Mijn moeder lag in de zomer van 1964 of 1965 een keer in het Juliana-ziekenhuis in Zaandam. Ik ben met mijn vader op de fiets op bezoek gegaan. Mooi weer, korte broek en geen overjas.
De heenweg langs de parallelweg van de provinciale weg. De Hoornse lijn kende een spoorwegovergang met aan weerszijde bomen en een vrij steile overgang. Je hoorde de “Blauwe Engel” aankomen, maar zag hem niet door de bomen aan weerszijden van de lijn. Over het spoor linksaf naar het ziekenhuis.
Op de terugweg gingen we via de Frans Halsstraat richting Westzijde, onder het spoor door en toen barstte een wolkbreuk los. Alle sluizen van de Zaan stonden even open. Wij werden doornat, tot op het lijf. Bij de oude gasfabriek stond het licht op rood. Mijn vader stapte af en plantte zijn beide benen diep in een plas met water. Ik had sandalen aan en die waren ook al doorweekt, ook diep in de waterplas. Het was niet erg, je was toch al doorweekt.
Thuis even de kleren wisselen en kranten in de schoenen, langzaam laten opdrogen, dan bleven de schoenen zonder uitslag. De spoorwegovergang is compleet veranderd, ligt nu tegen de provinciale weg aan, de bomen zijn verdwenen, het talud is effen gemaakt. Het oude ziekenhuis bestaat niet meer, de gasfabriek is reeds lang geleden verdwenen.