Aan de Lagedijk te Zaandijk bevindt zich aan de Zaanzijde een dichte bebouwing van lage huizen. Daaronder enkele zeer brede panden met aan de straatzijde een zorgvuldig gemetselde gevel van baksteen. De achtergevels van deze huizen, en soms ook de zijgevels, zijn van hout. In de sobere straatgevels vertonen alleen de ingangspartijen enige versiering in de vorm van houtsnijwerk.
Zaandijker Cornelis Floriszn. de Lange (1723-1765) was de bouwheer van Lagedijk 104
In december 1751 kocht hij voor fl. 800,- het pand van zijn tante, gelegen naast zijn eigen huis, en liet beide panden afbreken voor de bouw van het nieuwe dubbelbrede voorhuis. Het huis kreeg, de voor die tijd, forse afmetingen van zestien meter breed en bijna tien meter diep. De gevels waren rondom gemetseld, anderhalve steen dik. Het kreeg geen houtskelet, de zeven zware zolderbalken werden in de muren gelegd. Op de bovenverdieping werden zes dakkapellen aangebracht: twee voor, twee achter en twee aan de zijkanten.
Het woonhuis is diverse keren verbouwd. Al binnen vier jaar na de oplevering werd een haakse uitbouw aan de achtergevel gemaakt. Vervolgens volgde een tweede uitbreiding aan de achterzijde, waardoor de gehele oorspronkelijke achtergevel een binnenmuur werd en de tweede uitbreiding aansloot op de eerste uitbreiding. In een later stadium werden de ingangspartijen in de voorgevel vernieuwd met pilasters, deuren en gesneden bovenlichten. In 1804 werd in de zaal de geschilderde wandbekleding vernieuwd en een veelkleurig beschilderd plafond aangebracht.*Het op nr. 106 gelegen koetshuis annex paardenstal werd verbouwd tot woning voor de gemeentebode. Voor alle bijzonderheden kunt u de ‘Anno 1961’ nummer vier van augustus 1991 raadplegen. (auteur: Carla Rogge en S. de Jong).
De bewonersgeschiedenis, eerste bewoners
De bouwheer: Cornelis Floriszn. de Lange kwam uit een gegoede familie. Hij was, net als zijn Jisper en Zaandijker voorvaderen, een welgestelde koopman, oliefabrikant (molens: ‘de Oude Wolf’ en ‘de Wandelaar’), directeur van walvisrederijen op Groenland en diaken van de Hervormde Kerk te Zaandijk.
Daarnaast was hij in de Enge Wormer actief als baljuw. Een baljuw is een ambtenaar die belast is met de rechtspraak.. Hij oefende toezicht uit op de rechtsgang, zat de rechtbank voor en bracht de vonnissen ten uitvoer. Ook was hij dijkgraaf. Een dijkgraaf was voorzitter van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur van een waterschap. Hij liet tussen 1739 en 1743 acht schepen uitrusten, tezamen met zijn compagnon Jacob Kramer en tussen 1743 en 1763 meer dan 20 stuks onder zijn eigen naam. In 1764 vertrok er één schip met als compagnon Metselaar. In juni 1751 trouwde Cornelis Floriszn. in Wormer met Marijtje Jacobsdr. Speciaal (1720-1758) uit Oostzaan. Zij was de dochter van Jacob Aartszn. Speciaal. Jacob was koopman, lid van de vroedschap, burgemeester en ambachtsbewaarder van de Banne Oostzaan. Marijtje bracht uit haar eerste huwelijk met koopman, fabrikant, burgemeester, heemraad en schepen der Enge Wormer, Cornelis Symonszn. Appel (zoon van de Wormer Burgemeester Simon Appel), twee kinderen mee: Cornelia Appel en Machteldje Cornelis Appel. Zij had in totaal vijf kinderen gebaard, van wie er drie al jong waren gestorven. Haar huwelijk met Cornelis Floriszn. bleef kinderloos, waardoor deze tak van de familie de Lange uitstierf.
Tweede bewoners: 1765-1797 Cornelis Gerritszn. Honigh en Cornelia Appel
Na het overlijden van Cornelis Floriszn. in 1765 werd het huis voor fl. 7.100,- verkocht aan zijn schoonzoon: Cornelis Gerritszn. Honigh. Hij was in 1760 getrouwd met de stiefdochter van de bouwheer: Cornelia Appel, de dochter uit het eerste huwelijk van Marijtje Speciaal. Het echtpaar heeft geen ingrijpende veranderingen aangebracht in het toen pas vijftien jaar oude pand. Samen kregen zij drie kinderen: Gerrit, Marijtje en Cornelis.
Cornelis Gerritszn. Honigh werd in 1738 geboren als zoon van Gerrit Corneliszn. Honigh (1714-1788) en Grietje Dirksdr. Kluijs (overleden in 1739). Hij werkte met papiermolen ‘De Veering’, verkregen via zijn vader Gerrit, gelegen ten noorden van de Sluissloot in Koog aan de Zaan.*Hij nam het Nederlands Hervormde geloof aan van zijn moeder, Grietje Dirks Kluijs, zodat hij een openbare functie mocht vervullen: regent van het dorp Zaandijk. De familie Honigh was Doopsgezind en het was de Doopsgezinden toentertijd niet toegestaan om een openbaar ambt te vervullen. Lang heeft Cornelis Gerritszn., papierfabrikant en regent van het dorp Zaandijk, niet mogen genieten van zijn nieuwe huis, slechts zeven jaar. In 1772 overleed hij en in 1797 overleed zijn vrouw.
Derde bewoners: 1797-1854: Cornelis Corneliszn. Honigh (1767-1802) en Grietje Haremaker (1767-1854)
Na de dood van moeder Cornelia Honigh-Appel in 1797 werd haar zoon Cornelis Corneliszn. eigenaar. Hij was koopman en oliefabrikant van beroep. Hij huwde in 1791 met Grietje Jans Haremaker, het huwelijk bleef kinderloos. Cornelis Corneliszn. overleed in 1802.
Vierde bewoners: 1804-1805: Klaas Adriaanszn. Honig (1762-1805) en Grietje Haremaker
In 1804 hertrouwde Grietje Jans Haremaker met haar Noorder buurman: de weduwnaar en olieslager Klaas Adriaanszn. Honig. Klaas was eerder gehuwd geweest met Maartje Heymen Vis en was een neef van Cornelis Corneliszn. Honigh, Grietjes eerste echtgenoot. Ook dit huwelijk bleef kinderloos en na slechts elf maanden huwelijk overleed Klaas Adriaanszn., zodat in 1805 Grietje wederom weduwe werd. Klaas kocht in 1804 de vijf beelden Bacchus, Ochtend, Middag, Avond en Nacht en plaatste deze in de overtuin van hun huis (de huidige Beeldentuin). Ze stonden eerder in een tuin aan de Westzijde en daarvoor in de Tuin der Vermaak bij het huis van Polanen, eigendom van Zaandammer Nicolaas Calff te Halfweg. Grietje Haremaker liet na het overlijden van Klaas een boedelinventaris opmaken.
Dat was noodzakelijk, omdat de nazaten van de eerste echtgenote van Klaas, Neeltje Heymes Vis, recht hadden op een erfdeel van fl. 97.500,-. De totale bezittingen van Klaas werden op 30 oktober 1805 vastgesteld op een totale waarde van fl. 384.500,-.
Vijfde bewoners: 1810-1854: Claas Corneliszn. Kuyper (1775-1830) en Grietje Haremaker
In 1810 trouwde Grietje met de Wormer verffabrikant Claas Corneliszn. Kuyper. Hij werkte voor de firma Cornelis Kuyper en Zoon met een zevental verfmolens, de meeste stonden in Wormer. Met haar derde echtgenoot had Grietje dan eindelijk wat meer geluk: zij waren 20 jaar getrouwd toen Claas Corneliszn. in 1830 stierf. Ook het derde huwelijk van Grietje bleef kinderloos. Claas Corneliszn. Kuyper bracht echter een zoontje mee uit zijn eerste huwelijk met de Monnickendamse burgemeesters-dochter Clasina Maria Kous Bos: Cornelis Claaszn. Kuyper (1802-1845). Cornelis Claaszn. liet, na de dood van zijn vader, in 1831 zelf een kostbaar huis bouwen, ‘het grote huis’, Lagedijk 146. In 1838 verkocht hij de zeven verfmolens en stak zijn geld, fl.207.000,- in de Twentse textielonderneming Ainsworth te Nijverdal. Kuyper was vermogend en zeer ondernemend, bekleedde veel openbare functies. Hij was onder meer assessor te Zaandijk, lid voormalig banbestuur, lid Provinciale Staten van Noord-Holland en dirigerend lid van de Maatschappij van Nijverheid te Haarlem. Hij kwam helaas vroegtijdig door een noodlottig ongeval om het leven.
Na de dood van haar derde man in 1830 hertrouwde Grietje niet meer. In januari 1854, drie maanden voor haar dood, deed Grietje de overtuin met beelden over aan haar buurman Jan Jacobszn. Honig. In 1904 werd Jan Corneliszn. Honig eigenaar van de overtuin. Hij liet de tuin opknappen en alle beelden een kwart slag omdraaien, zodat ze allemaal in de richting van zijn huis zouden staan. *De nalatenschap van Grietje Haremaker bedroeg fl.600.000,-, een enorm kapitaal in die tijd. Na het overlijden van Grietje in 1854 werd haar woonhuis in 1855 voor fl.5.000,- verkocht aan de gemeente Zaandijk.
Na een verbouwing kreeg het voormalige woonhuis van Grietje tot 1974 de functie van gemeentehuis, daarna werd het hulpsecretarie van de gemeente Zaanstad.