Eindelijk was het dan zover. Ik mocht naar de “grote school”. Ik was een late leerling, omdat ik in November jarig ben. De school, toen, stond aan de Lagedijk/hoek Guisweg. De meeste kinderen werden door hun moeders weggebracht. We verzamelden in het gymnastieklokaal. Ik zag dat twee jongens een arm in het gips hadden. Wat vond ik dat zielig. Dan mocht je eindelijk naar school en was je gehandicapt. Ik zou hun namen nog kunnen noemen.
Er waren wel 54 nieuwe leerlingen, dus werd de klas gesplitst. Helaas kwam ik niet in de klas van mijn buurmeisje en vriendinnetje, Emmy. Haar achternaam begon met een K en de mijne met een V. Maar dapper zijn!!! Ik mocht leren lezen en schrijven. Wij kregen een zogenaamde kwekeling met acte als juf, dus zonder echt salaris. Ze deed desondanks erg haar best.
Een bewogen schooljaar, 1939/1940
Tweede klas. Juffrouw Jansma gaf ons nu les.Een lieve vrouw. Ik mocht haar heel graag. In dat schooljaar verhuisden we van de oude school naar een geheel nieuwe, aan de Tuinstraat. Wat een feest. Een prachtig gebouw in de trant van de “Stijl”. De eerste dag mochten we rondkijken. Lokalen in diverse frisse kleuren, mooie stenen vensterbanken. We kregen als traktatie een toffeereep van Verkade, een summum van luxe! Maar op 10 Mei 1940 brak de Tweede Wereldoorlog uit. Als kinderen merkten we eerst nog niet zoveel veranderingen. Zeer ernstig voor de volwassenen echter. Wel leerden we thuis dat je over bepaalde dingen die daar besproken werden, vooral moest zwijgen tegenover anderen. Bijvoorbeeld later over onze clandestiene radio-ontvangst van Radio Oranje vanuit Engeland. Mijn vader had zelf een kristalontvanger gemaakt. Hij deed het prima. Erg interessant voor een kind.
Later gebeurde er nog iets ernstigs voor ons, als leerlingen….. juffrouw Jansma was opeens tegen het eind van het jaar verdwenen. Ziek??? Daar werd geen mededeling over gedaan. Tijdelijk kregen we een meester, in mijn ogen erg streng en koel. Maar toen ik tegen hem zei dat ik juffrouw Jansma terug wilde hebben, zei hij met omfloerste stem: “dat zal niet gaan”. Toen een raadsel. Later is alles me duidelijk geworden. Zij, de juf, bleek in het verzet te zitten en ze verborg in haar woning een aantal Joodse onderduikers. Deze mensen blijken allen de oorlog overleefd te hebben. Zij helaas niet!
Juf Jansma schreef in het poesiealbum van Chettie ter Velde de volgende woorden:
Laat je lichtje schijnen
Helder klaar en rein
Dan zal je steeds voor anderen
Tot zegen zijn
In klas 3 werden de leerlingen van beide klassen weer bij elkaar gezet. We kregen juffrouw Krom. Een zware opgaaf voor haar, hoewel ze zeer ervaren was.
Klas 4. Nu gaf meester Oosterbaan ons les. Erg gezellig. Op een dag moesten we allemaal een schoteltje en een stukje katoen van huis meenemen. Daarmee kweekten we tuinkers. Meester had het zaad kunnen krijgen. Onze eerste les, kennis der natuur, zoals het toen genoemd werd.
Er woont op aard een lieve fee
Die duizend wond`ren doet
En die geacht wordt en bemint
Door elk die haar ontmoet
Die fee door iedereen bemint
Tot zoo veel goeds bekwaam
Moet wonen in elk meisjeshart
Want zachtheid is haar naam
In de vijfde klas kregen we weer een “strenge” meester, meester Rijpstra, maar hij viel uiteindelijk toch wel mee. Wel lagere cijfers!
Klas 6. Gelukkig meester Oosterbaan weer. We waren weer gesplitst als klas. Wij de afgesplitsten verhuisden ,samen met de zogenaamde zevende klas naar een houten lokaal op de zolder. Niks geen frisse kleurtjes meer, alles ongeschilderd hout, maar wel weer spannend. Meester kon zo prachtig voorlezen en uit de ramen kon je heel ver kijken.
De oorlog ontwikkelde zich intussen tot een echte crisistijd. Als de bommenwerpers terugkeerden van hun missie in Duitsland mochten we als ze al een stukje verder waren gevlogen voor het raam kijken en konden we ze volgen tot ze de beschietingszone gepasseerd waren en dus veilig naar Engeland konden terug keren. Dat was ook weer zo spannend voor ons als kinderen. De zevende klassers moesten in die tijd verplicht Duits leren, terwijl wij, de zesde klassers probeerden te rekenen. Zij dreunden dan onderwijl op “ich bin jung, du bist alt, ich bin fleiszig, du bist faul, etc. Zo krijg je van alles mee in het leven. Het was gelijk mijn eerste Duitse les.
Tekenen, handwerken, kennis der natuur en taal, vooral ontleden, vond ik de fijnste vakken. Voor gymnastiek hadden we een gespecialiseerde meester, meester Overlieze. Ik heb een heel goede herinnering aan onze dorpsschool in Zaandijk. Het “ouderwetse” onderwijs was bepaald niet slecht en werd met veel animo gegeven. Hulde aan de leerkrachten van toen. Het heeft er tóe geleid dat ik het lyceum met goed gevolg heb kunnen afronden.
Chettie Stelling-ter Velde,
mei 2018, Edam.
Bijlage
In het speelkwartier op school deden we aan touwtje-springen, hinkelen en bokspringen (bokkiespringen). Ik denk pas na de derde klas. In de zomer, toen we al in de nieuwe school zaten, waar naast het schoolplein een groot grasveld was, gingen we handstand en radslag tegen het gazen hek (afscheiding aan de kant van het Tegelpad) doen. Wel moesten dan onze rokjes in onze onderbroekspijpen gestopt worden tegen de “inkijk”. We hielden het netjes. Rond het huis deden we soortgelijke dingen. Ook wel met twee of drie ballen tegen de muur met allerlei behendigheden tussendoor, zoals klappen. In de herfst was het toltijd (priktol of zweeptol). Wel eens lastig, want dan kwam je tol soms net tussen de bladeren en viel hij om. Toen we wat ouder waren en ’s avonds nog even buiten mochten, was aanplakkertje (verstopspel) populair.