De Kogersluis vormde van oudsher een belangrijk knooppunt en dan met name voor het verkeer te water. De aquarel van Arnold de Lange geeft een treffend beeld van de bedrijvigheid rond een sluis. In dit geval de Noordersluis in Wormerveer die een vrijwel identiek beeld van de sluis in Koog weergeeft. We zien er het wonen langs de Zaan en de bedrijvigheid daar vlak achter in de weidse polder met haar molens op vele eilandjes.
De aquarel is dermate goed dat de kijker nieuwsgierig wordt en graag zou weten wat er in die vaten zit die in de boot getakeld worden. In die andere boot in het midden van de sloot staat een mand; zit daar nou paling in of zal de man op zijn fluit gaan spelen en komen er straks slangen bovenuit? Op de hoek links naast de sluis zien we herberg De Jonge Prins, ook identiek aan de Kogersluis waar De Waakzaamheid voor de Franse tijd ook De Jonge Prins heette. Dit waren van oudsher vaste aanlegpunten voor schippers. Recent, op 14 juli 2012, is de Koogse versie na het voltooien van een omvangrijke restauratie aan een nieuw leven begonnen.
Op deze foto zien we in de sluis de masten van schepen en een pijp van een stoomschip. De doorgaande vaarroute via de sluissloot naar Westzaan met daar wederom een sluis die uitmondde in de Nauernasche Vaart werd door veel schippers gebruikt op hun tocht naar Haarlem of Leiden. Zij sneden zo een behoorlijk stuk af van de andere route via Zaandam en misten de drukke sluis daar. Voor schepen tot 40 ton, die vaak mest vervoerden naar de bollenboeren in het gebied van Hillegom of wol uit de Zaanse volmolens voor de Leidsche duffelse jassen, was dit een prima route. Langs deze waterweg lagen dan ook verscheidene molens die vaak al begin van de 17e eeuw werden gebouwd.
In Koog aan de Zaan waren dat onder andere oliemolens De Munnik en De Paap en volmolen De Wezel. Laatstgenoemde molen werd in tweede instantie omgebouwd tot oliemolen en ging nog weer later cacaoafval verwerken.
Uiteindelijk sleet hij zijn laatste dagen bekleed met stalen platen en werd hij voorzien van een stoommachine. Hij werd daarna gesloopt om ruimte te bieden aan cacaofabriek Hollandia. Verderop bij de Watering stond verfmolen De Boot en bij Westzaan de nog steeds fiere pelmolen Het Prinsenhof. Via een haaks op de Sluissloot gelegen verbinding waren ook andere, nabijgelegen Koogse molens als Het Pink en De Zwarte Bonsem en de Zaandijker papiermolens (13!) bereikbaar.
Hier meerden regelmatig schepen aan met vodden voor de papierfabricage. Alles was in het uitgebreide industriegebied, dat de Banne Westzaan toen was, over water bereikbaar. De wegen bestonden slechts uit smalle paden, die alleen te voet of met een kar begaanbaar waren. Het polderbestuur bevond zich in Westzaan in het Regthuys van waaruit de banne werd bestuurd.
Vanaf de 17e eeuw werd de aan de Zaan gelegen Lagedijk steeds belangrijker voor bewoning. Vooral in het gedeelte ten noorden van de sluis en in Zaandijk vestigde zich de molen-elite, met namen als Duyvis, Honig en Vis, en verrezen er schitterende panden die de naam stadsvilla’s waardig waren. Het molentijdperk vierde in deze dagen hoogtij.
Met de passagiersboot, genaamd de Burgemeester Ferf, werd eind 19de/begin 20e eeuw een regelmatige passagiersdienst onderhouden tussen Westzaan en station Koog Zaandijk. Het begin van nieuwe tijden.
Rolf Stigter