De situatie op deze foto is onherkenbaar veranderd. Niets van wat er op deze foto staat is bewaard gebleven. Vandaag de dag zijn er links en rechts de opstallen en hekken van Cacao de Zaan die het straatbeeld bepalen. Het is er, vergeleken met vroeger, echt niet mooier op geworden.
Hoogstraat nr. 33, C23, en achtergelegen tennisbaan van familie Duyvis, C24.
Het huis is eigendom geweest van diverse eigenaren: Jan Jacob Kool (1832), zijn weduwe Neeltje de Jager (1843), Jac. Van Pomeren zijn weduwe Aagje Kool (1861), hun dochter Neeltje van Pomeren (1877), Trijntje Brandenburg (1882), Teunis Crok, Dirk Crok, Cornelis Crok (1891) en zijn weduwe Maria Helena Avis (1894), dochter Cornelia Crok (1898), Herman Bakels (1906), Neletta Crok (1916), Crok en consorten, Elisabeth Crok (1946), van Delft Koekfabriek (1947) en tenslotte Cacao de Zaan (1960). In 1975 liet Cacao de Zaan Hoogstraat 33 slopen.
Nieuwbouw garage in de tuin van nr. 33
In 1946 diende de tegenover nr. 33 gelegen Van Delft’s Fabrieken een bouwaanvraag in voor de bouw van een garage op de plek van de schuur van nr. 33. De bouw werd uitgevoerd door de gebr. Vredenduin voor de bouwsom van fl. 13.000,- . In 1947 werd de aanvraag goedgekeurd door de gemeentearchitect en kon het werk aanvangen.
De tennisbaan van de fam. Duyvis
Achter Hoogstraat 33 lag de tennisbaan van de fam. Duyvis. Eerst alleen toegankelijk voor hun familie en vrienden maar vanaf 1907 ook voor leden van de toentertijd opgerichte Koog-Zaandijkse Tennis Vereniging (KZTV). In het begin was het een grasbaan maar in 1920, door wateroverlastproblematiek, werd hij vervangen door een gravelbaan. Het grondgebied werd nog iets vergroot door een achterliggende sloot gedeeltelijk te dempen.
De dames Bruyn, wonende op nr. 33, waren regelmatig bezig met theeschenken t.b.v. de clubleden en werden in elk jaarverslag van de KZTV daarvoor uitbundig geprezen.
Overlast ondervonden zij vooral van de jeugdleden. Dit was de heer E.G. Duyvis een doorn in het oog en hij wist het in 1913 voor elkaar te krijgen dat de juniorenafdeling werd stopgezet. Een jaar later waren er echter al weer nieuwe junioren actief op de baan.
De vereniging had de grond inmiddels van E.G. Duyvis gekocht. De vereniging groeide en de banen achter de Hoogstraat waren niet meer voldoende om alle leden te kunnen laten spelen. Zodoende werd er een terrein van de firma Honig gehuurd aan de Sportstraat voor de symbolische som van fl. 1,- per jaar. Daar werd een nieuwe gravelbaan aangelegd.
De oude tennisbaan werd teruggekocht door Teewis Duyvis, die hem in 1955 verkocht aan Hendrikus Johannes Lafeber. In 1959 verkocht hij zijn aldaar opgerichte fabriek en erf aan zijn eigen opgerichte firma: Laco Gereedschappen B.V. Laco verhuisde naar de Mauritsstraat te Zaandam. Zij verkochten het perceel + opstal in 1966 aan de firma J.A. Nefkens.
In 1978 werd Cacao de Zaan eigenaar.
Hoogstraat nr. 35, C25
De weduwe Aagje van Pomeren-Kool verkocht het huis en erf in 1846 aan Arie Heijnis. In hetzelfde jaar ging het over in handen van Pieter en Antje Dekker. De weduwe Antje verkocht het in 1871 aan Jacob Duyvis. In dit pand hield hij kantoor voor zijn stijfselfabrieken in Koog aan de Zaan en Wormerveer.
Stijfselfabrikant en 2e kamerlid Jacob Duyvis (1832-1908)
Jacob Duyvis was getrouwd met Petronella Leonarda Verkade (1832-1893), een zus van de oprichter van de firma Verkade. Jacob was fabrikant, koopman, gerstpeller, Kamerlid en burgemeester van Koog aan de Zaan (1862-1866).
Als lid van de Tweede Kamer voor een periode van twee jaar verhinderde hij in 1884 de terugkeer van oud-minister Kappeyne van de Coppello in de Kamer. Enkele malen voerde hij het woord bij economische onderwerpen en bij de behandeling van het initiatiefvoorstel-Reekers over de zeevisserij.
Duyvis stelde zich welwillend op ten opzichte van de groeiende arbeidersbeweging. Als bestuurslid was hij verbonden aan het Utrechts Museum van Kunstnijverheid. Duyvis bezat de tarwestijfselfabriek Chios in Koog aan de Zaan, de tarwestijfselfabriek ‘De Prinses’ te Wormerveer en de Koninklijke Rijststijfselfabriek Duyvis & Co te Utrecht (bron: www.zaanwiki.nl).
Het pand werd in 1894 gemeenschappelijk eigendom van de Ericus Gerardus, Jan Janszn. en Jacob Duyvis. Zij verkochten het pand in 1916 aan de overbuurman op Hoogstraat 54: Van Delft Koekfabriek.
Direct na de aankoop diende van Delft een verbouwplan in t.b.v. het veranderen van de gevel en de indeling. Er werd een grote dubbele toegangspoort gemaakt om toegang te krijgen tot het achterliggende erf. De bestaande woonhuisindeling werd verwijderd.
Van Delft diende in 1921 een bouwaanvraag in voor het bouwen van een houten kistenopslag loods, gelegen op het erf achter het huis.
23 april 1958: brandmelding bij nv Van Delft. De grote houten loods, gelegen achter Hoogstraat 35, gevuld met emballage, stond geheel in brand. Zaandijk kwam te hulp met rijdende spuiten en ook met de drijvende spuit. Met 16 stralen werd de zaak geblust en om 20.15 uur kon worden gestopt met water geven. De loods ging geheel verloren. Met vuur spelende kinderen werden als oorzaak aangegeven (info: GAZ). Het woonhuis ervoor, Hoogstraat 35 werd gesloopt in…..?
Hoogstraat nr.54, voorheen nr. 374, bakkers woon- en winkelhuis
Dit was een van de twee woon/winkelpanden die werden gesloopt t.b.v. de bouw van Koekfabriek ‘De Vlijt’ in 1901.
Bakker Lodewijk van der Linde (1796-1832) stond in 1832 te boek als eigenaar van het pand.
Hij huwde met de weduwe van Wormerveerder Klaas Stolp: Jetje Rensen (1798-1872).
Uit haar eerste huwelijk had Jetje een zoon genaamd Lieuwe, hij overleed op 11 jarige leeftijd in 1832. Lodewijk en Jetje kregen samen 5 kinderen: Hendrik ( 1825-1827) Hendrik (1830-?), Jan (1832-1834), Geesje (1834-?) en Grietje (1836-1843). Lodewijk sterft in 1832.
Na het overlijden van Lodewijk hertrouwde Jetje in 1837 met bakker Hendrik Krap (1806-1870) uit Hoorn. Hij zette de bakkerij voort. In 1841 werd hun zoon Albert geboren, maar deze overleed spoedig. In 1842 werd een 2e zoon met de naam Albert geboren. Behalve de familie woonde er ook regelmatig een dienstbode en een bakkersknecht in bij het gezin. Hendrik overleed in 1870. Na het overlijden van zijn vader keert Albert terug naar zijn ouderlijk huis om de bakkerij voort te zetten. Zijn moeder neemt haar intrek in zijn huis in Zaandijk.
In 1866 trouwde Albert Krap (1842-1925) met de Koogse Sara Maria Valk (1845-1900). Het echtpaar bleef kinderloos.
Na het overlijden van moeder Jetje werd Albert in 1872 eigenaar van huis en bakkerij.
In 1889 vroeg Albert een bouwvergunning aan t.b.v. de bouw van een opslagloodsje. Dit lag tussen de bestaande bakkerij en het huis van de fam. Duyvis op nr. 52.
Albert en Sara waren in 1879 al verhuisd naar Amsterdam. Zij zijn daar ettelijke keren van adres gewisseld om uiteindelijk op de Prins Hendrikkade 186 neer te strijken. Op deze plek woonden zij toen Sara in 1900 overleed.
Na het overlijden van Sara hertrouwde Albert in 1901 met Henriette Susanna Elisabeth Spöhler (1856-1940). Bij het overlijden van Albert in 1925 woonde hij, samen met zijn vrouw Henriette, op de van Baerlestraat nr. 74 te Amsterdam. Kennelijk was hij tot op hoge leeftijd actief als eigenaar van een bedrijf.
Lees meer info over Koek- en Beschuitfabriek ‘De Vlijt’
Hoogstraat nr. 56, het kruideniers woon/winkelpand
Helaas zijn er , tot op heden, geen goede foto’s van het pand te vinden. In 1832 staat het te boek als eigendom zijnde van Ariaan Pietersz. Couwenhoven, winkelier van beroep. In 1868 werd het pand publiekelijk verkocht, Teewis Duyvis, de buurman van nr. 52, werd de nieuwe eigenaar. In 1873 ruilde hij het pand tegen een ander pand van gelijke grote met de Alkmaarse zeilmaker Martinus Willem Honkoop. Deze laatste verkocht het in hetzelfde jaar aan Barend Altink, timmerman van beroep. In 1897 werd de cargadoor Carel Dorpema de nieuwe eigenaar. In 1902 werd de woning gekocht door Koek- en beschuitfabriek ‘De Vlijt’, voorheen A. Krap, en vervolgens gesloopt t.b.v. de te plegen nieuwbouw. Het buurpand op nr. 58, van de dames Crok viel ook ten prooi aan de slopershamer.
Huurder Willem Dekker verhuisde, i.v.m. de nieuwbouw van Koekfabriek ‘De Vlijt’ naar het pand Stationsstraat nr. 1., door hem gekocht in 1903.