In de Tweede Wereldoorlog draaide de fabriek van Van Delft tijdens de Hongerwinter op kleine schaal door voor de productie van noodrantsoenen voor de illegaliteit. De Duitsers kregen er lucht van en deden op 18 maart 1945 een overval in de fabriek. Ze maakten een einde aan het illegale werk door de fabriek te plunderen en veel schade aan te richten.
Buurmeisje van de fabriek, Ada Duyvis, (Hoogstraat 52) stelde omstreeks 1993 haar herinneringen op schrift. Zij was op het moment van de overval op de fabriek 21 jaar jong.
Het was kort na de avondmaaltijd dat de Duitsers de overval hielden. Ada zat in haar zolderkamer en hoorde door de openstaande ramen ‘Stehen bleiben!’ Zij keek naar buiten en zag een verwezen jongeman in hun tuin rondlopen en bij het muurtje van de tuin van buurman Stan (nr. 50) een Duitser staan.
Zij wenkte met een armzwaai dat de jongeman naar boven moest komen. Zij stoof de trap van de zolderverdieping af naar de 1e verdieping alwaar een balkondeur leidde naar de buitentrap die naar de tuin leidde. Jan van Delft jr. was inmiddels ook bij de trap aangekomen en ging naar binnen.
In het gangetje bij de badkamer zat onder het zeil een luik dat toegang gaf tot de kruipruimte onder de badkamervloer. Jan van Delft kroop er in en fluisterde alsmaar hijgend: ‘ze schieten me dood, ze schieten me dood…’ Ada deed het luik dicht en legde het zeil terug.
De trap aflopend stond er een Duitser die haar toeschreeuwde: ‘Wo ist Herr Delft?’ Waarop Ada antwoorde: ‘Mijn vader? Die hebben jullie meegenomen….!’ Nein, herr Delft!’ Waarop zei antwoorde : ‘dat weet ik niet’.
Dankzij Ada’s actie bleef Jan van Delft jr. uit handen van de Duitsers. Om Ada te bedanken schonk hij haar een suikerlepel (zie afbeelding). Naast deze daad van verzet was Ada Duyvis ook actief als koerierster.
(bron: Vis a Vis, mededelingenblad van de stichting fam. Vis, uitgave oktober 2016)