Op 12 januari 1870 wordt J. Stuurman Dzn. in Westzaan geboren. Vanaf zijn lagereschooltijd tot 1896 is hij werkzaam bij de Zaanlandsche Stoomdrukkerij en Honig Stijfselfabriek in Koog aan de Zaan waar hij als procuratiehouder werkte.
Door Thijs de Gooijer
In 1896 verlaat J. Stuurman Dzn Honig Stijfselfabriek en gaat voor zichzelf beginnen als handelaar en agent in o.a. peulvruchten, zuidvruchten en pinda’s. Hij leende voor de start van zijn eigen zaak geld van de heren Honig van de stijfselfabriek. Deze lening werd niet op schrift gezet en was alleen maar mondeling overeengekomen. Jan Stuurman en de heren Honig waren Doopsgezind en zagen elkaar elke zondag in de kerk, dan hoefde je je afspraken niet op papier te zetten. Hoe anders is het heden ten dage…
Jan Stuurman zag destijds wel in dat je met de voor weinig geld te koop staande pel- en oliemolens de goedkope cacao-afvallen op een mooie manier cacaoboter kon maken. Een product waar door de toenemende productie van chocolade wel groei in zat.
Daarom begint hij in 1908 Cacaohandel en Industrie J. Stuurman Dzn. De cacaodoppen en cacaoafvallen werden daarvoor ingekocht (veel van bekende fabrieken zoals Bensdorp, Droste en Blooker) en verwerkt in de inmiddels gekochte molens de Os, ’t Jonge Big, de Gans en ’t Kaar allen te Zaandam.
De molens werden in de loop der jaren voorzien van dieselmotoren waardoor er onafhankelijk van de wind en fabrieksmatiger gewerkt kon worden. Ook moesten de molens dan verwarmd worden omdat cacaoboter pas vloeibaar is tussen 23 en 32 graden Celsius. De verwarming gebeurde dan met een kolenkachel die dan meestal in het filterhok stond waar het cacaboterfilter stond.
In 1915 verbrandt molen de Gans in een zeer zware brand (deze stond op de plaats waar nu restaurant de Walvis aan de Zaanse schans staat). Deze molen had een hoge productiecapaciteit in het schonen van cacaodoppen vanwege de flinke uit-waaierij die erin stond. Dit kon door de andere molens niet worden opgevangen. Daarom kocht Jan Stuurman de fabriek Aurora van P. Koning die aan het Kalf stond op de plaats van de vroegere molen de Zeeman.
Naast de eerdergenoemde molens werd Molen de Bonte Hen gekocht van de heren Crok. De molen verkeerde echter in slechte staat en werd daarom al vlug alleen als pakhuis gebruikt.
Als pakhuizen had Stuurman toen ook ‘De Onderneming’ dat ten zuiden van fabriek Aurora stond, pakhuis ‘het Big’ aan het Ameland in Zaandam, pakhuis ‘Het Bagijnehof’ in Koog aan de Zaan waar later het waterschapshuis van de Polder Westzaan werd gebouwd aan de Museumlaan en het pakhuis Zeeman aan de Weelsloot in Westzaan. De pakhuizen werden gebruikt voor de opslag van de ingekochte cacaodoppen en voor de machines die vaak op veilingen gekocht werden. Deze machines waren dan al gekocht om de productie in de fabriek in de toekomst te moderniseren.
In 1929 komt het plan om een ketelhuis te bouwen (Voor stoom en dus warmte) en een fabrieksgedeelte voor 3 wringers. Wringers zijn een soort persen om de cacaoboter en vaste cacaostof te scheiden.
Omdat de zaken goed floreerden kon Jan Stuurman zijn geld ook steken in bedrijven waarvan hij meende dat ze toekomst hadden. Die bedrijven waren o.a. Bijenhonig Melona de Meza in Bloemendaal, Smederij Teer in Koog aan de Zaan, Drukkerij Bakker te Zaandijk, Schildersbedrijf Kuiper in de Koog (familie), Betonbedrijf Koene in Zaandam en de Zaanlandsche Olie Raffinaderij (ZOR). Stuurman zag wel in dat je in een moderne cacaofabriek een raffinaderij nodig had.
Ook had Stuurman belangen in Zaans Veem. Hij was daar al in 1917 als commanditair vennoot, met een gestort kapitaal van 100.000 gulden in toegetreden. Omdat het vervoer van grondstoffen tussen de molens en de fabriek en Zaans Veem nog veel met de vlet of dekschuit op handkracht gebeurde werd er in 1931 een motordekschuit gekocht. Nu was men ook niet meer zo afhankelijk van beurtschippers, wat vooral gold voor het vervoer van het gereed product naar de Amsterdamse havens. Tames Roet werd de eerste schipper op deze motorschuit en Hooyschuur was meestal zijn knecht. De motordekschuit was geen beste koop, de motor gaf vaak problemen en lekkages kwamen ook nogal eens voor.
In die tijd hoorde men in de cacaowereld ook dat er op Borneo in het wild noten groeiden die na uitpersen een vet gaven dat hetzelfde smelttraject vertoonde als cacaoboter. Om er mee te gaan experimenteren werd er in 1936 50 ton Illipe-noten gekocht. Het was een erg moeilijk experiment, want 16 werkdagen werden ervoor gebruikt om uit deze 50 ton Illipe-of Tengkawan-pitten het vet te wringen. Omdat het oogsten van de illipe ook een probleem was, werden de experimenten gestaakt. Daarbij kwam ook het probleem dat de illipe of tengkawanpitten er niet ieder jaar waren op de markten, waardoor men geen constante aanvoer zou hebben. Wel was Stuurman de eerste in Nederland die na een idee vanuit het toenmalige Instituut voor de Tropen en na overleg met hen met dit product is begonnen. Daardoor wist Jan Stuurman ook dat de pitten, die in het wild aan de bomen groeiden niet werden geplukt (zoals cacaovruchten) maar er afvielen en dan geraapt werden. Als de rubberoogst op Borneo tegenviel of de rubberoogst wereldwijd zeer goed was en de prijzen dus laag, gingen de Borneoërs de pitten rapen.
De machines die Jan Stuurman op veilingen kocht werd gebruikt voor de productie van cacaomassa maar ook voor het stomen (smaakvrij maken van cacaoboter). In die tijd werd dat al gedaan voor de Aurora door Gerkens in Wormer. Gerkens was van huis uit al raffinadeur en in die tijd al vrij goed in het raffineren van cacaoboter terwijl men er in de Aurora net mee begon te experimenteren.
Brand in Aurora
In de nacht van vrijdag op zaterdag, 3 op 4 maart 1939, ‘s morgens om half vijf ontdekte een van de arbeiders dat erop de tweede verdieping van de fabriek brand was in een partij grondstoffen. Met brandblussers was de brand niet meer te stoppen. Wie nooit heeft meegemaakt hoe snel een brand in een partij cacao zich kan ontwikkelen heeft geen voorstelling hoe hevig en gevaarlijk deze kan zijn en wat een vernielingen in korte tijd er kunnen worden aangericht. Deze brand was niet anders en greep zeer snel om zich heen.
Na de ontdekking en de mislukte poging om zelf het vuur te blussen moesten de arbeiders maken dat ze wegkwamen want binnen 10 minuten nadat men een brandlucht had geroken stond het hele gebouw van vier verdiepingen hoog in lichterlaaie… en het sloeg snel over naar het ernaast liggende plaatijzeren pakhuis, wat vol lag met cacaoboter, doppen, cacaobonen enz. Een geweldige prooi voor de razende vuurduivel dus… de brandweercommandant C. Kakes die juist een inspectie in dat gebouw hield toen het begon te branden moest ijlings en met versnelde pas (rennende dus) het pand verlaten zo dicht zat het vuur hem op de hielen…
Toen Jan Stuurman die in Rooswijk woonde de telefoon hoorde zag hij buiten al een rode gloed boven de Koog en Zaandijk hangen. Aurora deed haar naam alle eer aan in die vroege morgen… De cacaofabriek was een grote massa ziedend vuur. Een moment van grote ontzetting ontstond toen onverwachts een muur aan de zuidkant van de fabriek met de hoge ijzeren schoorsteen erbij omlaag kwam te vallen. Vijf brandweerlieden waren op dat moment daar bezig met blussingswerkzaamheden. Er werd nog geroepen en geschreeuwd om ze te waarschuwen maar het was te laat, met donderend geweld kwam de hele troep naar beneden en veroorzaakte op de grond een inferno van stof, brandend hout, stukken steen, kabels enz. Niemand twijfelde eraan of dit was een ongeval met fatale afloop maar plots kwamen uit die wrakstukken vijf mannen gekropen die weliswaar kleine kwetsuren hadden maar niet van enige ernstige aard.
Om zes uur in de ochtend lag de hele fabriek vlak en was alles verwoest, de panden, machines, de inventaris en de opslag… alles was verloren. Op de Zaan was er ook wat te zien… er dreven nog twee dekschuiten, als hel verlichte gondels, omdat de lading in brand was geraakt en de landvasten doorgebrand waren. Om 8 uur was men de brand meester maar op 21 maart… 17 dagen later dus… werd er nog steeds gespoten met 1 slang op de waterleiding en door de drijvende spuit van Zaandam. De schade werd op 300.000 gulden geschat en was verzekerd op beurspolis. Alleen al aan cacaoboter verbrandde er 150.000 kilo. Het was toen en nu nog altijd een van de grootste branden in de Zaanstreek.
Op 29 april werd begonnen met het heien voor de bouw van een nieuwe fabriek. Maar helaas moest in de tijd daarvoor van de 30 mensen die er werkten een groot aantal helaas ontslagen worden.