Door een stevige verkoudheid was ik gedwongen thuis te blijven. Wel, nu had ik weer voldoende tijd om weer wat te gaan lezen. Ik pakte een oud boekje uit het schap: “Geschiedenis der Zaanlanden ” uit 1874. Vol met verhaaltjes en wetenswaardigheden uit een vervlogen tijd.
Door Thijs de Gooijer
Toen ik wat bladerde viel mijn oog op een artikel dat ging over het jaar 1692. Het artikel heette “Sneeuwwonder”… en ik las geboeid het volgende verhaal… en… het is nog waar gebeurd ook.
Het was een zachte winter dat jaar, zo eentje als we nu hebben. De Kerst was al “groen” verlopen en ook in Januari was de winter ver weg… zo ver dat de mensen al dachten helemaal geen winter te zullen krijgen. Dat in tegenstelling tot het jaar daarvoor… toen was het zo koud dat de rivieren dichtvroren en een grote groep hongerige wolven de oostelijke streken van Nederland nog onveilig konden maken.
Maar plots sloeg de wind om naar Oostelijke richtingen… ze voerde lucht aan wat uit Rusland kwam. Het werd kouder en kouder en de fijne sneeuw die werd meegevoerd sloeg de wandelaar scherp in het gelaat… en het bleef sneeuwen…
De 18e, 19e, en 20e Februari te weten Maandag, Dinsdag en Woensdag viel er zoveel sneeuw dat de wegen onbegaanbaar werden. Het bleef maar doorsneeuwen en vriezen en een felle Oostenwind joeg de sneeuwhopen op tot grote hoogte. Het witte spul lag met recht huizenhoog… Bij de herberg ’s Lands Welvaren gelegen aan de Oostzijde in de bocht naar het schiereiland de Hemmes, vlakbij de latere cacaomolen de Oranjeboom lag de sneeuw maar liefst 35 voet (!) hoog opgewaaid door de storm… ruim 10 meter dus… een enorme berg…
Een ooggetuige uit die tijd die ook op het Kalf woonde schreef dat hij Woensdagmorgen wakker werd en geen licht door het slaapkamerraam zag binnenkomen… Nieuwsgierig schoof hij de gordijntjes opzij en keek verwonderd in een geweldige sneeuwberg van meters hoog die boven de dakrand uitkwam… Hijzelf en meerdere bewoners op het Kalf moesten uit het dak klimmen om vervolgens een soort mijn te gaan graven in de sneeuw om bij de voordeur te komen. Vervelend was het dat diverse daken het gewicht van de sneeuw niet dragen konden en inzakten… een hoop ellende veroorzakend…
Een andere bewoner schreef dat hij zijn hokken met kippen en eenden aan de oostkant van het huis gelegen niet meer terug kon vinden. Al scheppend wist hij een tunnel te graven in de richting van de beesten… of hij ze nog levend aantrof vermelden de analen niet… mogelijk heeft hij gebraden kip gegeten de rest van de week…
Het openbare leven was in die dagen behoorlijk verstoord… het was al een hele onderneming om aan de noodzakelijk boodschappen te komen om wat op tafel te zetten. Om een winkel of boer te bereiken had je al een halve dag nodig… en verkeer per trekschuit of koets was er helemaal niet meer. Het was al een hele toer om van Wormerveer naar Krommenie te komen voor werk of i.d…
Daarna bleef het voorjaar zeer koud. De sneeuw bleef lang liggen. Door gebrek aan warmte had men een slechte oogst dat jaar. De producten waren schaars en er ontstond “pure duurte” zoals men dat noemde in onze streek.
Dus sneeuw- en schaatsliefhebbers… wanhoop nog niet maar gedenk het jaar 1692 waarin Koning Winter en de lieftallige maar o zo koude ijskoningin hun scepters pas eind februari lieten zwaaien.