Het uitzoeken van de historie van een pand gaat de ene keer wat gemakkelijker dan de andere keer. Soms vind je bijna niets over het huis zelf, maar wel over de bewoners en gebruikers.
Gerrit Corneliszn. Honig (1841-1912) was van beroep houthandelaar en houtzager. In 1878 bouwde hij Lagendijk 3, in de volksmond ‘Het Balkenpand’ genoemd. Gerrit kwam uit een rijke koopmansfamilie
De overgrootouders van de bouwer
Claas Gerritszn. Honig (1745-1813) was koopman, oliefabrikant en reder in de walvisvaart, president college van gecommitteerden brandcontract oliemolens en olieslager. Hij bezat twintig molens. Zijn vrouw Machteltje Appel (1748-1809), met wie hij in 1767 trouwde, groeide op in Zaandijk op de Lagedijk 104-106 (voormalige gemeentehuis, zie pagina 4-7). Het echtpaar kreeg zes kinderen: Gerrit Claaszn., Marijtje Claasdr., Cornelis Claaszn., Neeltje Claasdr., Stijntje Claasdr., Trijntje Claasdr.
De grootouders van de bouwer
Cornelis Claaszn. Honig (1773-1845) bezat 21 molens. Hij was in 1793 getrouwd met Aagtje Breet (1772-1830). Samen kregen zij zeven kinderen: Machteltje, Grietje, Neeltje, Klaas, Gerrit, Cornelis, Gerrit en Gerrit. Het echtpaar Honig-Breet woonde ten tijde van hun overlijden in Koog aan de Zaan, in de Dubbele buurt, nr. 181.
Cornelis Claaszn. was lid en diaken van de doopsgezinde gemeente Koog en Zaandijk, olieslager, president brandcontract oliemolens en olieslagerij, lid Municipale Raad, en reder ter walvisvangst. Hij monsterde tussen 1775 en 1796 34 tochten uit. In 1791 werden zijn zonen Gerrit en Cornelis opgenomen in de firma Claas Honig & Zonen. Het bedrijf bezat 25 molens, achttien pakhuizen en voor het onderhoud van zijn bezittingen beschikte het bedrijf over een eigen timmerwerf. Na de Franse tijd heeft Cornelis Claaszn. vergeefs geprobeerd de walvisvangst weer op gang te krijgen.
Eén van de kleinzonen van Cornelis Claaszn., Meindert Klaaszn. en volle neef van Gerrit, is de grondlegger van de stijfselfabriek M.K. Honig. Dit bedrijf nam na de dood van Gerrit Corneliszn. in 1912 het pand Lagendijk 3 in gebruik als kantoor.
De ouders van de bouwer
Cornelis Corneliszn. Honig (1807-1870) huwde in 1826 met Geertje Honigh (1808-1872). Zij kregen twaalf kinderen: Cornelis, Maartje, Pieter, Aagje, Maartje, Machteldje, Klaas, Gerrit, Jacobus, Hendrik, Neeltje en Adriaan.
Cornelis Corneliszn. was fabrikant, veehouder en oliefabrikant. Hij bezat tien molens.
De bouwer van Lagendijk 3: Gerrit Corneliszn. Honig en zijn gezin (Koog aan de Zaan 1841-1912)
Gerrit huwde in 1865 te Westzaan met Elisabeth de Lange (Westzaan 1839-1905). Zij was de dochter van houtkoper Pieter Adriaanszn. de Lange (1802-1886) en Duifje de Jager (1808-1841).
Samen kregen zij twee dochters: Geertruida [(1867-1922), Amsterdam, gehuwd in 1889 met Pieter Sybrand Keijser, procuratiehouder (1865-1924), geen kinderen] en Nelly Adriana [(1874-1961) Baarn, gehuwd met Hendrik Cornelis van der Lely (1874-1947), zeven kinderen].
Moeder Elisabeth Honig-de Lange werd in 1891 voorzitter van de Maatschappij van Moederlijke Liefdadigheid’. Deze maatschappij werd in 1839 in Zaandijk opgericht door het Koog-Zaandijkse departement van de ‘Maatschappij tot Nut van het Algemeen’.
Ze hadden tot doel het helpen van behoeftige kraamvrouwen (vrouwen die net bevallen waren), die niet in staat waren om zelf in het nodige te voorzien. Daarom sprak men in Zaandijk ook wel over het kraamvrouwenfonds. Men wilde, ‘wanneer in de schamele hut de armoede wel het meest drukt, het leed verzachten en het lot verbeteren’.
Ook kraamvrouwen die door de armenbesturen werden bedeeld, kwamen in aanmerking voor ondersteuning door de ‘Maatschappij van Moederlijke Liefdadigheid’ wanneer dit mogelijk was en de ondersteuning door de armenbesturen ontoereikend was.
Naast deze molens bezat Gerrit ook parten van de volgende molens: oliemolen ‘De Jonker’ in Zaandam-Oost, het ‘Windei” en de oliemolen ‘De Ooievaar’, beide in Zaandam.
De kraamvrouwen kregen linnengoed, kleding, voedsel, turf en een bijdrage voor verloskundige hulp ingeval de kraamvrouw niet door de verloskundige van Zaandijk geholpen werd.
De hulp was beschikbaar vanaf het tweede kind, later vanaf het derde kind. Was er behoefte aan ‘voedsel, versterking, of brandstoffen’, dan kon er ook hulp komen voor het eerste kind.
Ongehuwde vrouwen kwamen niet in aanmerking voor hulp, noch gezinnen van wie de kinderen niet gevaccineerd waren tegen het koepok virus. (bron: www.zaanwiki.nl).
De Houthandel A. de Lange en Zonen
Het bedrijf van Gerrits schoonvader, houthandel A. de Lange en Zonen, was gevestigd op het terrein van het latere Pont-Meijer aan het Zuideinde te Westzaan. Gerrits vrouw, Elisabeth de Lange, had een broer en twee zussen. Haar broer overleed op zijn 32e, zus Neeltje werd slechts 22 jaar.
Duijfje, de andere zus van Elisabeth, staat ten tijde van haar overlijden in 1893 te boek als houthandelaarster. Zij heeft het bedrijf van haar vader na zijn dood voortgezet, huwde niet en had geen kinderen. Zus Elisabeth was de langst levende van de familie De Lange en erfde het familiekapitaal.
De Westzaanse familie de Lange woonde in de prachtige villa (bouwjaar 1729) aan de Overtoom te Westzaan. Na de dood van Duijfje werd in 1918 het huis, de opstallen en de grond van het voormalig bedrijf A. de Lange eigendom van houthandelaar P. Rot(e). Het huis werd na vele jaren van verval en leegstand uiteindelijk gesloopt in de jaren zeventig van de 20e eeuw en opgeslagen voor herbouw. Eind jaren tachtig van de vorige eeuw herbouwde de aannemer Kuyt te Westzaan het huis. Het staat ten westen van molen ‘De Schoolmeester’.
Houthandel
De houthandel is ontstaan aan het eind van de 16e en vooral het begin van de 17e eeuw. Door de eeuwen heen bleef de houthandel één van de belangrijkste economische activiteiten binnen de Zaanstreek. Lange tijd was de Zaanstreek in de Nederlandse, en ook in de internationale, houthandel een van de toonaangevende gebieden (bron: www.zaanwiki.nl).
De firma G. Honig Czn., houtzagerijen en houthandel
Gerrit Corneliszn. was houtkoper en houtzager van beroep. Hij werkte zelfstandig met verschillende zaagmolens. Zijn vader, Cornelis Corneliszn. Honig werkte ook in de houthandel en houtzagerij.
Op 1 januari 1865, het jaar waarin hij trouwde met Elisabeth, nam Gerrit de zaak van zijn vader officieel over.
Hij was daarvoor al gemachtigde bij de firma, tezamen met zijn schoonvader Albert de Lange.
Bij het overlijden van zijn vader in 1870 kreeg hij ‘De Groene Jager’ en ‘De Tulp’ in zijn bezit.
Gerrit hield, zoals veel handelaren in die tijd, op de maandagen van 11.00 tot 14.00 uur ‘kantoor’ in het Poolsche Koffiehuis in de Kalverstraat te Amsterdam. Hieronder volgen de molens waar hij mee werkte:
‘De Groene Jager’ (1641? – 1868) paltrokmolen, balkenzager, stond aan de sloot van het Reëelenpad, nu Provinciale weg ter hoogte van de Hyacintstraat. Hij werd aangekocht door de opa van Gerrit, Cornelis Claaszn., in 1838 voor fl.5.000,- .
Dit bedrag was waarschijnlijk voor het gehele complex. Opa Cornelis Claaszn. bezat 21 molens, voornamelijk oliemolens, maar hij had ook een eigen molenmakerij. Hij was toentertijd de grootste molenbezitter in de Zaanstreek. Zoon Cornelis Corneliszn. en later ook zijn zoon Gerrit gingen verder met het zagen van en handelen in hout.
Het in 1864 bedachte plan voor de aanleg van de spoorlijn Uitgeest-Zaandam werd in 1866 uitgevoerd. Dit had tot gevolg dat ‘De Groene Jager’ moest worden gesloopt, hij lag helaas op het tracé van het spoor. Gerrit werd schadeloos gesteld en begon met de bouw van een nieuwe paltrokmolen: ‘De Locomotief’
‘De Locomotief’, paltrokmolen, balkenzager, gebouwd in 1866 of 1867. Deze lag iets ten oosten van de in 1868 gesloopte paltrok ‘De Groene Jager’. Tot 1904 werkte Gerrit met deze molen, waarna hij werd afgebroken en verplaatst naar Zaandam-Oost. Hij verving daar de in 1903 verbrande paltrokmolen ‘De Poelenburcht’. De naam werd veranderd in ‘De Gecroonde Poelenburcht’. In 1960 werd de molen weer bedreigd, ditmaal door de bouw van de wijk ‘Poelenburg’. In 1963 werd hij na demontage weer opgebouwd op de Zaanse Schans, waar hij anno 2020 nog steeds hout zaagt.
‘De Tulp’, (1659-1894) bovenkruier, veerzager en tabakstamper, later wagenschotzager en ten slotte balkenzager. Hij stond in het verlengde van de sloot van de Reëelenstraat ter hoogte van de huidige Hyacintstraat, kruising met de Tulpstraat.
Gerrits opa kocht de molen in 1840. Het molenlijf werd gesloopt in 1894 en kreeg in Hoofddorp een nieuwe bestemming als korenmolen. Daar bleef de molen werkzaam onder de naam van ‘Hoop van Zegen’, totdat hij in 1926 door de bliksem werd getroffen en geheel afbrandde.
In de achtergebleven opstallen van de verplaatste molen ‘De Tulp’ werd een met stoom aangedreven zagerij aangebracht. De zagerij ‘De Tulp’ werd in de daaropvolgende jaren enkele malen vergroot en verbeterd. In 1935 kwam een einde aan de firma en werd het terrein aan de toenmalige gemeente Koog aan de Zaan verkocht voor woningbouw (Koog Bloemwijk). In dat jaar werden de laatste restanten van de molenschuren gesloopt.
‘De Dikkert’ (1626-1896) bovenkruier. De molen was gelegen aan de zuidkant van de Mallegatsloot op de grens van Koog en Zaandam en werd in 1875 door Gerrit aangekocht. ‘De Dikkert’ was een eiken balkenzager (ook wel een ‘Dommekracht’ genoemd) voor de scheepsbouw maar van origine was hij zeer waarschijnlijk gebouwd als watermolen. In 1896 werd de molen gesloopt en vervolgens heropgebouwd in Amstelveen. In Amstelveen kreeg ‘De Dikkert’ een nieuwe bestemming als korenmolen en behield zijn naam. Daar is hij tot op vandaag nog in werking.
Op de werf van ‘De Dikkert’ werd een oliefabriek gebouwd die de naam ‘Wilhelmina’ kreeg. Later werd in dit gebouw cacao gemaakt voor de firma Jan Huysman, de oprichter van Cacao de Zaan. Ten slotte werd het pand gebruikt als verffabriek voor de firma Jan Visser uit Koog aan de Zaan. In 1979 werd de fabriek gesloopt. De zuidelijke houtloods van ‘De Dikkert’ heeft nog tot februari 1981 gestaan en moest toen ook verdwijnen voor de bouw van een appartementen-complex dat de naam van de molen kreeg.
Gerrit Honigs vrouw, Elisabeth, groeide op in de prachtige witte villa in Westzaan-Zuid. Een groot stenen woonhuis bouwen was in die tijd een flinke investering. Bakstenen werden niet in de buurt gemaakt, maar moesten per schip aangevoerd worden vanuit de steenfabrieken, gelegen langs de grote rivieren van ons land. Dit maakte de bouw duurder dan die van een huis van hout.
In de Zaanstreek was het op dat moment nog steeds gebruikelijk om met hout een huis te bouwen. En helemaal goedkoop was het als je, zoals Gerrit, zelf kon inkopen en zagen.
Het verhaal gaat, volgens auteur T. Woudt van het boek ‘Een wandeling door Koog aan de Zaan en Zaandijk’, dat Gerrit op één dag een partij balken kocht en diezelfde dag met flinke winst verkocht. Van deze winst was hij in staat om het huis aan Lagendijk 3 te laten bouwen. Of dit daadwerkelijk echt gebeurd is? Zolang de administratie van Gerrit niet gevonden wordt is het niet te boekstaven, helaas, maar het blijft een intrigerend verhaal….
Voorgeschiedenis van het perceel grond
Het perceel grond waarop de villa werd gebouwd was al in het bezit van Gerrits vader: Cornelis Corneliszn. Honig. Door vererving kwam het in bezit van Gerrit. Het naastgelegen ‘Klokkenmakershuisje’ (nr. 1) behoorde ook tot de bezittingen van de Honig familie.
Ludovicus Johannes Immink (Den Haag, 1822-Zaandam, 1869) of… ?
Ludovicus Johannes Immink werd in 1849 benoemd tot stadsarchitect van Zaandam. Hij werkte als architect en ingenieur voor de gemeente Zaandam en hij was hoofd van de stadstekenschool. Zijn werk bestond vooral uit het ontwerpen van openbare gebouwen. Daarnaast kreeg hij ook opdrachten van particulieren.
Eén van Gerrits vrienden in de Zaanse houthandel was Cornelis Corver van Wessem (1826-1897). Deze zakenman liet Immink in 1866 zijn huis aan de Westzijde nr. 39 ontwerpen en bouwen, naar een voorbeeld van een villa die hij ooit zelf bij het Italiaanse Gardameer had gezien. Gerrit zal waarschijnlijk hierdoor zijn geïnspireerd en toen de mogelijkheden daar waren, Immink zijn villa hebben laten ontwerpen. Met een bijenkorfje, familiewapen van de familie Honig, als kers op de taart boven op de fronton.
Lagendijk 3 vertoont overeenkomsten met het andere werk van Immink. Hij ontwierp naast Westzijde 39, ook het Diaconiehuis van de Hervormde Gemeente ‘De Kogge’ aan het Zuideinde 83 te Koog aan de Zaan (1860), de Synagoge op de Gedempte Gracht 40 (1864), Dam 2 (de vrijmetselaarsloge Anna Pavlova, nu restaurant ‘Gewoon Lekker’), de Doopsgezinden Kerk in de Oostzijde: ‘de Doofpot’ en de voormalige HBS aan de Westzijde. Gezien het sterfjaar van Immink (1869) en het bouwjaar van het huis (1875/1876) zou Immink wel de ontwerper, maar niet de uitvoerder geweest kunnen zijn. In de aan de achterzijde geplaatste aanbouw was ten tijde van de bewoning van Gerrit de keuken gesitueerd, daarachter lag nog een ruime kamer.
Kantoor van M.K. Honig ‘De Bijenkorf’
Na de dood van Gerrit in 1912 deed het huis dienst als directiekantoor en laboratorium voor het naast- en tegenoverliggende bedrijf M.K. Honig, later ‘N.V. Stijfselfabriek de Bijenkorf, voorheen M.K. Honig’, het huidige Tate & Lyle. M.K. Honig was een neef van Gerrit. De villa werd in haar loopbaan als kantoorpand en laboratorium meerdere malen aangepast aan de eisen van de tijd. Honig werd in 2000 overgenomen door H.J. Heinz en in 2001 werd het hoofdkantoor verplaatst naar Zeist. (Aanvulling van Jan Dedert die 45 jaar bij Honig heeft gewerkt.)
De Bedrijvige Bij en Stadsherstel Amsterdam
In 2003 werd Lagendijk 3 eigendom van ‘De Bedrijvige Bij’. Sinds 2018 is Stadsherstel Amsterdam eigenaar van het pand. Het paste niet in het bezit van ‘De Bedrijvige Bij’. De ‘Bedrijvige Bij’ houdt zich bezig met het verhuur van bedrijfsruimten, niet met erfgoed. Stadsherstel zorgt ervoor dat de villa goed onderhouden wordt en bewaard blijft voor de volgende generaties.
De huidige gebruiker: Apotheek en huisartsen onder één dak (AHOED)
Jan Groesbeek (Padang, 1874-1950) begon zijn carrière op 1 juni 1904 met de apotheek-drogisterij ‘De Salamander’ op de Hoogstraat nr. 58, op de grens van Koog aan de Zaan en Zaandijk. Per die datum nam hij de apotheek van de weduwe Hendrik ten Harmsen van der Beek- geboren Debora Margaretha Donker- over.
Jan Groesbeek trouwde op 22 maart 1906 in Apeldoorn met Reintje Gunnink (1882-1958). Het echtpaar Groesbeek woonde in het woonhuis dat schuin achter de apotheek stond. Het echtpaar kreeg vier kinderen: Jan (1911-1970), Fenna Johanna (1907-?), Johan Willem (1908-?) en Jacobus Frederik (1919-?)
Jan Groesbeek liet de voorgevel van de apotheek in 1939 vervangen door een nieuwe.
In 1950 verhuisde apotheek Groesbeek naar Raadhuisstraat 19.
In 2011 vestigde Apotheek Groesbeek zich, na een verbouwing, in het pand Lagendijk 3a.