Op een moment, ergens in de zomer van 1963 of 1964, toen ik nog op het flat aan de Arie de Bruinstraat woonde, ontvingen mijn ouders een briefkaart van mijn opa.
Opa, van moederszijde, kwam ons bezoeken. Nou had men het in die tijd niet al te breed. Opa woonde in Barneveld. Geld voor een treinreis ontbrak hem of hij wilde het er niet aan uitgeven. Hij reed mee met een ritje dat transportbedrijf van Roekel uit Barneveld in Noord-Holland moest uitvoeren, vrijdag heen en zaterdag terug.
Opa werd afgezet laat op de vrijdagmiddag, de transporteur reed verder naar zijn klant in het hoge noorden van Noord-Holland. Opa bleef bij ons slapen. In die tijd was er nog geen Philishave. Opa informeerde dan ook naar de barbier in de buurt opdat hij zich de volgende ochtend fatsoenlijk kon laten scheren. Ik heb hem uitgelegd hoe hij van de Arie de Bruinstraat naar het Gorterspad moest lopen om zich bij Gerrit Anepool te laten scheren. Een kippeneindje lopen en van kippen had opa veel verstand, hij had er een schuur vol van.
Toen ik de volgende ochtend wakker werd, was opa al het huis uit, op weg naar de barbier. Opa ging met de kippen op roest en er ook weer vanaf als de haan kraaide. Dezelfde haan kreeg van hem een schop met zijn klomp als hij het kippenhok betrad om de eieren te rapen, een kreng van een haan weet ik nog wel als ik mocht helpen de eieren te rapen. Toch slachte hij steevast een kip die slecht legde als wij er eens op bezoek waren, het waarom heb ik pas veel later begrepen.
Opa kwam terug van de barbier, fris geschoren. Hij had ook nog ergens een pijpje gekocht, een wit stenen doorrokertje. Pas na enige malen de brand erin te hebben gestoken, kwam er volgens hem een plaatje op de kop van de pijp tevoorschijn. Zaterdagmiddag, rond een uur of twee, kwam de vrachtrijder opa weer ophalen voor de terugreis naar Barneveld. Snelwegen bestonden toen amper en de vrachtauto sukkelde met een gangetje van 60 km/h weer terug richting Barneveld.
Vele jaren later was ik weer eens in Barneveld, aan de Vliegenvelderlaan 13, nu Graaf van Leijndellaan geheten. Opa was reeds lang geleden overleden, oma woonde er nog. Ik liep door het kleine kamertje en zag aan een wand opa zijn oude pijpenrek hangen. Oma had het nooit opgeruimd, alles bleef zoals het was. Midden tussen de pijpen zag ik een wit stenen doorrokertje hangen, op de kop waren de contouren van een blauw hertje zichtbaar.