De huidige Stationsstraat heette vanaf de aanleg van de spoorlijn tussen Zaandam en Uitgeest, gerealiseerd in 1869, Spoorstraat en later Stationsweg. Daarvoor waren het twee paden: het Bonsempad aan de noordkant, en het Vriezepad, gelegen aan de zuidkant van de Stationsstraat. De bebouwing ontstond in de 17e eeuw en liep vanaf de Hoogstraat zo’n 75 meter westwaarts. Pas vanaf de realisering van de spoorlijn breidde de bebouwing zich uit, aan beide zijden van de straat, tot aan het Station Koog-Zaandijk.
De Doopsgezinde Vermaning aan het Bonsempad (genoemd naar Molen de Zwarte Bonsem die op de plek van de Christelijke School stond) werd gebouwd in 1637 en was bestemd voor de Waterlandse stroming der Dopers. In dat jaar waren er zo’n 200 woningen in Koog en Zaandijk aanwezig, en meer dan de helft van de bevolking was Doopsgezind. De Koger groep Doopsgezinden kerkten tot die tijd in de Vermaning in de Oostzijde nabij het Grote Glop (nabij de huidige Prins Bernhardbrug) te Zaandam of in Westzaan, maar men wilde toch graag een eigen Vermaanhuis. Pas in 1646 maakten ze een “vriendelijke schikking tot scheiding” waarbij de Mallegatsloot (tussen Zaandam en Koog) de scheiding der kerkelijke gemeenten werd.
Aan de Weelsloot kwam de stroming der Vlaamse Doopsgezinden voor het eerst bijeen in een kaaspakhuis. Vanaf 1648 hadden zij een Vermaanhuis aan het Jan Smeerenpad, de huidige Boschjesstraat. In 1680 gingen de Vlamingen en Waterlanders samen ter kerke en werd de nieuwe, tot op heden nog in gebruik zijnde Vermaning aan de Lagendijk 34 gebouwd. Daarna werd de 1e Vermaning aan het Bonsempad opgedeeld en gebruikt voor bewoning door behoeftige kerkleden. In 1876 werd het pand geveild. Jan van Luit, winkelier uit Zaandam, werd voor 1550 Gulden de nieuwe eigenaar.
Hij verkocht in 1893 het pand door aan Jacob Dirksz. de Vries, timmerman / behanger uit Zaandijk, die de woningen in 1894 verbouwde.
Hij voorzag ze van stenen tussenmuren, de getrapte weeg (gepotdekselde planken) werd vervangen door rabatdelen, de ramen en deuren werden vernieuwd, de aanbouw aan de zuidzijde van Hoogstraat 31 werd verwijderd, en de woningen werden aangesloten op het riool aan de noordzijde. Na de dood van Jacob in 1914 wordt eerst zijn weduwe Trijntje de Vries-Koen en later zijn zoon Dirk Jacobsz. De Vries eigenaar. Dirk de Vries verkoopt in 1917 de panden.
Willem Baartszn IJff, koopman uit Zaandijk en Simon Willemsz. IJff, reder uit IJmuiden worden de nieuwe eigenaren. In 1929 doen zij de panden weer van de hand aan de N.V. Koek- en beschuitfabriek ‘De Onderneming’, voorheen G. Huig. Waarna in 1930 de panden eigendom worden van Pieter de Jong.
Pieter zal nieuwbouw plegen in de tuin van Hoogstraat nr. 31 en daarbij het naastgelegen pand opnemen in de nieuwbouw. Tot op de dag van vandaag is een deel van deze 1e Vermaning nog steeds aanwezig, onderdeel zijnde van het bedrijfsmuseum van Cacao de Zaan.
Enkele bewoners van de huizen
Rond 1900-1905: Jan Versteeg, vuurwerker (smid die op aambeeld werkt) op de sociëteitssmederij van C. Honig, Dirk de Wit, Simon en Cornelis Kuiper, beiden molenmakers en na hen Cees de Moes. Op de hoek de woning van R. Couwenhoven waarin de woning ook een fijn-strijkerij gevestigd was. (fijn strijkerij = boorden, manchetten, kragen etc.) Deze Rens Couwenhoven had met zijn broer Pieter een beurtschip dat De Eensgezindheid heette.
Zij onderhielden een dienst op Amsterdam. Rens en Pieter waren zoons van Pieter Adriaansz Couwenhoven en Aagtje Rens Spaans. Pieter was eerst handelaar in blauwsel en lakmoes, later ook in brandstoffen maar hij eindigde als veerschipper. Daardoor kwamen Rens en Pieter in het bedrijf van hun vader dat zij zouden overnemen. Rens Couwenhoven werd op 15 juni 1848 in Zaandijk geboren. Hij trouwde op 7 februari 1875 met Suzanne Blauw uit Westzaan (geb. 30-4-1846, 15-10-1905 in Zaandijk overleden). Het echtpaar had drie kinderen. Na het overlijden van zijn vrouw verhuisde Rens naar Bergen waar hij op 11 september 1934 overleed.
Van broer Pieter is nog een bijzonderheid bekend. Zijn zoon Pieter trouwde met Aagje Gobielje die op 4 februari 1887 te vondeling werd gelegd in Koog aan de Zaan. Dit verhaal is nooit gepubliceerd. Een aantal jaren geleden vond ik wie de moeder was die de elf dagen oude baby in de tuin van de familie Gobielje had gelegd.