Drie jongens van mijn leeftijd, ongeveer veertien jaar, gingen klarinet leren spelen bij harmonie Apollo. Of ik ook mee wilde doen, voor mijn ouders was dit een overbodige vraag want ze deden alle twee aan muziek. Vader speelde mondharmonica, ook wel mondorgel genoemd, en moeder zong in een koor. Samen muziek maken, deden ze nooit. Je vader kan alleen maar liedjes spelen en ik zing gezangen, zei moeder. Een voorbeeld? Vader speelde ”It is a long way to Tipperary” en moeder zong “Wie rijdt er zo laat door regen en wind, het is de vader met zijn kind”, maar dan in het Duits en daar had vader helemaal een hekel aan. Dus samen spelen was en bleef onbegonnen werk.
Zelf speelde ik mondharp, een vloeitje op een kammetje en heel voorzichtig daar op blazen, het was een kwetsbaar instrument. Omdat ik er ook nog bij kon neuriën, klonk het niet eens slecht. Maar ja, een klarinet was wel wat anders, een lange houten pijp met veel gaten en kleppen en een rietje dat je in je mond, tot trilling moest brengen. Als we dan met z’n vieren bij de leraar thuis rond de tafel zaten te oefenen, was dat vaak een gepiep en gekrijs van jewelste.
De drie jongens, notabene de initiatiefnemers, haakten al snel af. Ik ging stug door met toonladders en etudes te leren uit een klein boekje dat bij iedere nieuwe leerling weer amateuristisch geplakt moest worden.
Na twee jaar studie kreeg ik een stoel binnen de harmonie en werd derde klarinettist wat inhield dat ik de derde klarinetpartij vertolkte. Dat vond ik suf werk, veel rust en maar tellen tot ik ook enige noten ten gehore mocht brengen. Naast mij zat ook een derde klarinettist, al een oudere man, die voortreffelijk kon tellen. Als hij z’n klarinet aan z’n mond zette, wist ik dat ik weer een paar maten mee moest spelen voor de rest zat ik maar een beetje om me heen te kijken. Al die verschillende muzikanten op‚ al die verschillende instrumenten, heel boeiend en zelfs ontroerend, want iemand die in zijn muziek op gaat, is heel kwetsbaar.
Maar de keuze van de nummers beviel me niet, te serieus, te massaal, te weinig persoonljke inbreng.
Rechts van mij zat de trompetsectie, waarin mijn buurjongen, een jaar ouder dan ik, meespeelde. Hij wilde ook wat anders: luisterde eens naar de radio op zaterdagmiddag naar De Dutch Swing Colllege, een jazzband. Geweldig joch.
Ja, dat was geweldig! Dat stuwende ritme en die twee klarinettisten die ook konden improviseren. Geweldig!
Wij begonnen samen een eigen band en hoopten lang met elkaar te blijven spelen en beroemd te worden.