Mijn lagere schooltijd begon na de Kerstvakantie, begin 1912. Het was toen nog gebruikelijk dat het lagere-schooljaar begon tegelijk met het kalenderjaar. Mijn moeder bracht mij weg naar de oude school op het Schoolpad, via het bruggetje over de wegsloot. Wij werden daar ontvangen door de klasse-onderwijzeres, Juffrouw Stuffers, een nichtje van bakker Stuffers, waar zij ook ‘op kamers’ was. Vlak boven de altijd snikhete bakkerij. Van de eerste schooldag weet ik mij eigenlijk weinig meer te herinneren. Waarschijnlijk overweldigd door al het andere en volstrekt nieuwe, gebonden aan een zekere discipline welke ik niet gewend was. In tegenstelling tot andere kinderen uit de Zuid van Zaandijk die in de Koog al op een kleuterschool waren geweest.
Wat mij van later nog wel heel goed bijstaat en waarvan ik mij nu nog de ‘geur’ kan herinneren, was de grote kachel. Een zogenoende ‘soldaat’, die achter een halfrond zwart scherm in de hoek van de klas stond, ’s Morgens in alle vroegte werden door de gemeentestratemaker Scheepbouwer, bijgestaan door de gemeentetuinman Groenveld, alle kachels bijgevuld met cokes en zonodig opnieuw aangemaakt. Stoken met cokes afkomstig van de gasfabriek in Wormerveer vereiste een speciale techniek. Om goed te branden had cokes veel lucht nodig en veel ’trek’. Als het niet koud genoeg was om flink te stoken dan begon de ‘soldaat’ te ‘stieien’. Wat betekende dat er verbrandingsgassen het lokaal binnenkwamen. Gelukkig zijn er nooit ongelukken mee gebeurd, dat er kinderen flauw vielen of iets dergelijks. Wanneer zoiets vandaag, in 1986, zou plaatshebben, dan zouden alle mogelijke instanties zich ermee bemoeien. Maar toen hoorde dat erbij en het openzetten van de bovenlichten van de klasseramen was een probaat middel.
Ik was een redelijk goede leerling, die in de klas weinig moeite gaf, omdat ik in feite wel een beetje verlegen was. Het jaarlijkse schoolfeest, vlak voor de zomervakantie, was in die tijd een hoogtepunt dat door de vereniging ‘Getrouw Schoolbezoek’, onder de bezielende leiding van Meester Woerdeman, jaarlijks werd georganiseerd. Het feest bestond uit een boottocht met de ‘Schoolfeestboot van Bak’ uit Uitgeest. Het ene jaar naar Bergen-Binnen en het andere jaar naar Schoorl voor de klassen vanaf de derde klas. Er werd verzameld op het schoolplein en, onder begeleiding van een vaste ploeg muzikanten van het ‘Zaandijks Fanfare Corps’ vooraan de stoet, gingen we zingend naar de stopverffabriek van Jacob Vis Pz. waar ‘De Gunst’, zoals de stoomboot heette, op ons lag te wachten aan de loswal van de fabriek.
Daags voor het feest was de Commissie, bestaande uit een aantal neringdoenden, al druk bezig geweest met het smeren en beleggen van honderden kadetjes met kaas, koek en paarderookvlees om de hongerige magen van al die jonge Zaandijkertjes te kunnen vullen. Voor de dorstige kelen werden er alvast melkbussen met limonade aan boord van de boot gebracht.
Voor de ‘kleintjes’, de eerste en tweede klassertjes, was er de dag na de ‘groters’ een Biddag-boottocht. Meestal naar ‘De Tuinbouw’, een uitspanning in de Beemster, maar soms ook wel naar ‘Schollenbrug’ aan de Amstel in Amsterdam, waar nu de Berlagebrug is. Als de tocht voor de hogere klassen naar Bergen-Binnen ging, voer de boot tot Koedijk,waar dan de stoomtram stond te wachten en ons naar ‘Duinvermaak’ bracht. Ging de tocht naar Schoor, dan voer de boot tot Schoorldam en vandaar wandelden we naar ‘De Rustende Jager’.
De ‘kleintjes’ vertrokken om een uur van de kade en waren rond half zes weer terug bij Jacob Vis Pz. Moegespeeld en soms misselijk van de limonade en ander snoepgoed. De ‘groten’ vertrokken om half negen ’s morgens en waren dan om een uur of zeven ’s avonds weer terug in Zaandijk. Met muziek voorop ging het dan naar de Kerkstraat waar, staande op de stoep van de hoofdingang van de kerk, Meester Woerdeman het feest beĆ«indigde met een gloedvolle toespraak. Speciaal gericht tot diegenen die voor de laatste maal het schoolfeest hadden meegemaakt en nu het arbeidsproces ingingen dan wel naar een andere school zouden gaan. En dan was de Grote Vakantie, vier weken, echt begonnen!
Wat herinner ik mij nog van die grote zomervakanties? Eigenlijk alleen dat het altijd mooi weer was, waardoor je elke dag kon zwemmen of helpen hooien bij een bevriende boer. Uit logeren gaan was er eigenlijk niet bij. Dan moest je al familie buiten de streek hebben en dat waren er niet zoveel. Kamperen of iets dergelijks was er niet bij. Gelukkig was mijn vader in het bezit van een schuitje, waarmee je dan met een paar vriendjes uit de buurt naar de overkant van de Zaan ging om te ‘struinen’ langs het Kalverdijkje. Vervelen deed je je eigenlijk nooit, omdat er altijd wel voldoende initiatieven voorhanden waren. Wat de meisjes in die vier weken deden, weet ik eigenlijk niet. Maar ook zij zullen zich wel niet hebben verveeld.