Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Ongeluk dat zich ernstig liet aanzien maar dat gelukkig goed afliep

Veel uitdrukkingen en gezegdes die wij dagelijks nog gebruiken hebben hun oorsprong gevonden in de tijd dat nog vele molens onze streek sierden. Als iemand zich bijvoorbeeld vreemder dan vreemd gedroeg werd er al vlug over hem gezegd “Hij heeft zeker een klap van de molen gehad”.

Thijs de Gooijer is de auteur van deze serie. Hij schreef twee boeken: “Molens langs de Zaan” en “Cacao langs de Zaan.

En inderdaad, er zijn zat molenaars geweest die een klap van de wiek opliepen tijdens werkzaamheden op de stelling. Die klap kwam flink aan, soms met dodelijke afloop en als je het overleefde kon je je vreemd gedragen.

Een leerling-molenaar uit het land van onze zuiderburen overleefde zo’n klap van een draaiende molen wonderlijk genoeg wel…. Later, toen hij weer aanspreekbaar was en het klokgelui in zijn hoofd was verdwenen vroeg men hem naar het verloop van het ongeluk. Zijn reactie was “Ik heb 4 wieken afgewacht voordat ik verder liep, op een 5e had ik niet gerekend”.

Uiteraard is bovenstaande een grap maar het neem niet weg dat het werk in de molen niet zonder gevaar was. Draaiende onderdelen die vaak niet afgeschermd waren, maaiende wieken, steile trappen, glad werk op de stelling tijdens koud en vriezend weer.

Staanweken
Niet alleen de gezegdes zijn blijven hangen in ons taalgebruik maar ook gewoontes en bedrijfsvoering waren later in de fabrieken nog terug te vinden. Een bekend begrip in de oude fabrieken was “De Staanweken”. Dat waren twee weken per jaar in de zomer dat de molens en later de cacaofabrieken stil werden gezet. Alle voorraad cacaobonen in de silo’s werd eerst opgemaakt. Daarna werd niet meer geproduceerd. Tijdens die weken werd er in de molens alles vernieuwd en gerepareerd wat maar mogelijk was en aan vervanging toe was.

In de fabrieken later idem dito. Daar werd niet alleen gerepareerd maar ook schoongemaakt. Alles werd onderhanden genomen, de machines, tanks, pompen en noem maar op, alles glom en blonk als zijnde nieuw. Daarna werd er weer opgestart. Het schoonmaakmiddel wat toen vaak werd gebruikt was een combinatie van tri-chloor en nog wat, dit middel wat inmiddels niet meer gebruikt wordt had enigszins een benevelende werking. Het volk wat met dit goedje aan het schoonmaken gaf soms een uitbundig gezang ten gehore.

Tijdens de staanweken van de molens gingen de molenaars vaak bij een boer werken. Het hooi moest van het land en daar kon men genoeg handen bij gebruiken.

De oude fabriek van Cacao de Zaan. In de jaren 70 stond de fabriek nog steeds nog steeds 2 weken per jaar stil. De zogenaamde staanweken.

Asvlieger
Heeft u wel eens van een asvlieger gehoord? Wel, het verhaal wat we gaan vertellen speelde zich af in een grote oliemolen te Wormerveer die later cacao heeft gemalen. Elk jaar werd hij flink onderhouden en ook nu tijdens de staanweken was er flink volk op de molen om het nodige werk uit te voeren. Zo was er Jan de rietdekker die vroeger in de oliemolens gewerkt had en nu zo doof was als een kwartel. Heidoof noemden ze dat vroeger, door het gehamer van de houten blokken die steeds maar weer met een klap op de keg vielen. Verder was de vast-timmerman Sijmen op de molen, zo genoemd omdat hij het hele jaar door op de molen was om allerlei timmermansklusjes op te knappen. Er liep nog een timmerman rond. Dirk genaamd. Dirk had twee maatjes bij zich die dagen: Aldert en Hein. Ook was er nog iemand van het molenpersoneel, blokmaalder Kees. Een grote, sterke, ruwe kerel die zeker niet de vlugste was en zich vaak ‘drukte’ om de kantjes eraf te kunnen lopen. Hij was ook niet vies van een ‘slokkie’. Hij stuurde Gerrit vaak om een boodschap. Gerrit was een jongen van een jaar of 13 die allerlei klusjes voor de molenmakers opknapte en vaak boodschappen voor hen deed.

De molenmakers waren die dag druk bezig op de molen. Ze hadden enige hoekpalen van de stellingleuning weggehaald omdat deze verrot waren, ook waren ze bezig op de wentelas-zolder, waar zich de zware dikke eikenhouten wentel-as bevindt die de heien en stampers optilt en tevens de wielen bedient die de stenen in beweging zet. Ook hadden ze ‘kruisgetummerd’, de wieken (roeden) van nieuwe hekkens (dwarsplanken) voorzien. Kortom, het was een getimmer, geklop en gezaag van jewelste. Iedereen was druk bezig. Behalve… Kees, hij had zich al de hele tijd lopen te vervelen en nu had hij een plekje gevonden op de stelling, en wel tegen een hoekpaal van de stelling-leuning waar hij heerlijk in het zonnetje lag te soezen, telkens als de zon wat verder opschoof dan ging Kees ook een paaltje verder.

Teetaid
Toen er tegen 4 uur in de middag ‘teetaid’ werd geroepen begaf het hele gezelschap zich naar de ‘kerk’. De kerk was op de molen een soort schaftlokaal waar de molenaars hun ‘stikkezakkies’ (broodtrommels) konden leegmaken, thee konden drinken (of wat sterkers) en hun pijpen konden roken. Ook vandaag, na de thee kwamen de pijpen tevoorschijn en iedereen rookte als een schoorsteen… behalve de jonge Gerrit die er nog niet tegen kon en daar voortdurend door het gezelschap aan werd herinnerd.

Toen de pijpen en de theepot leeg waren toog het gezelschap weer naar zijn werkplek en ook Kees hees zich overeind, rekte zich uit en zei “ja, tís taid, me gane weer an de gang”. Liep de deur uit naar de stelling toe en zag daar dat zijn zonnige plekje inmiddels een schaduwplekje was geworden. Zuchtend liep hij naar het volgende paaltje wat in de zon stond en liet zich met een plof neervallen om met een ijselijke kreet vervolgens ruggelings en met het hoofd omlaag in de diepte te verdwijnen.

Wat was het geval? Het uitgekozen paaltje van de omheining was verrot en was al doorgezaagd door ome Dirk maar met een paar kleine spijkertjes weer was vastgezet om de maat te nemen. Zo’n zwaar lichaam als dat van Kees konden die kleine spijkertjes natuurlijk niet houden en het paaltje verdween samen met Kees in de diepte.

Iedereen in de molen had de schreeuw van Kees gehoord en uit alle hoeken kwamen de mannen aanstormen. Hein had het ongeluk zien gebeuren en vreesde het ergste. Iemand die valt van die hoogte en met het hoofd omlaag, dat moest wel heel slecht zijn afgelopen.

Molen de Dood te Zaandijk met daarvoor een stoomketel voor de cacaofabriek. Duidelijk is te zien hoe hoog de stelling hier is. Ook zijn de hoekpaaltjes goed te zien

Bij de plaats des onheils aangekomen schrok iedereen zich alweer een hoedje. Want ze zagen geen hele Kees maar een halve. Ze zagen zijn buik en benen die recht omhoogstaken. Zijn hoofd en een gedeelte van de romp waren in de aarde begraven, althans, zo leek het en zo was het ook. ”Vlug, trek hem eroit” riep de oude Sijmen, “hij is in de askuil gevallen”.

Een askuil bij een oliemolen is een oliemolen een gegraven gat in de grond van ongeveer 2×2 meter. De molenaars gooiden daar de as in van de verbrande turf, die overblijft als het vuister waarop het zaad of cacaobonen warm gestookt worden, schoongemaakt wordt. “Vlug, hij stikt”.

Drop
Kees werd bij de benen gegrepen en vlug uit de askuil getrokken. Hein kneep in zijn neus en daar kwamen twee pijpjes drop uit, ook peuterde hij met zijn vinger Kees zijn mond leeg die vol met as en andere rommel zat. Kees was onherkenbaar maar een puts water uit de Zaan die over zijn hoofd ging maakte dat ze Kees weer herkenden. Gespannen keken de mannen toe en ze luisterden aan Kees zijn borst of hij nog ademde, en jawel… na enige kokbewegingen en vreemde geluiden die enigszins op het briesen van een groot paard in de vroege morgen leken, kwam Kees weer een beetje bij zijn positieven. “Wat is er met main gebeurd” vroeg hij.

Grote opluchting maakte zich van het gezelschap meester. “Nou, je hebt geluk gehad vader“ zei Hein, “eerstens omdat we je zagen vallen en je eruit konden trekken en tweedens omdat je in de askuil viel, een halve meter verder en we hadden geen luie Kees meer gehad”.

Kees voelde zich na het gebeuren nog lang niet goed zodat een van de timmerlui hem met een bootje van de molen naar huis bracht. Het duurde drie dagen voordat de benauwdheid was geweken hij zijn werk weer kon hervatten. Hij was echter nooit meer op de stelling te zien om een dutje te doen maar de naam ‘De Asvlieger’ heeft hij echter onder het molenvolk nog vele, vele jaren behouden.

Bronnen: Husslage, De Zaende, Archief Th. de Gooijer.