De Koger olieslager Klaas Ariszoon Caeskoper (1650-1729) die de basis legde voor het levensmiddelenbedrijf Honig. De Caeskopers stamden uit Westzaan. De grootvader van Klaas was rond 1620 getrouwd met een meisje uit de Koog en daarheen verhuisd.
De vader en grootvader van Klaas Caeskoper waren ‘reders’ (aandeelhouders) van de oliemolens Pink en Kieft aan de Weelsloot in de Koog. Het Pink bezaten zij voor meer dan de helft. Aanvankelijk zaten zij ook in de kaashandel, vandaar de achternaam.
Klaas heeft al op zijn twaalfde als onderknecht bij zijn vader op het Pink gewerkt. Op zijn achttiende begon hij een ‘Nootysye Boeck’ (notitieboek) dat hij tot enkele dagen voor zijn dood bijhield. Zo is over zijn leven veel bekend. Klaas was twintig toen hij met Hillegond Swager trouwde. Haar ouders waren al overleden, zodat zij onmiddellijk de beschikking had over haar erfenis. Pronkstuk daarin was oliemolen de Reus. Zo kon Klaas Caeskoper zich al op zijn twintigste als zelfstandig olieslager vestigen.
Na drie huwelijksjaren stierf Hillegond in het kraambed, pas 24 jaar oud. Het kind overleefde. Klaas trok als jonge weduwnaar weer bij zijn ouders in. De pasgeborene besteedde hij voor twee jaar uit bij een voedster. Zijn oudste dochtertje van twee hield hij bij zich.
Klaas Caeskoper was een groot schaatser. Op 19 december 1676 reed hij met drie schaatsvrienden een Noord-Hollandse twaalfstedentocht van 290 km. (De Friese Elfstedentocht is slechts 199 km lang.) In een schuit van één van die schaatsvrienden, Meindert Arendsz. Bloem, maakte tsaar Peter de Grote in 1697 een tochtje op de Zaan. Klaas Caeskoper voer ook mee.
De Caeskopers woonden in de Dubbele Buurt van de Koog. In 1678 bleef hun huis tijdens het ’turfoproer’ van het armste volk ternauwernood gespaard voor plundering. Dat huis is later toch gesloopt, maar het huis dat zijn oudere broer Gerrit in 1686 naast hun ouderlijk huis liet bouwen, bleef bewaard. Het staat nu in het Openluchtmuseum in Arnhem.
Klaas was 29 toen hij hertrouwde met Trijntje Stock. Zij schonk hem een zoon Gerrit en twee dochters genaamd Stijntje en Trijntje. Hij werd in zijn rijpere jaren een zeer succesvol ondernemer. Hij werd mede-eigenaar van een tiental molens en participeerde samen met zijn broer in de walvisvaart.
De Caeskopers waren doopsgezind, zoals veel Zaanse koopmans-families. Klaas volgde in 1690 zijn vader op als diaken van de doopsgezinde gemeente Koog-Zaandijk. In die functie speelde hij in 1698 een belangrijke rol bij het aanstellen van de vrijzinnige voorganger Abraham Verduijn uit Amsterdam.
Klaas was ook ‘parlementsheer’ van de Koog, d.w.z. representant van het dorp tegenover besturen op allerlei niveau. Zoon Gerrit van Klaas Caeskoper zette het bedrijf van zijn vader energiek voort en was een sieraad van de doopsgezinde gemeente, maar zorgde niet voor een stamhouder: hij bleef vrijgezel. Zijn zussen Stijntje en Trijntje trouwden met de doopsgezinde broers Cornelis en Jan Honig te Zaandijk. Het jongste kind van Stijntje werd door Gerrit tot zijn firmant en erfgenaam gemaakt.
Deze opvolger dreef de onderneming als een surrogaat-Caeskoper en noemde zich Gerrit Caeskoper Honigzoon. Zijn kinderen noemden zich weer gewoon Honig. Dat voltooide de verandering van de firma Caeskoper in de firma Honig.
Klaas Caeskoper en zijn familie konden hier slechts vluchtig worden voorgesteld. Hun volle levensverhaal op basis van het ‘Nootysye Boeck’ en andere eigentijdse bronnen, en rijk aan anekdotes over het leven langs de Zaan in de Gouden Eeuw, vindt men in het boek De Caeskopers van Bert Koene dat in maart 2011 verscheen (uitgeverij Verloren, prijs 25 euro verkrijgbaar bij elke boekhandel).