In de walvisvaart heeft de Zaanstreek laten zien welke ondernemingsgeest haar inwoners bezaten. Al vroeg in de 17e eeuw monsterden veel Zaankanters aan op de schepen, maar de grote piek begon rond 1650.
Dat was tevens het jaar waar in Londen het eerste chocolade- en theehuis werd geopend.
Door Thijs de Gooijer
In de Zaanstreek werden veel particuliere rederijen en ondernemingen opgericht om schepen uit te rusten voor de jacht op deze geweldig grote dieren.
Werkelijk alle Zaanse dorpen namen deel aan de walvisvaart behalve het dorp Wormer. Daar bakte men “Hartbroot” of beschuit bestemd voor de zeevaart vanwege de langere houdbaarheid. Het ernaast liggende Jisp echter was heel actief en er verschenen veel traankokerijen aldaar, een ondraaglijke stank verspreidend…
Het jaar 1697 was een topjaar voor de vangst. Maar liefst 78 Groenlandvaarders kwamen op thuisreis met de vlaggen in top tegelijk de Zaan opvaren. En de Russische vorst Czaar Peter stond aan de kant toe te kijken. Wat zal dat een geweldig gezicht geweest zijn! Die schepen, die wuivende mensen aan de kant, die blijheid om hun dierbaren in goede gezondheid na lange tijd weer te zien…
De schepen brachten in dat jaar 1200 walvissen thuis, deze walvissen waren goed voor 40.000 vaten gevuld met vinken en hachjes spek en een grote hoeveelheid baleinen en baarden. De baarden werden vooral gebruikt als mesheften, wandelstokken, paraplu’s, parasols,hoepels voor fuiken en hoepelrokken en rijglijven. Het spek werd uitgekookt om traan te bereiden.
De walvisvaart was zeker niet zonder gevaar. Dat kon een jongeman uit de Zaanstreek in die dagen gelukkig nog navertellen. Jacob Dieukus heette hij en kwam uit Assendelft. Hij deed zijn werk als harpoenier en zat voorin de sloep die te water was gelaten omdat er walvissen gezien waren. Plotseling kwam er een enorme walvis met grote vaart recht onder de boot omhoog, de gehele sloep werd uit het water getild en de bemanning viel er deels uit… Jacob ook, die viel met een harde klap bovenop de walvis! Zijn aangelijnde harpoen prikte zich vast in de speklaag van het dier die daarop direct de ijzig koude diepte indook…
De arme Jacob die hopeloos met zijn been in de lijn verstrikt zat met zich meesleurend. De maats die inmiddels weer in de sloep geklommen waren, hadden de moed al opgegeven om de ongelukkige Jacob ooit weer levend terug te zien toen het beest een honderd meter verder plots weer opdook met Jacob nog steeds aan zich vastgeprikt… een afschuwelijk gezicht! Tot drie keer toe dook de walvis naar de diepte en evenzovele malen moest Jacob minutenlang gedwongen zijn adem inhouden ondertussen biddend dat de walvis spoedig weer naar boven zou gaan. Pogingen van hem om zich met zijn mes los te snijden mislukten, de lijn zat te strak om zijn been gekneld.
Toen gebeurde wat iedereen hoopte… de harpoen was geprikt en niet gegooid, zat dus was losjes in de dikke speklaag en raakte plots los. Jacob was nu vrij en wist naar de oppervlakte te zwemmen en op zijn hulpgeroep kwamen de verbaasde maats aanroeien om hem aan boord van de sloep te hijsen waar hij totaal verkleumd op adem kon komen.
Op het schip kreeg hij vervolgens droge kleren en een glas brandewijn voor de kou en schrik waarna hij zijn plaats weer in de sloep kon innemen. De walvis was verdwenen maar… Jacob had tenminste wat te vertellen als hij weer thuiskwam in Assendelft. Niet iedereen maakte immers een ritje onder water op de rug van een walvis!
In die periode van de Gouwen Eeuw werd ook de cacao meer en meer bekend. Toen het 12-jarig bestand in de oorlog met Spanje was afgelopen en de vijandelijkheden weer waren begonnen kreeg de WIC (West-Indische compagnie) het monopolie op de handel met Amerika. En met het opnieuw uitbreken van die oorlog kwam ook de kaapvaart weer in betere doen. Hun taak was Spaanse schepen te veroveren met goedkeuring van de admiraliteit. Spanje had het er moeilijk mee… Venezuela, een Spaanse kolonie werd verwaarloosd omdat er te weinig goud en zilver werd gevonden. De Nederlanders echter zagen hun kansen, leverden tegen betere prijzen werktuigen, stoffen en andere producten in ruil voor suiker, tabak en cacao.
Tot de 18e eeuw hebben de Hollanders de handel in cacao met Venezuela, wat het belangrijkste handelsgebied van goede cacao was in die tijd, geheel in handen gehad. Deze cacaohandel was overigens niet geheel in bezit van de Amsterdamse kooplieden, Na Amsterdam was Zeeland de belangrijkste deelnemer. Een bijna even groot deel van de handel verliep toen via de Zeeuwse havens. In het begin van de 19e eeuw waren er maar liefst 27 cacaofabrieken in Nederland, waarvan 15 in Zeeland en de rest in de Zaanstreek. De Zeeuwen hadden ook cacaoplantages in het op de Engelsen veroverde Suriname en de geoogste cacao daar was van zeer goede kwaliteit. Door het uitbreken van ziektes en mismanagement is die cultuur aan het eind van de 19e eeuw daar ter ziele gegaan in tegenstelling tot de Zaanstreek waar de cacao en de veredeling van cacao een steeds grotere plaats heeft ingenomen.