Koog aan de Zaan, in de jaren ’50 nog een zelfstandige gemeente. Met KFC als betaald voetbalclub. Geschaatst werd bij IJsclub Juliana. Jan Stroo heeft zijn herinneringen in zijn woonplaats op papier gezet.
Alleen zijn of eenzaam, hoe kon ik dat kennen
Ik hoefde alleen maar naar huis toe te rennen
Met een gat in m’n kop en een broek vol met scheuren,
M’n moeder was thuis, dus wat kon me gebeuren
Deze tekst uit het bekende liedje “Foto van vroeger” van Rob de Nijs doet me denken aan die onbezonnen tijd uit de jaren ’50 toen ik als kleine jongen anders tegen de wereld aankeek dan in latere jaren. Een wereld, niet groter dan een paar vierkante kilometer.
Denkend aan de oude Koog
Koog aan de Zaan, een zelfstandige gemeente, nog lang niet doorsneden door de A8/10 en zonder woonexpansie in het Westzijderveld. Voetballen (KFC), korfballen (KZ) en turnen (Simson of DIO) in de dorpskern. Bedrijfsdirecteuren waren nog ‘bazen’, aan voorschriften van artsen werd niet getornd en het onderwijzend personeel was gezaghebbend.
De kruidenier kwam wekelijks het boodschappenlijstje ophalen en bezorging volgde enkele dagen later. De bakkers- en melkboeren hadden hun eigen wijken.
De kerken waren dominant aanwezig in het dorp en velen bezochten trouw hun geloofsgemeenschap. Het dorp was, net als vele andere Zaanse dorpen vrij rood gekleurd en menig roomse gelovige trok de wenkbrauw op bij het zien van hun eigen pastoor Bakker op de motorfiets met achterop een kind van rooie ouders.
Vakantie werd vaak gevierd op Nederlandse bodem. Het buitenland was ver weg. Duitsers heetten ‘moffen’ en waren fout. Amerikanen en Engelsen waren de good guys, Het zou nog vele jaren duren voordat gastarbeiders ons zouden bezoeken.
Dit was het wereldje dat ik kende in de na-oorlogse periode in m’n jongste jaren, eind jaren ’40 en begin jaren ’50.
M’n wieg stond aan de Zuiderkerstraat, met uitzicht op de hervormde kerk. Mijn vader was vrachtwagenchauffeur bij het transportbedrijf Jan Deyle. Dat mijn moeder niet werkte was evident, dat deden weinig ‘huisvrouwen’. De Groote Koogsche KFC was in die tijd alles voor mijn vader, net als de vrijwillige brandweer.
De oude brandweerkazerne bevond zich vlak achter de hervormde kerk en het KFC voetbalveld was vanaf ons huis alleen te bereiken via de Raadhuisstraat, langs de oude openbare lagere school (B), nabij de Dubbele Buurt liep je over het trottoir een klein stukje Sportstraat, met de Krommesloot links en rechts de huizen van de notabelen van de Stijfselfabriek “de Bijenkorf”.
Achter deze huizen bevonden zich enkele tennisbanen van KZTV, waar ik als jochie vaak probeerde tennisballen te bemachtigen, die ‘elitaire wit geklede’ tennissers over de afrastering sloegen. Ik liep dan via het KZ korfbalveld naar het voetbalveld van KFC Tussen de velden van KFC en KZ bevond zich een kantine van de ANGOB (Algemene Nederlandse Geheel Onthouders Bond), waar ik van mijn oudoom Meindert altijd werd verwend met een flesje prik en bakkesvollen.
KFC
Mijn vader, was naar ik van zijn vrienden hoorde, een fijne vent buiten het veld, maar zo gauw hij het roodblauw aantrok werd hij omkleed met een ongekend fanatisme. Hij had een rol kunnen spelen in het elftal van bijna landskampioen KFC (1934), speelde wel enige malen mee, maar moest genoegen nemen met een plaats op de reservebank. Een kwetsuur deed hem op 26-jarige leeftijd stoppen en waarna hij zijn intrad bij de gemeentelijke brandweer. Natuurlijk was hij altijd aanwezig op het KFC veld, als bestuurder en supporter.
Op jonge leeftijd werd ik lid gemaakt van KFC. Trainen op het hoofdveld (nu Gamma) of op het omploegde trainingsveld achter de hoofdtribune. Wedstrijdjes speelden we op Zaandams grondgebied. In het Westzijderveld , over het spoor t/o de Texelstraat, waar ook Odiz en ZCFC voetbalde. In de winter werd er binnen gesport in het oude gymlokaal van de openbare lagere school en soms in de feestzaal De Wadden aan het Breedweer.
In tegenstelling tot nu hadden welpen, adspiranten en junioren grotendeels eenzelfde trainer. Zo begon ik bij Daan de Jong van de Volewijckers, waarna meerdere trainers met o.m. Wim Blokland, die ons leerde ’s winters na afloop hygiënisch de gymzaal te verlaten. Poedelnaakt wassen bij een koud waterstraaltje. Na Blokland volgde enige buitenlandse trainers. Van de Hongaar Vereb leerden we als eersten om geveterde ballen met een curve te schieten en oud Engels international Kelly leerde mij zuiver te schieten.
Overkoepelend gezag berustte bij een bijzondere man: Joop Oosterwijk, agent bij Koger politie. Deze markante gezagsdrager begeleidde de jongste leden van KFC door in politietenue aan de zijlijn zijn discipelen aan te voeren met luide stem. Tegenstandertjes werden wit om de neus, maar ook ouders van durfden Oosterwijk niet aan te spreken. Het gezag van de politie stond in die tijd, anders dan nu, hoog in het vaandel.
Als je vandaag menige voetbalkantine binnenstapt zie je op grote schermen een kleurrijk beeld van voetbalwedstrijden. In de oude kantine van KFC beleefde ik ooit een noviteit: de broers Molenaar (van Wastora) hadden een piepkleine zwart-wit televisie neergezet.
Vele wedstrijden van het WK voetbal (Zwitserland 1954} werden daar door een enthousiaste menigte bekeken. Met als hoogtepunt de finale Duitsland-Hongarije. Teleurgesteld dropen de KFC-er’s af na de 3-2 overwinning van de Duitsers. Immers de Duitsers waren nog steeds de vijand.
In 1956 trad KFC het betaalde voetbal binnen. wat overigens maar acht jaar heeft geduurd. Voor ons een leuke tijd. Zeker toen KFC promotiewedstrijden speelde in het Olympisch stadion in Amsterdam, waar ik als ballenjongen op de wielerbaan de wedstrijd vol interesse volgde. Bijzonder was een radioverslag van de wedstrijd die de Kogers in Groningen tegen GVAV (thans FC Groningen) speelde. Op de tribune zaten honderden KFC-er’s vol spanning te luisteren. Uiteindelijk wist KFC net niet te promoveren.
Aan het eind van het decennium verkaste ik door omstandigheden van KFC naar de buren in Zaandijk. Het blauwwitte tenue paste mij beter.
Vrijwillige Brandweer
Na een relatief korte voetbal carrière stapte mijn vader binnen bij de Koger Vrijwillige Brandweer. Als chauffeur motordrijver was hij vaak te vinden in de oude garage. Kijken of de Spuit op Wielen stand by was. De start van auto had vaak veel voeten in aarde en was bepaald geen sinecure. De motor moest worden aan geslingerd met een slinger. Hoe meer cilinders de auto had, hoe zwaarder het was om de slinger rond te draaien. En als je niet uitkeek kon de slinger opeens terugdraaien met een kracht dat je je vingers kon breken. Het ging mijn vader altijd goed af.
In 1952 verhuisden we van de Zuiderkerkstraat naar de bovenwoning van de nieuwe garage aan de Breestraat 112. We woonden naast gemeente-opzichter Jan Hartog. Het gebouw was het eerste civiele eigendom van de gemeente, wat inhield dat met een bepaalde regelmaat burgemeester Ankum ons met gasten een bezoek bracht.
Het was ook de tijd van speurtochten naar de Staf van Oterleek. Deze sport hield in dat brandweermannen deze staf uit brandweergarages ontvreemdden en deze op een plek in het eigen onderkomen verstopten, waarna rivaliserende brandweerlieden op zoek naar de staf konden gaan.
De Koger Brandweer had een bijzondere plek gevonden. In een pseudo verzonken afvoerbuis had men de staf verstopt. De zoektocht duurde te lang, zodat de Kogers de zoekplaats uiteindelijk prijs moesten geven.
Het vervelende voor ons was dat lange tijd vreemde lieden rondom ons onderkomen rondspookten die met lopers e.d. trachtten in te breken in de garages. Men ging zelfs zo ver dat men met ladders onze woning trachtten binnen te treden in hun zoektocht naar de staf. Het was zeker beangstigend als dat midden in de nacht was.
Wat mij altijd heeft bevreemd was de nervositeit van de brandweermannen. Bij een brandmelding kwam men van alle kanten aanstormen op fietsen of: hard rennend. Autobezit was nog minimaal. Slechts enkelen spoedden zich met de auto naar de garage. Bij brandmelding was het een ware chaos van auto’s en vele fietsen rondom de garage.
Een van de leuke anekdotes die ik van mijn vader vernam was zijn deelname aan een brandweerconcours, waar de Koger brandweer hoog scoorde en er in gelid moest worden aangetreden voor de brandweerauto. Pa weigerde door zijn aversie tegen, in zijn ogen, militaire gebruiken. Dus diskwalificatie was het gevolg voor de Kogers.
Het was wel een vriendenclub getuige zijn enthousiaste relaas over de visuitjes in het Noord-Hollandse landschap. De brandweermannen werden veelal nat van binnen en soms ook buiten.
Men werd veilig door mijn vader (als geheelonthouder) thuisgebracht. Deze verhalen aanhorend deed mij besluiten me ook aan te melden bij de brandweer. Waar mijn vader ruim 30 jaar verbonden was, duurde het bij ongeveer 30 dagen, het was niet aan mij besteed.
De Juliana ijsbaan
In het begin van de jaren ’50 eindigde de Breestraat op de plek waar nu het BrandtWeer de buurt enthousiasmeert. Een hek was het eindpunt van de straat met daarachter een klein slootje. Je keek zo de weilanden en sloten over met uitzicht op de tribune van KFC en de molen het Pink..
Omdat ik nabij het kleine slootje woonde deed ik daar de eerste schaatsstreken, Na de bouw van de eerdergenoemde nieuwe brandweergarage waren er intensieve bouwactiviteiten met de etagewoningen aan de Beatrixstraat, Verzetstraat en Breestraat. De weilanden van Boer Duis, die een boerderij bezat aan het Schoolpad werden bouw- en verkeersrijp gemaakt.
Na verloop van tijd werd de Breestraat doorgetrokken naar de Pinkstraat, waardoor het voor de bewoners van Koog Zuid gemakkelijker werd de sportvelden van KFC en KZ te bereiken. Zo kwam er ook ruimte vrij voor een sportveld voor de Openbare Lagere scholen A en B. School A voor kinderen uit Koog Zuid en school B voor kinderen uit Koog Noord.
Raadselachtig vond ik het hek met prikkeldraad rondom het veld. In de zomertijd hadden wij een prachtig grasveld ter beschikking waar we dagelijks tegen de bal aan konden trappen en waarbij je maar al te vaak te maken kreeg met lek geschoten ballen.
De afrastering bleek echter te maken hebben met de aanleg van de nieuwe ijsbaan van IJsclub Juliana. Zo werd er ook rondom het veld een dijkje aangelegd. In november zorgde mijn vader er voor dat met een kleine brandweerspuit water werd gezogen vanaf de Krommesloot (achter de tribune van KFC) naar het sportveld.
Zo lag er vroegtijdig een grote plas water te wachten op bevriezing. In 1954 werd er voor het eerste geschaatst op de nieuwe ijsbaan. Hoe het kwam weet ik niet maar Juliana was meestal de eerste ijsbaan in de Zaanstreek waar geschaatst kon worden, wat in hield dat er in de avonden door drukte nauwelijks echt kon worden geschaatst. Oversteken van binnenbaan naar de consumptietent nabij de entree werd bijna avontuurlijk.
Voor bestuurders en vrijwilligers duurden de avonden lang, want na de avondsluiting moest de baan worden geprepareerd en klaargemaakt voor een volgende dag ijspret. En maar al te vaak moest er een dun laagje water op baan worden gepompt. Of dichtte men scheuren met een fluitketeltje heet water.
Vele leeftijdsgenoten hebben dierbare herinneringen aan de Julianabaan, zo centraal gelegen in het dorp. De mannen die dit mogelijk maakten stonden vaak nauwelijks zelf op de schaats. Grote klasse ook voor al die mensen die druk werk hadden met het maken en verkopen van warme chocolademelk, snert en snacks. Mijn moeder verbaasde zich altijd dat zo veel jongeren de dorst lesten met flesjes cola e.d.
Het was ’s avonds altijd knettergezellig op het knusse baantje. Agent Joop Oosterwijk was de Speaker op de ijsbaan. Nog altijd herinner ik me de oproep van Joop naar jonge leden van de club om bijtijds de baan te verlaten omdat het voor de jongsten om 20.00 uur bedtijd was geworden. Wat was mijn broertje kwaad toen ook zijn naam over de baan schalde. Maar Speaker Joop was het gezag op het dorp, dus snel huiswaarts.
De IJsclub Juliana moest in de zestiger jaren wijken voor de bouw van de het grote viaduct ten behoeve van de A8/10 en werd er verhuisd naar een nog kleinere baan naast het Koger Park.
Jan Stroo