De eerste ledenvergadering in de oorlog is op 14 november 1940 in het spaarbankgebouw, aanwezig 8 leden. In verband met de verduistering en het gevaar van luchtaanvallen mag het bestuur bepalen hoeveel Nutsavonden er in het komende winterseizoen zullen plaatsvinden. In het winterseizoen 1941-1942 komen er twee ‘winteravonden’ voor leden, en één voor werklozen. Voor de leden treden op het gezelschap van Frits Bouwmeester en dat van Chiel de Boer; voor de werklozen Julia de Gruyter en Rien van Noppen.
Helsloot beschouwt het als “bijna een wonder dat de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen tijdens de bezetting niet werd verboden en opgeheven, (…) gezien haar wijdvertakte organisatie, haar demokratische en humanistische principes. Zij stond onder druk zich bij de nationaal-socialistische ‘Kultuur-kamer’ aan te sluiten. Het hoofdbestuur wist de kwestie (…) voor zich uit te schuiven en het is nooit daartoe gekomen.” *
- Helsloot blz 101
De ‘kwestie’ ligt echter anders. Het hoofdbestuur heeft in 1942 aan alle departementen een circulaire gestuurd, waarin machtiging wordt gevraagd om namens hen op te treden bij de Kultuurkamer. Het Nut KZ bespreekt die circulaire in de bestuursvergadering van 6 mei 1942: “Aangezien ons departement zich niet bemoeit met werkzaamheden vallende onder die kamer wordt besloten de machtiging niet te verlenen.” Een kort en krachtig ‘nee’. Blijkbaar had KZ een vooruitziende blik, want in de ledenvergadering van 22 oktober 1942 krijgt het departement van het hoofdbestuur de mededeling dat aansluiting bij de Kultuurkamer niet noodzakelijk is, omdat “de gezelschappen die voor ons optreden zijn aangesloten.”
De animo voor het Nut KZ heeft niet geleden door de oorlog. Integendeel, in 1939 waren er 111 leden, in 1942 118 en het liep op via 133 in 1943 tot 146 aan het einde van de oorlog in 1945. Helsloot speculeert dat de aanwas van nieuwe leden geschiedde “uit behoefte aan afleiding ongetwijfeld, maar meer uit een gevoel aan saamhorigheid en uit sympathie voor een vereniging met een onverdachte Nederlandse traditie. Saamhorigheid werd een parool, in de duistere bezettingstijd (…).” *
- Helsloot blz 102
Ongetwijfeld hebben ook de activiteiten van bode Goedhart een rol gespeeld. Op de ledenvergadering van 22 oktober 1941 wordt hij gemachtigd met een ‘aanbevelingscirculaire’ nieuwe leden te werven. Hij krijgt daarvoor een premie van 10% (0,30 cent) voor ieder nieuw lid.
Na de oorlog
Eerst moet een harde noot worden gekraakt. Er is een conflict gerezen met de commissarissen van de bibliotheek. Die voelen zich gegriefd, omdat ze geen uitnodiging hebben gehad voor de Nutsavonden. Slechts de helft van de commissarissen kreeg een uitnodiging, omdat er vanwege het grote ledenaantal (!) van het departement niet voldoende plaats was voor alle commissarissen met hun huisgenoten. Het had beter gecommuniceerd moeten worden. In een gezamenlijke vergadering van de besturen van het departement en de bibliotheek op 8 november 1945 wordt het conflict bijgelegd. Geconcludeerd wordt dat de band tussen het departement en de bibliotheek te los is geworden. Het blijkt dat de benoeming van commissarissen voor de bibliotheek sinds 1941 niet op de reglementaire wijze heeft plaats gehad: het bibliotheekbestuur diende dubbeltallen in, en de Nutsvergadering maakte een keuze. De bibliotheek heeft geen kandidaten ingediend voor het commissariaat. Het bestuur van de bibliotheek zal zijn commissarissen opwekken lid van het Nut te worden. Bij een volgende vacature in het Nutsbestuur zal dit ernaar streven een commissaris van de bibliotheek te kiezen, die dan wel lid van het Nut moet zijn. Er is kritiek op het winterprogramma in de oorlogsjaren: te veel amusement, te weinig cultuur, dat past niet bij het Nut. Maar een blik op de nieuwe programmering laat zien dat er in feite niet veel is veranderd. Het Nut gaat door waar het gebleven is.
Nutskleuterschool
De laatste stuiptrekking van het Nut op onderwijsgebied is de Nutskleuterschool in Zaandijk. Openbaar kleuteronderwijs ontbrak in Zaandijk. De Vereniging van Openbaar Kleuteronderwijs benaderde het departement voor subsidie. Op instigatie van het hoofdbestuur wordt die alleen gegeven als de school onder zeggenschap van het Nut KZ komt. De vereniging gaat daarmee akkoord en in 1947 gaat de kleuterschool van start. Onder de naam ‘Nutskleuterschool’ bleef de school bestaan tot 1 januari 1956. Toen moest hij ingevolge de nieuwe Wet op het Kleuteronderwijs van 1955 worden overgedragen aan de gemeente, die voor de exploitatie verantwoordelijk werd.
Financiën
De financiële positie van het Nut kent ook na de oorlog zijn ups en downs. Die hangt zoals al eerder vastgesteld, samen met het ledental. Na de hausse in de oorlog is dat begin jaren vijftig aanzienlijk terug gelopen, maar nog altijd zijn het er 123. Toch neemt het bestuur maatregelen om niet in de rode cijfers te geraken. Op aandringen van het hoofdbestuur dat een hogere quotumafdracht van de departementen eist, verhoogt het bestuur de contributie naar ƒ 5,00 per jaar en wordt het aantal lezingen teruggebracht van vijf naar vier per jaar. Uiteindelijk wordt de contributie in 1967 – weer op aandringen van het hoofdbestuur – vastgesteld op ƒ 6 + 0,50 cent incassokosten. Ook is voor de ‘Nutsavonden’ inmiddels samenwerking gezocht met ‘Ons Huis’ in Koog. Al met al kan het Nut KZ niet klagen over het aantal leden. Van 1946 tot 1960 schommelt het tussen 123 en 155. Dat is mede te danken aan de actieve houding van het bestuur. In de zestiger en begin zeventiger jaren blijft het rustig aan het ledenfront. Dat heeft waarschijnlijk te maken met de gunstige ‘kaspositie’ van het departement in die jaren. Naarmate het Nut langer bestaat, worden de feesten die dat herdenken minder uitbundig, eerder sober. Het 175-jarig bestaan van het landelijk Nut in 1959 wordt op bescheiden manier in Haarlem gevierd. Het Nut KZ gaat er met de bus heen. Het eigen 175-jarig feest in 1963 wordt uitgesmeerd over een aantal avonden. Het zijn allemaal culturele activiteiten, er is niets feestelijks aan.
Bibliotheek en spaarbank
Vanaf begin jaren zestig gaat het met de ‘Volksleesbibliotheek’ – inmiddels omgedoopt tot ‘Nutsbibliotheek’ – bergafwaarts. Er worden niet zoveel boeken meer uitgeleend. De oorzaak wordt gezocht in maatschappelijke veranderingen als de opkomst van de tv en de ‘vrije zaterdag’. Uiteindelijk draait het eropuit dat de bibliotheek in 1978 opgaat in de gemeenschappelijke Openbare Bibliotheek Zaanstreek. De spaarbank, sinds 1908 in een eigen gebouw in de Stationsstraat in Koog, floreerde en fungeerde sinds de herziening van de statuten in 1904, waarbij jaarlijks een bepaald percentage van de gevormde reserve moest worden overgemaakt aan het departement als sponsor. In 1966 werd besloten tot een fusie met de Nutsspaarbank Zaandam: in het belang van de spaarders en ook bedrijfs-organisatorisch was schaalvergroting noodzakelijk.
Het einde
Traditioneel werden de ledenvergaderingen slecht bezocht. Vaak genoeg waren alleen de bestuursleden aanwezig, en dan nog niet eens allemaal. Op den duur kon dat niet goed gaan. Besturen in diverse samenstelling hebben er in het verleden al het mogelijke aan gedaan. Op de jaarvergadering van 1966 wordt een laatste poging ondernomen: er zou een ‘band’ moeten worden geschapen tussen bestuur en leden ‘over lopende zaken’, anders geformuleerd: er zou meer contact moeten zijn tussen bestuur en leden. Hoe dat in zijn werk zou moeten gaan, vermelden de notulen niet. Het is voor de goede verstaander duidelijk: het werk van het Nut KZ is obsoleet geworden; een discussie over het voortbestaan hangt in de lucht. Die wordt gevoerd in 1974 op de vergadering van de gezamenlijke besturen van de Nutsdepartementen Zaandam, Koog-Zaandijk, Krommenie en Westzaan. Er moet op korte termijn iets gebeuren, anders loopt het departement Koog-Zaandijk leeg. Men wil wel samenwerken, maar dan moet er eerst een gemeenschappelijke basis zijn voor een gezamenlijk beleid. Of die er gekomen is, blijft onduidelijk, aangezien notulen ontbreken tot november 1976. Het Nut KZ is in vergadering bijeen om te beslissen over een fusie met het departement Zaandam. Die komt er uiteindelijk in 1977 onder de naam Zaandam-Zuid, mede ingegeven door de samenvoeging van de Zaanse gemeenten.
Peter Luijsterburg
Bronnen
Notulen van de Maatschappij tot Nut van ’t Algemeen, departement Koog Zaandijk, 1788–1976.
Gemeentearchief Zaanstad PA-0009
Collectie afbeeldingen gemeentearchief Zaanstad.
P.N. Helsloot: Emancipatie in de Zaanstreek. Twee eeuwen Zaanse Nutsdepartementen, Zaandijk 1991