spekham Duyvis, 1866 tot 1874.
Eerste huwelijk van Jan met Maartje Baas (1796-1821).
Jan was in 1820 getrouwd met Maartje. Zij kwam, net als Jan, uit een gegoede familie. De familie Baas bezat meerdere molens en waren ook houthandelaren. Zij was de enige dochter van Maartje Klaas Groot en Klaas Baas uit Koog aan de Zaan.
Uit het huwelijk met Maartje Baas werd in 1821 een dochtertje, Aagje, geboren. Helaas overleed na tien dagen zijn dochtertje, en één dag later stierf ook zijn vrouw, wat een leed!
Tweede huwelijk van Jan met Maartje Honig (1802-1866).
In 1824 hertrouwde Jan met Maartje Honig. Uit dit tweede huwelijk werden Teewis (1825-1875), Guurtje (1827-1898), Aagtje (1828-1830), Aagje (1830-1908), Jacob (1832-1908), Aaltje (1834-1902), Jan (1838-1877) en Neeltje (1841-1869) geboren. Jan en Aaltje noemden zich net als hun vader: Spekham Duyvis, de rest uitsluitend Duyvis.
Tweede generatie 1862-1905: Teewis Jansz. Duyvis (1825-1875) en Debora Geertruida Verkade (1824-1904).
Teewis volgde zijn vader op in het bedrijf. Vanaf 1850 was hij zelfstandig koopman en produceerde onder eigen naam, T. Duyvis, met een aantal oliemolens: ‘De Poelsnip’ ‘De Prolpot’, ‘De Halve Maan’, ‘De Katuil’, ‘De Zaadzaaier en ‘De Zeemeeuw’, en voorts was hij pelder met ‘De Koopman’.
Na de dood van vader Jan in 1862 werd zoon Teewis de nieuwe eigenaar van zijn ouderlijk huis en liet het slopen. Het nieuwe huis, ontworpen door architect L.J. Immink, had exact dezelfde grondafmetingen als het oude, wel werd het een stuk hoger vanwege de vele kinderen in het gezin. De eerste steen werd gelegd door de vijfde zoon van Teewis & Debora: Cornelis Adrianus. De voorgevel werd op het zuiden gericht, Teewis was t.b.c. patiënt en wilde graag veel zonlicht in de woning laten binnendringen.
Architect Ludovicus Johannes Immink (Den Haag, 1822 – Zaandam, 1869) was vrijwel zeker de eerste architect in de Zaanstreek. Hij werkte als architect en ingenieur voor de gemeente Zaandam.
Eerste huwelijk van Teewis met Duifje Donker (1828-1849).
In 1848 trouwde Teewis met de Zaandijkse Burgemeester- en notarisdochter Duifje Donker. Zij was de oudste van de negen kinderen van Dirk Donker en Grietje van Gelder. Het jonge stel woonde in het begin van het huwelijk in het ouderlijk huis van Teewis.
Door Duifjes overlijden, 14 dagen na de bevalling van zoon Jan, duurde het prille huwelijksgeluk wel erg kort. Duifje werd slechts 21 jaar oud.
Voor de vader van Teewis, Jan, zal het een déja-vu gevoel hebben gegeven, ook hij verloor zijn eerste vrouw na de eerste geboorte. Kraamvrouwen en pasgeborenen lieten in die tijd vaak het leven, maar ditmaal bleef de geborene wel in leven: Jan Duyvis (1849-1915).
Eén maand na de geboorte kwam er een extra voornaam bij: Dirk, (vernoemd naar opa Dirk Donker) en vanaf 1851 mocht hij zich officieel Jan Dirk Donker Duyvis noemen.
Jan Dirk Donker Duyvis trouwde in Soerabaja met de advocaat- en gemeentelijke secretarisdochter Antoinette Amelia van Benthem van den Bergh (1852-1915). Hij was werkzaam als ingenieur bij de spoorwegen in het toenmalige Oost-Indië. Samen kregen zij vijf kinderen: Theodorus Mattheus, Antoinetta Adriana Debora, Jan Adriaan, Meindert Eduard en Frits.
Tweede huwelijk van Teewis met Debora Geertruida Verkade (1824-1904).
Na het overlijden van Duifje hertrouwde Teewis twee jaar later, in 1851, met Debora Geertruida Verkade) uit Vlaardingen. Zij was de zus van Ericus Gerhardus Verkade, de oprichter van de Stoombrood- en Beschuitfabriek ‘De Ruijter’ in de Westzijde te Zaandam, het tot op heden bestaande bedrijf Verkade.
Uit dit tweede huwelijk werden vijf zonen en twee dochters geboren: Ericus Gerhardus, Jacob, Jan (Spekham Duyvis), Pieter Mattheus, Cornelis Adrianus, Geertruida Debora en Maria.
Dat de familie Duyvis welgesteld was bleek o.a. uit het feit dat zij als één van de eersten kon beschikken over een eigen tennisbaan én elektriciteit.
In het archief van de Doopsgezinde Gemeente, waar zij lid van waren, werd gewag gemaakt van het bezit van Leidse flessen.
In een ‘Leidse fles’ kan een elektrische lading enige tijd bewaard worden, als je er meerder koppelt werkt het als een batterij. De uitvinding ervan was revolutionair, omdat er dankzij deze opslag allerlei nieuwe experimenten konden worden gedaan. De ‘Leidse fles’ is vernoemd naar de woonplaats van de natuurkundige Pieter van Musschenbroek, die in 1746 als eerste over deze vondst publiceerde.(wikipedia.nl)
De tennisbaan was het begin van de, tot nu toe bestaande, tennisvereniging KZTV. Hij lag schuin tegenover het huis, in de hoek achter de Stationsstraat, achter het huis Hoogstraat 33.
Dankzij de welwillendheid van E.G. Duyvis, hij gaf ook anderen de mogelijkheid om te gaan tennissen, kon de vereniging in 1907 worden opgericht.
Derde generatie 1905-1927: Ericus (Ricus) Gerhardus Duyvis (1852-1937) en Guurtje van de Stadt (1854-1936).
Ericus nam in 1905 het huis over na de dood van zijn moeder. Hij ging daar echter niet zelf wonen. Sinds zijn huwelijk in 1878 woonde hij op Hoogstraat 14 en bleef daar tot aan zijn dood in 1937 wonen.
Het familiehuis werd zeer waarschijnlijk voor een korte periode (1909-1913) verhuurd aan de heer C. Maarschalk (1870-1954). Hij was burgermeester van Koog aan de Zaan van 1909 tot 1919.
Na zijn huwelijk in 1913 ging Ricus zoon: Teewis, in het familiehuis wonen.
Ericus kwam in 1870 bij zijn vader in de zaak. Inn 1875 nam hij de leiding van zijn vader over tot aan 1927. Hij was ook enige tijd werkzaam als raadslid en wethouder (1891-1893) voor de gemeente Koog aan de Zaan.
In 1878 huwde hij met Guurtje van de Stadt (1854-1936), zij is bekend van het portret dat de impressionistische schilder Monet van haar maakte, toen hij in 1871 een aantal maanden in Zaandam verbleef.
Zij kregen vijf kinderen: Alida (1879-?), Maria Debora (1882-?), Margaretha Anna (1886-1960), Teewis (1888-1972) en Guda Erica Gerharda (1894-?).
In 1916 werd zoon Teewis Duyvis E.G. zn.in de zaken opgenomen.
Vierde generatie 1913-1964, Teewis Duyvis E.G. zn. (1888-1972) en Maria (Miep) Jacoba Cornelia Boekenoogen (1892-1964).
Teewis was in 1910 één van de initiatiefnemers, tezamen met burgemeester Cornelis Maarschalk, Evert Honig, Willem Meyling, H. Stephan, C.E. Smit en C.A. Honig, voor het oprichten van de Koogse woningbouwvereniging ‘De Woning’.
Hij was tien jaar lang actief als penningmeester. De eerste daad van de vereniging was het bouwen van de arbeiderswoningen in het hofje van de Zuiderkerkstraat te Koog.
In 1913 trouwde hij met de Wormerveerse koopmansdochter Maria Jacoba Cornelia Boekenoogen (1892-1964). Samen kregen zij negen kinderen.
In Koog werden Guda (1914-1982) Hendrika (1915-2013 en Ericus Gerhardus(1917-1989) geboren.
Het gezin verhuisde in 1920 naar ‘Hageveld’ in Santpoort. Daar werden Jacob Cornelis (Job C.) (1920-2007), Alida (Aad) Catharina (1923-2001) en Jan (1926-?) geboren.
In 1927 verhuisde het gezin terug naar Hoogstraat 52 werd Ernestine (1928-2002) in Koog aan de Zaan geboren, Johanna (Joke) (1933) in het ziekenhuis in Haarlem, en Debora (1934) in Koog aan de Zaan.
Ver- en aanbouw van huis en erf.
Na de dood van zijn vader in 1927 nam Teewis het huis over van zijn moeder. Hij begon met een fikse verbouwing en aanbouw. De tien -jaar oude Ericus, de oudste zoon, mocht de eerste steen leggen.
Het vloeroppervlak werd bijna verdubbeld. Ook verschenen in dat jaar een nieuwe tuinmuur met toegangspoort en een garage. De insteekhaven op het erf werd gedempt.
In de entree zit een gipsen plaquette met daarop de namen van vader, moeder, hond en de op dat moment aanwezige zeven kinderen.
De ontwerper van de verbouwing en de aanbouw was B.J.K. Cramer (1890-1978), architect van A.I.A. (Algemeen Ingenieurs en Architectenbureau te Batavia en Den Haag). Het bureau vond zijn oorsprong in Nederlands-Indië, waar veel grote projecten tot stand kwamen. Cramer werkte van 1918 tot 1923 in Nederlands Indië bij de dienst Burgerlijke Openbare Werken (BOW) en later bij A.I.A. Terug in Nederland startte hij spoedig zijn eigen architectenbureau. In 1925 verbouwde hij het houten garenpakhuis “Weversend” aan de Padlaan 1 te Krommenie voor de familie Kaars Sijpesteijn, in de stijl van de Amsterdamse School (informatie: Wikipedia.nl).
In 1939 bouwde architect Cramer een tuinhuis op het erf. In dit tuinhuis herstelde zoon Job Duyvis in 1945 van zijn, in Duitse gevangenschap opgelopen TBC.
In datzelfde tuinhuis ontwikkelden Jaap Schipper, Evert Smit, Johan Groesbeek en Theo van der Koogh de eerste plannen voor wat later zou uitgroeien tot de Zaanse Schans.
In 1949 werden de tegels op de gevels van de uitbouw geplaatst. Er was sprake van vocht in de gevels vanwege het niet hebben kunnen stoken in de Tweede Wereldoorlog.
Teewis zette zijn huis in 1927, kort na de overschrijving, op naam van het bedrijf: N.V. Oliefabrieken T. Duyvis Jzn., (tot 1935), daarna werd de nieuwe naam N.V. Koninklijke fabrieken T. Duyvis Jzn. (tot 1958), om vervolgens over te gaan naar de nieuwe eigenaar: N.V. Duyvis Woningen B.V. Zij verkocht uiteindelijk het pand, na 6 jaar leegstand, in 1970 aan Max Louw.
Na 40 jaar huwelijk gingen Teewis Duyvis en Miep Boekenoogen uit elkaar.
Het pand werd in 1952 gesplitst in twee woningen. Beneden ging moeder Miep wonen en de eerste etage werd door architect Jaap Schipper tot een moderne flat voor het gezin van Job en Sonja verbouwd.
In 1954 volgde een verbouwing van de toegangspoort en garage.
In 1958 volgden een verbouwing met badkamer onder nieuw balkon, toegangstrap en een herindeling van de eerste verdieping, onder leiding van Jaap Schipper.
Vijfde generatie 1952-1964: Jacob Cornelis (Job C.) (1920-2007) en Sonja Planten (1926-2012).
Jacob Cornelis (Job C.) was in 1952 getrouwd met Sonja Planten.
Samen kregen zij drie zonen: Eric Job (Zaandam, 1956), Wouter (Zaandam, 1957) en Harmen (Koog aan de Zaan, 1963).
Job vertrok rond 1960 bij het familiebedrijf en werd organisatieadviseur bij de Koninklijke Nederlandse Zuivelbond in Den Haag.
Daarnaast bleef hij zich zijn hele leven inzetten voor het Zaanse erfgoed. Hij was onder andere mede oprichter van Zaans Schoon en jarenlang voorzitter van De Zaansche Molen.
Het gezin verhuisde in 1964.
Dit was het einde van het tijdperk van de familie Duyvis op Hoogstraat 52, zij waren vanaf 1831 op deze plek gevestigd.
Na hun vertrek heeft het pand zes jaar leeg gestaan.
Eigenaar 1970-2018: Max (1941-2014) en Hermine (Hetty) Louw-Steijn (1945).
Max Louw stond bij de koop in 1970 te boek als architect. Hij werkte als interieurarchitect voor zijn vader. Zijn vader heette Johan (Jo) Herman ( Zaandijk, 1911 – Koog aan de Zaan, 1990) en zijn moeder Trijntje (Trien) Louw-Wouda (Krommeniedijk, 1913 – Koog aan de Zaan, 2009).
Vader Jo was op het moment van het huwelijk met Trien in 1935 werkzaam als winkelier. In 1934 werd Jo Louw al genoemd als zijnde een winkel in luxe artikelen op Hoogstraat 46. Voor hem zat Pieter de Jong tot 1931 met zijn herenmodemagazijn in hetzelfde woon- en winkelpand.
Samen hebben Jo en Trien drie kinderen gekregen: Tom (1938-1945), Max (1941-2014) en Otto (1946-2021).
In 1947 is de winkel en het gezin verhuisd naar Hoogstraat 22. Daar was, tot kort daarvoor, de woning van familie M.K. Honig gevestigd, die naar Zuid Afrika verhuisd.
Op dit adres werd van alles verkocht: variërend van kinderstoeltjes, schilderijen van oude en nieuwe meesters, tassen tot geëmailleerde sieraden. Daarnaast werd ook gehandeld in gobelins, tafel-, wand- en vloerbedekking, schemerlampjes, Delfts blauw aardewerk, kunst-glasartikelen, plateel aardewerk, of zoals Jo het omschreef, ‘alles wat de sfeer in uw home kan verhogen’.
Jo Louw was modern en menig Zaankanter kocht daar de meubelen en andere huisraad.
In de beginjaren van hun huwelijk woonden zoon Max en zijn vrouw Hetty op de bovenste verdieping van het huis van zijn ouders. Hun kinderen werden daar geboren.
Max en Hetty hebben in 1970 Hoogstraat 52 gekocht en verbouwd.
In 1971 zetten zij op dit adres de de winkel van Jo Louw voort.
Zij en hun kinderen: Patrice (1966) en Tim (1968) woonden op de eerste etage. De winkel op Hoogstraat nr. 22 werd gesloten, de etalage werd nog wel gebruikt.
Trien en Jo woonden van 1946 tot 2009 op de Hoogstraat 22 (Jo overleed in 1990).
In de nieuwe, grotere winkel op nr. 52 werden kunstzinnige gebruiks- en siervoorwerpen, gordijnstoffen, verlichting en meubelen verkocht in het duurdere segment.
Een gedeelte van de eerste etage en de gehele beneden verdieping werden verbouwd tot showroom.
Beneden was bij de opening in 1971 een boetiek waar geschenken tot fl. 10, – te vinden waren.
De winkel sloot in 2002, maar het bedrijf ging door met het geven van interieuradviezen onder de naam: Max & Co. tot aan de dood van Max in 2014.
Makelaardij Snepvangers werd huurder van de benedenverdieping van het pand. Hij was getrouwd met de dochter van de familie Louw.
Zoon Tim werd, samen met zijn vrouw Eline, eigenaar van Hoogstraat 22. Hij oefent daar, tot op de dag van vandaag, zijn werk uit onder de naam ‘Louw Grafische Vormgeving’.
Hetty Louw verkocht het pand in 2018 aan Bergsma Vastgoed B.V.
Eigenaar 2018-heden: Bergsma Vastgoed B.V.
De familie van Mark Bergsma bewoont de uitbouw aan de achterzijde, zijn vader bewoonde, tot zijn dood in 2021, het appartement op het dak. ‘De Steenklomp’ gaat opgedeeld worden in 7 appartementen.
Het is nu, anno april 2021, wachten op de afgifte van de aangevraagde verbouwvergunning.
Dit artikel kon tot stand komen dankzij de medewerking van Tim en Hetty Louw en de diverse leden van de familie Duyvis.