Hoogstraat, Koog aan de Zaan
Voor dit gesprek ben ik te gast bij mevrouw Keuter-Visser, aan de Hoogstraat in de Koog.
Mevrouw Keuter-Visser is een doorgewinterde Hoogstraatse. Ze is hier geboren en getogen.
Als kind ging ze naar School B (later de Pinkschool genoemd, welke naast de Lindeboomschool zat) op school met schoolhoofd meneer Touw.
Kunt u iets vertellen over het huis waar we nu zijn. Ik begreep dat u hier al een behoorlijke poos woont.
Dit huis is gebouwd in de tuin van mijn grootmoeder Visser. Het huis van grootmoeder Visser stond op de plek waar nu Stuurman, de makelaar, zit. Ik heb altijd in dit huis gewoond. Het huis is gebouwd door Manus van Word en het staat op palen, zoals de meeste huizen hier in de buurt. We hebben hier in diverse samenstellingen gewoond. Eerst woonden mijn ouders en ik met mijn zussen er, toen mijn moeder en daarna ik met mijn man Loek. Vervolgens wij met ons gezin van 5 personen en mijn jongste zus. En als laatste wij met ons gezin van 6 personen. Dus het was altijd passen en meten.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog was u met een opleiding bezig. Welke opleiding was dat precies?
Eerst ben ik nog naar de MULO (Middelbaar Uitgebreid Lager Onderwijs) gegaan, hier verderop. Toen ik op de MULO zat moest er natuurlijk aan stijldansen worden gedaan en dat deed ik bij Diedrich Hoorn in Zaandam. Na de MULO en in de Tweede Wereldoorlog ging ik naar de Kweekschool aan de Nieuwe Prinsengracht in Amsterdam om onderwijzeres te worden. Hier werd ook aandacht besteed aan het schoonschrijven van de Nederlandse taal. Zodat dit later goed kon worden overgebracht op je toekomstige leerlingen.
In het begin ging ik met de trein naar de Kweekschool, maar later in de oorlog kon dat niet meer. Tijdens de opleiding moest je ook stage doen op een lagere school. Aan mij werd de Keizersgrachtschool als stageplaats toegewezen. Deze stage liep al snel spaak, omdat op deze school vooral Joodse kinderen zaten. De school ging dicht. Hierdoor werd de stage afgebroken. Toen de trein niet meer reed ging ik niet meer naar school. De school ging nog wel door, maar alleen voor de Amsterdammers. Daarna ben ik naar juffrouw Oostmeijer op de lagere school hier op de Koog gegaan om halve dagen mee te helpen met bijvoorbeeld woordjes leren aan de kinderen.
Uiteindelijk heeft u de opleiding afgemaakt en hoe ging het toen verder? De opleiding heb ik inderdaad afgemaakt en in 1946 ben ik als onderwijzeres begonnen in Jisp met de heer Jack de Vries als hoofd. Ik verdiende daar 84 gulden in de maand. Gedurende 5 jaar ben ik met veel plezier op de fiets naar Jisp gegaan. Weer of geen weer altijd op de fiets, over de Wormer brug, heel Wormer door en dan naar Jisp. Meneer Smit had klas 3 en 4, en ik had klas 1 en 2. Twee klassen in één lokaaltje. Er was geen kleuterschool bij deze school. Als kinderen zes jaar werden moesten ze naar school. Ze hadden geen gymlokaal, maar daar hadden we wat op gevonden: in de warme maanden werd er gewoon buiten gegymd! Dan moesten de kinderen over banken van links naar rechts springen terwijl ze de banken vasthielden.
Kwam uw man ook uit de Koog?
Nee, hij kwam uit Amsterdam. Zijn familie kwam uit de Jordaan.
Maar waar en hoe bent u hem dan tegengekomen?
Wel, ik ben van oudsher en nog steeds lid van de Doopsgezinde Gemeente en indertijd dus ook lid van de Doopsgezinde Jongerenbond. Met deze Jongerenbond kon je elk jaar op kamp naar Texel. Vanzelfsprekend ging ik daarmee mee. En in 1951 heb ik Loek (Louis Marinus) daar ontmoet.
In datzelfde jaar 1951 was ik inmiddels verhuisd naar Zaandam en woonde ik in bij de familie Klein aan de Gedempte Gracht. Die verhuizing was niet zo maar, want ik was veranderd van baan en onderwijzeres geworden op de Vondelschool aan het begin van de Zeemanstraat in Zaandam. Ook hier hadden we geen gymlokaal Dus gingen we naar het gymlokaal van een andere basisschool vlakbij. Op deze school had ik maar één klas. Onder meer Tom Verkade (van de koekjes) en Hein Simons (van de houthandel in Zaandam) hebben bij mij in de klas gezeten. Mijn loon werd door deze overstap wel in één keer bijna verdrievoudigd. Ik heb het hier tot 1954 volgehouden. Toen gingen Loek en ik trouwen.
En trouwen in die tijd betekende als vrouw dat je meteen werd ontslagen. Nou, dat vond ik maar niks. Dus daarna ben ik nog regelmatig toch aan het werk gegaan als invalster op diverse lagere scholen in de buurt in de Zaanstreek. Assendelft was wel weer wat te ver voor mij. Het was voor die tijd toch wel heel bijzonder dat je bleef werken. Maar ik heb met dit invallen eigenlijk mijn hele leven gewerkt. Dit was ook handig als extra inkomen naast Loek’s inkomen.
Uw man heeft een eigen bedrijf gehad. Wat voor soort bedrijf was dat?
Loek had een eigen aannemersbedrijf opgezet: L.M. Keuter, later L.M. Keuter & Zn geheten. Hiermee heeft hij vele werkzaamheden uitgevoerd in vooral de Koog, maar ook omliggende plaatsen. Na zijn overlijden is het bedrijf voortgezet door onze zoon Dirk Johan. De werkplaats was eerst achter het huis en oorspronkelijk van D. Visser Schildersbedrijf, mijn vader. Later is de werkplaats verhuisd.
Om als Amsterdammer in te burgeren in de Koog ging Loek bij de Vrijwillige Brandweer van Koog aan de Zaan. Loek en ik hebben 2 zoons en 2 dochters gekregen. Mijn andere zoon heet naar zijn vader en is concierge bij het St. Michael College geweest.
Nu u het zegt: in de loop der tijd zal er wel veel veranderd zijn in de buurt, niet alleen qua huizen, maar ook qua winkels. Kunt u hier iets over zeggen?
Vroeger had je aan de overkant Floris of Floor Kleijn, een kruidenier met “De kleine winst” op nummer 26. Hier deed ik wel boodschappen. Het was een smal winkeltje met allemaal schappen aan de zijkant. Daarnaast zat een banketbakker Van Beek. Daarnaast drukkerij en boekhandel Out dat schoolspullen verkocht naar Nederlands Indie.
Hun drukkerij zat in het gebouw van wat nu de recreatieruimte is van ofi. Aan deze kant zat ook de winkel van meneer Walst. Ze verkochten bonbons en koek, meer comestibles. Een beetje duurdere spullen.
Hadden die dan wel voldoende aanloop van klanten?
Jazeker. Aan de buitendijkse kant woonden de rijkere families en deze behoorden zeker tot de klantenkring van meneer Walst. Net zoals je nu ziet dat er veel aanloop is bij De Wijn. In het verleden zaten er ook veel meer winkels in de buurt met bijvoorbeeld wel 4 kruideniers op een stukje van 50 meter. Iedereen had z’n besogne (werk). Dus dat was geen probleem.
Hier iets verderop zat Wezel. Hij had altijd snoep in grote blikken. Die verkocht hij dan weer in kleinere gedeelten. Je kon er ook stroopsoldaatjes kopen en rond sinterklaas dingen voor in je schoen.
Vroeger zat hier ook de familie de Boer tegenover en die hadden een slagerij. Zij slachten de dieren ook nog zelf. Dat vond ik als klein meisje maar niks, maar zij waren dat gewend.
Hun dochter Annie woont tegenwoordig in Tasmanie en daar correspondeer ik nog steeds mee per brief en ansichtkaart.
Verder had je nog Woerdeman. Daar kocht mijn vader altijd zijn sigaren. Hij rookte toen Karel I – sigaren.
Werd er in uw jeugd eigenlijk aan sport gedaan?
Iedereen zat op Simson. Alle kinderen gingen op gymnastiek. Uitvoering had je dan in De Waakzaamheid. Aan de Zaankant was het podium en de ouders konden daar dan voor zitten. Boven was verkleden. Daar hingen zakken en daar deed je dan je gewone kleren in en dan trok je je gymkleren aan. Er was geen echte kleedkamer, alleen voor toneelstukken was er achter in een kleedkamer. Maar daar was het ijskoud.
Heeft u ook in de loop der jaren uw rijbewijs gehaald?
Nou, ik ben er ooit mee begonnen. En het ging het aardig goed. Toen zij de examinator: “u bent een beetje zenuwachtig. Laten we het nog maar een keertje overdoen.” Nou dat heb ik gedaan, maar het is nooit wat geworden. Je mocht toen wel rijden als de bijrijder in de auto kon rijden. Dus dat was geen probleem. Tegenwoordig mag dat natuurlijk niet meer.
Frank Engel, mei 2023