In 1954 kwam Jan Stuurman van Dirk Jan Stuurman in het bedrijf. Hij had daarvoor enkele jaren in London gewerkt bij diverse cacaohandelaren en had zich daar erg veel beziggehouden met de handel op de Londense en New Yorkse cacaotermijnmarkten.
De zaken gingen steeds beter en de orderportefeuille was goed gevuld.
Door Thijs de Gooijer
Brand in het Zaans Veem
Een klap kreeg het bedrijf echter door de brand in de panden Nederland en Czaar Peter van Zaans Veem in oktober 1954. Een vergeten zaklantaarn die op een baal cacaobonen lag was waarschijnlijk de oorzaak. In het Veem lag veel cacaoboter maar ook cacaobonen en Tengkawanpitten in opslag bestemd voor Stuurman. Een ontzaglijke brand was het gevolg en het vele toegestroomde publiek op de oevers van de Zaan zag tientallen meters hoge vlammen..instortende vloeren, vallende muren en brandende cacaoboter die door de gaten in de muren de Zaan instroomde. De totale schade van de brand was meer dan 10 miljoen gulden, een astronomisch bedrag in die tijd en de nablussing duurde maar liefst 4 weken.
Maar Stuurman zat wederom niet bij de pakken neer. Omdat de vraag naar cacaoboter en- poeder steeds meer toenam moest de capaciteit in het breken en sorteren van cacaobonen verdubbeld worden, daarom worden er in 1955 twee nieuwe breek- en sorteermachines van Lehmann-Aalen West-Duitsland geplaatst. Deze vervangen het oude houten sorteerwerk van voor de oorlog.
Brand in pakhuis Accra
Terwijl de familie Stuurman op 26 juni 1955 met hun botter op het Alkmaardermeer aan het zeilen waren worden ze door een medewatersporter gewaarschuwd dat de fabriek Aurora in de brand staat. Op dat moment is van het Alkmaardermeer af de rookkolom reeds te zien. Jan Stuurman gaat per taxi naar de Zaanstreek en als in de loop van de middag de rest van de familie met de botter door de Julianabrug komt zien ze dat het hele pakhuis Accra is verbrand terwijl de brand in de grondstoffen nog steeds woedt. Gelukkig is de fabriek behouden gebleven.
Opnieuw aanpakken dus. En in november 55 wordt begonnen met de bouw van een nieuw pakhuis waarbij rekening wordt gehouden dat de cacaobonen niet meer in balen worden opgeslagen maar in silo’s.
Topjaren van 55 tot 60
In de vijftiger jaren kwamen regelmatig slechte cacao-oogsten voor waardoor er soms moeilijk aan cacao te komen was en de prijzen dus erg hoog waren. Daardoor kwamen in deze tijd veel cacao-en chocoladefabrikanten en handelaren in de problemen. Dit gold zowel in Nederland als in de buurlanden. Verschillende gingen er failliet.
Het was mooi dat toen bij Stuurman door de kennis en kunde veel Tengkawan pitten in het vooruit waren ingekocht. Daardoor werd Stuurman in die jaren de grootste cacaoboterexporteur van Nederland en misschien wel van West-Europa. Australië was één van de grootste afzetmarkten in die tijd.
De financiering van de tengkawanaankopen werd gedaan via de Overzeebank v/h de Amsterdamse Goederenbank, die later opgegaan is in de Twentse Bank en later de ABN. Stuurman stond dan ook af en toe in het rood wat wel eens tot ongerustheid leidde, maar Jan Stuurman stelde de familie gerust en zei: “Als de bank dat goed vindt is dat helemaal niet erg”.
In 1958 wordt de naam N.V. Cacaohandel en Industrie v/h J. Stuurman Dz te Koog aan de Zaan veranderd in Stuurman Cacao N.V. te Zaandam.
In dat jaar is misschien ook wel enigszins de latere overname door Gerkens ontstaan omdat Gerkens besluit tot het zelf te gaan leveren van geraffineerde cacaoboter. Dus niet alleen maar in loon voor Stuurman Cacao en anderen. De boter van Gerkens was toen nog echter van iets mindere kwaliteit. Deze nieuwe activiteiten van Gerkens zijn achteraf waarschijnlijk ook de reden geweest van Dirk Stuurman om als commissaris van de Zaanlandse Olieraffinaderij voor te stellen alle aandelen van hen door Stuurman Cacao N.V. te laten kopen. Hierdoor kreeg de ZOR meer financiële middelen om uit te breiden waardoor er raffinagecapaciteit voor Stuurman Cacao ging ontstaan. Het voorstel van Stuurman Cacao was zelfs om alle wringers bij de ZOR te plaatsen, dit omdat de wringers constant op Tengkawanpitten draaiden en dit vet toch bij de ZOR geraffineerd moest worden. Dit is echter nooit van de grond gekomen. Wel zijn in 1959 alle aandelen ZOR gekocht.
Ook ontstond in deze tijd samen met de Amsterdamse handelsmaatschappij Hollando-Africaine, nu Continaf, welke een grote importeur van Afrikaanse cacaobonen was, het idee om de mogelijkheden in Afrika te onderzoeken voor de opbouw van een cacaofabriek in Cameroun om daar alleen cacaomassa te maken. Daarom is Jan Stuurman in 1958 enige tijd in Afrika geweest om dit te onderzoeken maar de opbouw van een fabriek daar had geen zin door de vele instabiele regeringen in deze landen. Het was er eigenlijk een rommeltje. Pas in 2003 is het Gerkens gelukt daar met een fabriek voor cacaomassa van de grond te komen.
In 1959 is het zover dat in de nieuwe silo’s in pakhuis Accra de eerste bonen opgeslagen kunnen worden. Hierbij worden de dekschuiten overdekt gelost en de balen die op de schuit liggen opengesneden en gestort waarna via schroefvijzels en elevatoren de bonen in de silo’s komen.
Aan het eind van de 50’er jaren, wanneer in 1959 de levering van cacaoboter 4700 ton is en cacaopoeder 1600 ton is, blijkt toch dat Cacao de Zaan een grote voorsprong krijgt met de verkoop van cacaopoeder omdat zij zeer donkere cacaopoeder kunnen maken, waardoor men bij het maken van diverse producten met minder dure cacaopoeder toe kan. Ook Stuurman Cacao begint met diverse proeven om dit te bereiken maar het lukt nog niet helemaal waardoor de cacaopoeder afzet toch wel wat minder wordt.
De cacaoboterafzet gaat nog steeds erg goed, al begint de internationale cacaowereld onder aanvoering van Cacao de Zaan toch wel tegen het bijmengen van Tengkawanvet aan te hikken.
De 60’er jaren
Hoewel de 50’er jaren drukke en rijke jaren waren voor het bedrijf begon het nu toch minder makkelijk te worden. De kwaliteitseisen van de afnemers worden steeds hoger. De vraag naar donkerder cacaopoeder neemt steeds meer toe en ook op cacaoboter gebied vraagt men steeds meer naar zuivere cacaoboter. Ook aan de cacaopoeder moet steeds beter in kwaliteit worden omdat deze in de zoetwarenindustrie steeds meer toegepast wordt met de cacaobotersubstituten van bijv. Crok en Laan en Unilever. Wanneer de cacaopoeder niet goed is geeft deze met de substituten aanleiding tot ranzig worden van het product.
Ook in de fabriek worden de proeven nog steeds doorgezet, nu met behandelde cacaomassa, om de poeder donkerder te krijgen. Om een hygiënischer geheel in de fabriek te krijgen, worden veel machines, die tot nu toe in de rode menie stonden, crème geschilderd waardoor deze beter waren schoon te houden evenals de houten vloeren die met plaatijzer bekleed werden. Ook aan de stofbestrijding werd veel gedaan.
Voor de cacaoboteropslag werd een geheel nieuw tankgebouw op de plaats naast het ketelhuis neergezet. Dit gebouw was van binnen geheel betegeld en voorzien van een weeginstallatie om de boter vloeibaar af te wegen voordat het de tankboot in ging. Vanaf 1962 werd er ook boter vloeibaar afgeleverd in geïsoleerde tankwagens. De eerste rit ging naar Hamburg en tot geruststelling van leverancier en het transportbedrijf Albert Keyzer was de boter bij aankomst in Hamburg nog vloeibaar en te verpompen. De Belgische chocoladefabriek Callebaut voelde hier ook wel voor en zij kwamen in april 1963 voor het eerst bij de Aurora om vloeibare Aurora-A boter, de beste die er was te halen.
Tot nu toe had men nog niet veel problemen met het personeel dat altijd vrij constant uit 40 tot 50 man bestond. Elk jaar gingen de lonen omhoog en de arbeidsomstandigheden werden toch wel iets beter, elk jaar werd er nog een fabrieksuitje gehouden, de Sinterklaaspakketten waren altijd goed, en schoenenbonnen te besteden bij de Zaanlandse Schoenhandel werden ook 2 maal per jaar gegeven en een “pondje poeier” kreeg men ook regelmatig mee naar huis.
Dat het nog wel goed ging kon men ook elke ochtend zien wanneer er om half elf door de mensen op kantoor chocolade werd gedronken. Gebruikelijk was om bij de kop chocolade 2 koekjes ( een stelletje) te krijgen uit het bekende assortimentsblik van Verkade. Wanneer het goed ging in het bedrijf werd dit genomen uit het luxe groene blik, maar als de tijden even wat minder werden, werd er door de heren Stuurman gezegd dat het wat al te luxe was om altijd maar koek uit zo’n groen blik te nemen. Het was goedkoper om dit uit het rode en minder luxe assortiment te nemen. Aldus werd dan gedaan en wist eenieder weer hoe de zaken ervoor stonden.
Het chocolade drinken was toch al een hele ceremonie. Hier werd de poeder die uit de productie kwam geproefd. Wanneer men geen chocolade (kop cacao) wilde, moest men bijna een doktersvoorschrift hebben als men koffie wilde drinken. De chocolade werd altijd klaargemaakt door Mevrouw Schuddeboom, zij kon dit ook goed en deed dit volgens het volgende recept: 13 gram poeder 22-24% vet en 27 gr. suiker met wat melk tot een zalvig troetje roeren, daarna langzaam 113 cc kokende melk langzaam onder voortdurend roeren toevoegen i.v.m. vluusvorming daarna noch even laten staan en nogmaals controleren op vluusvorming en dan serveren Wanneer Mevrouw Schuddeboom toevallig niet aanwezig was moest de chocolade klaargemaakt worden door één van de dames van de handelsafdeling. Nooit door één van de dames van boekhoudafdeling. ”Deze hadden geen verstand van cacao”.
Dat er standsverschil was tussen de handelsdames en de boekhouddames bleek ook uit het feit dat de handelsdames tussen de middag eieren mochten bakken in de keuken en de boekhouddames niet.
Maar hoewel er zoals gezegd weinig problemen met het personeel waren begon dit toch te veranderen want in Nederland, en vooral in de Zaanstreek en Amsterdam, raakte de arbeidsmarkt overspannen en de lonen stegen sterk. Aan de andere kant werkte de toenmalige looncontroledienst ook heel actief om te kijken of de c.a.o. wel juist werd gehanteerd, en de boetes voor te hoge beloningen waren dan ook niet laag maar wel regelmatig.
Een mogelijkheid om hier onderuit te komen was het invoeren van een prestatiebeloningssysteem en omdat de zoon van J.D. St. Kees (K) in 1963 bij het bedrijf begint en D.M. zijn broer J. met de commercie gaat assisteren, kan K. mooi in de fabriek beginnen en meteen het prestatiebeloningssysteem opzetten. Het werd dan ook een jaar later ingevoerd waarbij er toch ook nog wel arbeidskundige zaken verbeterd werden. Bij de invoering was het nodig dat ook de vakbonden hier in mee gingen. Toen was het ook voor het eerst dat de vakbonden bij Stuurman Cacao over de vloer kwamen. Het hoofd boekhouding P. Voorthuis had uit zijn vroegere werkkring enige ervaring met vakbondsbestuurders en hij moest dat toen ook maar regelen. Met het gebruiken van het prestatiebeloningssysteem kwam er wel wat rust aan het loonfront maar personeel was, ondanks de misschien wat hoge beloning nog moeilijk te krijgen. Nieuw voor Stuurman Cacao was toen dat men ook via het arbeidsbureau in Zaandam personeel ging werven en dat men ook mee ging in de landelijke opleidingen voor bedieningsvakman. De voorloper van de processoperator.
Zelfs toen op een winteravond in 1965 de doopsgezinde predikant uit Wormerveer bij K. langskwam met de vraag of hij misschien werk had voor een Tunesische jongen die in Wormerveer was, waren ze bij de Aurora erg gretig deze direct in dienst te nemen. Het was Abdelkadar Hamida en zijn vader was kapper in Tunesie. Hamida sprak natuurlijk geen woord Nederlands maar heeft daarna nog vele jaren bij Stuurman Cacao gewerkt totdat hij in Wormerveer aan de Kerkstraat bij een kapper kon gaan werken wiens zaak hij later heeft overgenomen. De zaak bestaat nog steeds. Hamida heeft toen wel, ook door zijn instelling en aanpassingsvermogen, een doorbraak betekend bij Stuurman Cacao op het gebied van buitenlandse arbeidskrachten. Het waren harde werkers die netjes werkten maar ook veel wilden leren.
Een arbeidsintensief en zwaar werk was nog steeds het opgieten van de cacaoboter in dozen. Al een tijdje deed men proeven om de cacaoboter, m.b.v. een drukkoeler, onder druk te koelen, waarbij de gekoelde boter automatisch en nog vloeibaar (maar reeds onderkoeld) afgewogen in de doos kwam die dan door een koeltunnel ging, de cacaoboter stolde en daarna werd de doos automatisch dichtgeplakt door een dozen sluitmachine. De doos hoefde dan alleen nog maar op een pallet gezet te worden. Na veel proberen om de juiste koeltemperaturen te krijgen lukte het om in 1965 met dit systeem te gaan werken waardoor er niet alleen in 24 uur 6 man bespaard werd, maar ook het werk werd veel lichter.
De pallettisering in het bedrijf werd eigenlijk in gang gezet omdat in 1964 de Kisten-en Palletfabriek Kools en Voorthuis ook aan het Kalf in Zaandam werd overgenomen. Dit bedrijf had kapitaal nodig omdat het moest verhuizen i.v.m. de aanleg van de Coentunnelweg en brug over de Zaan maar ook omdat het wilde beginnen met de assemblage en verkoop van legbatterijen voor kippen. Zij zaten al wat in deze branche omdat ze veel eierenkisten maakten in hun fabriek. Deze kisten werden echter door karton vervangen. Het bedrijf verhuisde naar Westzaan maar al snel bleek dat de leveringen van de legbatterijen niet klopten met de prognoses. Het was eigenlijk een kip met een leeg ei.
Toch is de overname van Kools en Voorthuis nog ergens goed geweest want men kwam op het idee om de heftruck en een grote partij pallets van Kools en Voorthuis naar de Aurora te halen. Hierdoor kon er zowel met de cacaopoederzakken en de boterdozen op pallets gewerkt worden maar ook alle binnenkomende goederen konden nu op deze manier door het bedrijf heen getransporteerd worden. Het was een hele verbetering.
Een andere aanzet tot een nieuwe ontwikkeling bij het bedrijf was in 1965 een advertentie van het Duitse bedrijf Gebr.Gartmann Schokoladenfabrik Hamburg in het tijdschrift “Cacao, Chocolade en Suikerwerken “, waarin het wegens bedrijfssluiting een compleet systeem met de bijbehorende machines aanbood voor het maken van hele donkere cacaopoeder. De prijs was 100.000 mark. De jongere generatie stuurlieden was er direct voor hierop in te gaan, maar de ouderen, die gewend waren alles zelf uit te vinden vonden het maar niets. Toch kwam het na vele uren praten toch zover dat de chef technische dienst K. Kemp samen met Kees Stuurman naar Hamburg mocht om de zaak eens te bekijken. Alles wat de Gebr. Gartmann gezegd hadden over hun procedé en installaties was waar en het eindproduct voldeed ook aan de verwachtingen. De installatie en het procedé werden gekocht al moest er ook nog een deel van Gartmann’s chocolade-installatie bijgekocht worden. Er zat dus een addertje onder het gras. De chocoladefabriek Grootes in Westzaan wilde echter deze machines wel overnemen, zodat alles rondkwam. Na een paar weken onderricht en proefdraaien in Hamburg werd de installatie door S.C. in Hamburg gesloopt en het geheel werd door de firma Kalf uit Westzaan naar Zaandam vervoerd.
Door een gat in het dak van de fabriek werd de apparatuur bestaande uit 2 kneders, trommelbrander en desodoriseerketel (om de cacaoboter smaakvrij te maken) binnengehesen en geïnstalleerd. Na 2 maanden was alles klaar en kon met het proefdraaien begonnen worden. Hoewel alles niet direct vlekkeloos verliep lukte het toch al gauw om 2 soorten donkere cacaopoeder te maken, een zwarte en een mooie donkerroodbruine. De zwarte poeder was zelfs donkerder dan de donkere poeders van Cacao de Zaan.
Hoewel er nu toch donkere cacaopoeders gemaakt kunnen worden, zijn er nog geen afzetmogelijkheden want de afnemers weten nog niets. In die tijd waren er natuurlijk wel agenten maar met hen werd alleen maar over de handel gesproken. Er werd niets verteld over productontwikkeling etc., agenten kwamen heel weinig over de vloer en als ze kwamen, mochten ze alleen in het directiekantoor en de rest was zeer geheim .Wat ze zagen zou alleen maar doorverteld kunnen worden aan de concurrenten. Om toch de verkoop op gang te brengen begonnen J. en K. eerst met de beide producten een naam te geven. De zeer donkere poeder kreeg de naam Afra. Op het kantoor hing namelijk al een tijd een tekening van Afra een Volendams meisje dat altijd in Hotel Spaander bediende tijdens de mannentocht van de Zaanlandse Zeil Vereniging. Zij maakte altijd veel indruk op de mannen van Stuurman, daarom dit product Afra. De wat meer roodbruine poeder kreeg de naam Moreno, het Spaanse woord voor roodbruin.
Stuurman stuurde ondertussen de buitenlandse agenten de monsters om te promoten en in oktober 1966 bestelde de firma Fennema uit Apeldoorn, de maker van de bekende Crioletta coating,1000 kg moreno cacaopoeder. Het was het begin van een nieuwe fase, temeer omdat de poeder ook schimmelvrij was.
Om aan de vraag naar cacaopoeder te voldoen werd er begin 1967 bij de firma Thouet in Aken een cacaopoederinstallatie besteld, die in oktober in bedrijf kwam. De installatie had een capaciteit van 1300 kg per uur.
Ook werden er 6 attritoren (Kogelmolens) aangeschaft. Deze dienden om de fijnheid van de cacaomassa die door de pennenmolens was verkregen nog fijner te maken, hierdoor werd de cacaopoeder ook fijner en daardoor beter oplosbaar. Een attritor is een cilinder gevuld met porseleinen kogels, die langs elkaar heen draaien omdat de cilinder draait. De cacaomassa wordt dan onder druk door de attritor gepompt waardoor deze fijner wordt
Om de opslag van gereed product te vergroten was er een pakhuis gebouwd op de plaats van de vroegere scheepswerf Langenberg, ten oosten van de Aurora. Het pakhuis werd vernoemd naar de vroegere fabriekschef “STOR’, en was voorzien van een laadplatform met dockdeur omdat de cacaopoeder naar Amerika al steeds meer in containers werd verscheept.
Zo was Stuurman Cacao door alle investeringen aardig op weg een moderne cacao-industrie te worden.
Dankzij reclame en inzet van Stuurman werd er nog veel boter en poeder verkocht en kwamen er in de sector van de donkere poeders klanten bij die dat vroeger van Cacao de Zaan betrokken. Het cacaobonenverbruik lag aan het eind van de zestiger jaren op ca. 8000 ton. De zaak bleef stug groeien. Terwijl Gerkens zowel met cacaopoeder als met boter ook zijn omzet steeds meer zag stijgen, waarschijnlijk deden zij toen evenveel als Stuurman, gingen zij in 1969 een samenwerkingsverband aan met het Amerikaanse levensmiddelenbedrijf Capital Foods Industries Inc.
Drama op de Noordzee
Omdat de eigenaar van de firma Fennema de heer Fennema de pensioengerechtigde leeftijd reeds lang gepasseerd is wil hij zijn bedrijf wel verkopen. Stuurman ziet wel in dat het een goed bedrijf is met een grote vaste klantenkring en daardoor één van de grotere poeder afnemers in Nederland. Stuurman Cacao koopt daarom Fennema.
Terwijl Stuurman Cacao goed draait en volop meedoet in de internationale cacaowereld vooral door de Afra-en Morenopoeder, krijgt het bedrijf een grote slag omdat Jan Stuurman in de nacht van 28 op 29 mei 1971 omkomt bij het vergaan van het zeiljacht Merlijn op de Noordzee in de buurt van het lichtschip West-Hinder. De gehele bemanning is hierbij omgekomen alsmede een Duitse matroos van een schip wat te hulp schoot…de matroos gooide wat boeien overboord maar verloor het evenwicht, raakte te water en verdween in de golven. De oorzaak van het vergaan is echter nooit achterhaald.
Ondanks het feit dat de handelsafdeling al de voorgaande jaren door Stuurman was uitgebreid met inkopers/verkopers die de handel goed overnamen, krijgt het bedrijf het toch moeilijk zonder de sturende kracht van Jan Stuurman. De gang lijkt er wat uit te raken en de verkopen lopen terug. De verliezen worden echter gedekt door de winst in speculaties op de cacaotermijnmarkten.
Concurrent Gerkens wordt in 1975 overgenomen door General Cocoa Holland, terwijl deze in 1977 ook Korff Cacao in Amsterdam overnemen.
In 1979 krijgen veel mensen een grote schrik als uitkomt dat Stuurman Cacao in grote financiële problemen blijkt te zitten. Daarom is het goed dat in dat jaar 1979 Stuurman Cacao, Zaanlandsche Olieraffinaderij en Fennema worden overgenomen door General Cocoa Holland c.q. Gerkens. De Stuurmannen als commissaris treden dan ook af terwijl Dirk Stuurman in dienst treedt bij Gerkens als directeur sociale zaken. De totale verwerkingscapaciteit van Gerkens en Stuurman Cacao is dan 25000 ton bonen per jaar.
Dit was het einde van Stuurman Cacao als eigendom van de Stuurlieden.
Maar met Gerkens ging het met Stuurman Cacao gelukkig weer bergopwaarts en in 1985 komt Gerkens in de top 100 van de Nederlandse industriële bedrijven.
Op 1 mei 1986 wordt besloten Stuurman Cacao B.V. op te laten houden als actieve vennootschap en Gerkens Cacao Industrie B.V. alle rechten en verplichtingen over te laten nemen, waardoor Stuurman Cacao ophield te bestaan.
In 1987 wil het Amerikaanse voedingsmiddelenconcern Cargill, groot in soja, granen, zetmeel maar ook in plantaardige oliën, veevoer en veeteelt zich ook op de cacaomarkt begeven. Daarbij is hun oog gevallen op General Cocoa Holland en dus ook Gerkens, waardoor Gerkens een onderdeel van Cargill wordt. De verwerkingscapaciteit van Gerkens is dan 75000 ton cacaobonen per jaar.
Na de overname van Gerkens heeft Cargill door overnames zijn cacao- en chocoladeactiviteiten ook uitgebreid naar Brazilië, Verenigde Staten, Ivoorkust, Duitsland, Engeland, Frankrijk en België. Terwijl Fennema zich ook vestigde in Italië, Frankrijk en Denemarken.
Het bezit van de Zaanlandse Olieraffinaderij (ZOR) bracht Cargill er ook toe in 2005 de raffinaderij van Romi Smilfood in Vlaardingen (een bedrijf waar de ZOR al in de 60-er jaren voor raffineerde) over te nemen.
De ‘peetvader’ van het bedrijf Jan Stuurman had dus in 1908 wel gelijk, “Er zit groei in de cacao“.
De geschiedenis van Stuurman komt hiermee ook ten einde, een geschiedenis die begon met een man die de gave had van een echte Zaanse ondernemingsgeest, die doorzettingsvermogen bezat en liet zien dat je door zware tegenslagen niet bij de pakken neer moet gaan zitten maar met dubbele energie het verloren gegane terrein weer terug kan winnen. Stuurman Cacao te Zaandam… een naam om nooit te vergeten.