Als directeur gemeentewerken van Koog a/d Zaan moest de heer J. Hartog van alle zaken – de gemeente betreffende – op de hoogte zijn. In dit artikel beschrijft hij moet de naamgeving van straten in Westerkoog tot stand kwam.
In een kleine gemeenschap heeft de directeur gemeentewerken bemoeienis met alle zaken van „de wieg tot het graf” waarbij hij te maken kan krijgen met de realisering van een consultatiebureau voor zuigelingen en daarnaast met het beheer en het onderhoud van de begraafplaats. In het gebied tussen deze beide uitersten ligt een scala van werken en werkzaamheden, waarover hij moet adviseren of die hij krijgt uit te voeren.
Bij dit pakket van werkzaamheden behoorde in Koog aan de Zaan ook de advisering over de straatnaamgeving. Naast de straten met bloemennamen in Koog-Bloemwijk – geraliseerd in de jaren dertig – is men later in het noordelijk gedeelte van de gemeente overgegaan tot het geven van molennamen als Pinkstraat, Kieftstraat, Pellekaanstraat en Jonge Kuiperstraat.
In een kleine gemeente – zonder uitbreidingsmogelijkheden – is het geven van straatnamen niet direct het grootste probleem.
Met behulp van de „Kaart voor den Zaanstroom”, opgenomen en gecarteerd door T. Monsieur Mz in 1819 en het bekende boek „De duizend Zaanse molen” van P. Boorsma, was het mogelijk om voorstellen te doen voor de naamgeving van onder andere Wezelstraat, Munnikstraat, Kaarsenmakersstraat en Jonge Zwaanstraat. Uit het afgebeelde fragment van deze kaart blijkt, dat vrijwel alle molens zijn aangegeven terwijl in het molenboek, naast de plaatsbepaling, ook de geschiedenis van de betreffende molens wordt beschreven.
Met behulp van molenkaart en -boek was het steeds mogelijk op korte termijn een historisch verantwoorde naam te adviseren.
Bij de ontwikkeling van het plan Westzijderveld diende zich met de straatnaamgeving een probleem van andere orde aan.
In de Zaanstreek hebben vele molens gestaan. De meeste molens stonden echter langs de Zaanoever en de daarop aansluitende paden. Het aantal molens in het Westzijderveld was te klein om te gebruiken voor de straatnaamgeving van deze nieuwe wijk.
De directeur van gemeentewerken van de voormalige gemeente Koog aan de Zaan was eveneens belast met de onderhandelingen over de aan- en verkoop van gronden en daarbij bleek, dat het grootste gedeelte van de landerijen – gelijk de molens – van een naam was voorzien.
Bij de notariële overdracht van de landerijen werd, naast de kadastrale omschrijving, tevens de benaming van de betreffende percelen gebruikt voor de beschrijving in de koopakte. Aangezien het zich liet aanzien dat het agrarisch gebruik van de landerijen binnen korte tijd zou komen te vervallen en de grond een andere bestemming zou krijgen, is een poging gedaan om de namen van deze landerijen voorde geschiedenis vast te leggen.
Om deze namen op te sporen zijn gesprekken gevoerd met de eigenaren en gebruikers van de landerijen. Veel medewerking heb ik daarbij ondervonden, onder andere van de heer P. IJff, de laatste bewoner van de Sara Elisabethhoeve langs de huidige Wezelstraat. Deze boerderij moest worden gesloopt voor de aanleg van het K.F.C.-terrein en de landerijen werden niet alleen gebruikt voor de aanleg van sportvelden, maar ook voor de Coentunnelweg.
De heer C. Mars, wonende Breedweer 50 te Koog aan de Zaan heeft eveneens een belangrijke bijdrage geleverd en hij was in staat om vele namen aan de lijst toe te voegen.
Met de jaarlijkse schouw over de waterwegen voer hij met de schouwmeesters van de Polder Westzaan alle sloten door en als er iets aan mankeerde moest hij in staat zijn de naam van de nalatige en andere bijzonderheden op te geven.
Er zijn eveneens kontakten met de, heer G. Nieuwenhuizen, die altijd, zwervend met zijn bootje en z’n hond, in het veld te vinden was. Voor de landerijen ten westen van de Watering werd het voor de Kogers wat moeilijker, omdat het grootste gedeelte van de landerijen bij Westzaners in gebruik was. Dus verder geïnformeerd in Westzaan bij de verschillende eigenaren en pachters.
In de onderhandelingen over de aankoop van landerijen was het gesprek over de naamgeving van de landerijen steeds een mooi binnenkomertje. In Westzaan heb ik ook nog een fenomeen op het gebied van kaartlezen ontmoet.
Een plattegrond van het Westzijderveld met sloten en landerijen is volgens leken gelijk een krentenbrood. Mevr. Kat-Schellinger wist echter weg in het doolhof van landerijen en waterwegen. Ze wist in gedachten het gebied door te varen en aan te geven van wie en hoe de landerijen waren.
Uiteindelijk is de verzameling namen op de kaart aangegeven en toegezonden aan de eerder genoemde personen met het verzoek om eventuele fouten kenbaar te maken. Zoals met de molen is ook aan elk stukje land een geschiedenis verbonden.
Bij de onderhandelingen met de heer Rupke – raadslid van de voormalige gemeente Koog aan de Zaan – over de verwerving van zijn landerijen in het westzijderveld kwam het gesprek vanzelfsprekend op de naamgeving.
Hoe komt een stuk land aan zijn naam?
De vader van de heer Rupke had als fouragehandelaar veel kontakten met de boeren en anderzijds met de leveranciers. Als een boer in moeilijkheden verkeerde en een stuk land wilde of moest verkopen dan kon het gebeuren dat de heer Rupke Sr. als bemiddelaar optrad en deze landerijen verkocht aan Adriaan Honig van „Het Hart en de Zwaan”. In blind vertrouwen was Adriaan Honig met de aankoop akkoord gegaan en eerst in de herfst had hij gelegenheid om zijn nieuwe bezit op te nemen. Na veel zoeken eindelijk gevonden; de landerijen waren onder water gelopen en alleen de kaden staken nog boven water uit. Bij een eerstvolgende ontmoeting heeft de heer Rupke wel te horen gekregen, dat hij een „darmenland” had verkocht en sinds die tijd zijn deze landerijen onder die naam bekend. Voordien waren deze landerijen uitgerust met de schone naam „De Jonge Princes”.
Bij het inventariseren van namen is eveneens gebruik gemaakt van de „Staat der landerijen genoteerd in het maatboek van Den Heer Dirk IJff Cornelisz”.
Dit boekwerk, afkomstig uit het archief van de voormalige gemeente Koog aan de Zaan, moet worden gezien als een voorloper van het kadaster en geeft een omschrijving van de namen der landen of de plaats waar ’t land gelegen is, de namen der eigenaren en de oppervlakte.
Uit dit boekwerk mag blijken, dat de namen van de landerijen, die tot voor kort nog werden gebruikt, al heel oud zijn. De aanduidingen ten opzichte van de aangrenzende percelen en waterwegen maakt het mogelijk de oorspronkeIijke eigendomskaart te rekonstrueren. Een mooi klusje voor iemand met veel vrijetijd!
Het voorstel om namen van landerijen te gebruiken voor de straatnaamgeving in het plan Westzijderveld werd niet direkt enthousiast ontvangen. Het college wilde wel akkoord gaan, als er een direkte relatie was tussen de straat en het onderliggende land.
De projektontwikkelaar had aanvankelijk een voorkeur voor een ‚,Schildersbuurt” of een „Componistenbuurt”. De straatnaamgeving kan namelijk van invloed zijn op de waarde van de daaraan gevestigde woningen, waarbij een Rembrandtstraat en een Beethovenlaan beslist meer status heeft dan bijvoorbeeld een Knollendammerweg. Uiteindelijk is iedereen met het voorstel akkoord gegaan. Als je dan zover bent, dan heeft de PTT (nu KPN) nog een pakket met wensen en wordt er ten aanzien van de straatnaamgeving het volgende geadviseerd:
1. Er ware geen getallen in de straatnamen op te nemen, dus b.v. niet 1e of 2e Kerkstraat e.d. Dit geeft aanleiding tot verwarring. Het publiek laat deze aanduiding dan ook vaak achterwege en terecht! Een aanduiding als „Plein 1944 43” is verwarrend zowel voor het publiek als voor de bestellers. De aanduiding ,‚Bevrijdingsplein 43” is duidelijker.
2. Om straatnamen te herkennen zijn voornamen, voorletters, titels e.d. vrijwel steeds overbodig. In het algemeen wekken straatnamen die uit meer dan een woord bestaan, verwarring. Aanduidingen als lage, korte, westzijde e.d. zijn dan ook vaak slechts uit historisch oogpunt te verdedigen. Voor nieuwe straatnamen kan een dergelijke vorm van naamgeving beter achterwege blijven. In plaats van b.v. Burg. J. Luyerinksingel zou de naam ook kunnen luiden Luyerinksingel. Deze naam is korter, bespaart zowel de bewoners als hun relaties het schrijven van lange adressen en voorkomt verwarring met andere, eveneens uit meer dan een woord bestaande, straatnamen.
3. Ter voorkoming van verwarring ware ook bijna gelijkluidende straatnamen te vermijden, zoals Mosstraat en Musstraat, Bergweg en Van den Berghweg, Hofweg en- Hofstraat etc.
4. De achtervoegsels „straat”, ‚,weg”, „laan” etc. hebben zeer weinig onderscheidingskracht: 50% der straatnamen in ons land eindigt op „-straat”. Men zou dit achtervoegsel dus bijna evengoed weg kunnen laten, vooral daar in vele gevallen naast b.v. een Beatrixlaan, geen Beatrixstraat in dezelfde gemeente voorkomt.
Niettemin kan een achtervoegsel toch enige zin hebben, n.l. wanneer dit achtervoegsel wijkaanduiding is geworden. Voorbeelden vindt men o.m. in Den Haag: Norenburg, Finnenburg etc.‚ Zwaardvegersgaarde etc. Uit het laatste deel van de naam kan men afleiden, in welk deel der grote stad zich het adres bevindt.
Men kan dit echter ook bereiken door de straten in een bepaalde wijk alle naar eenzelfde categorie personen of objecten te vernoemen (zeeheldenbuurt, bloemenbuurt etc.).
5. Vaak zullen echter toch de achtervoegsels zoals „-straat” etc. gebruikt blijven. Men zou echter namen als Churchilllaan, Zwaluwweg, Tollensstraat e.d. kunnen vervangen door Churchillweg, Zwaluwlaan, Tollensweg of iets dergelijks om foute schrijfwijzen te vermijden, zoals b.v. Tollestraat.
6. De herkenbaarheid van een straatnaam wordt nlet bevorderd, als zij uit één letter bestaat. Het adres B 66 kan gemakkelijk verward worden met andere straatnamen van één letter in hetzelfde gebied, zoals D 66. Wordt deze namelijk slordig door het publiek geschreven, dan is het vaak maar raden, welk adres bedoeld wordt. Beter is het dan ook een volledige straatnaam en huisnummer in te voeren.
7. Een moeilijk punt vormt de adressering van woonschepen en salon- en woonwagens. Ideaal zou zijn, dat de lig- en standplaatsen, die meestal door de gemeente aangewezen worden, in een ,‚-straat” zouden worden ingedeeld en voorzien van een nummer, b.v. woonwagenkamp 23, jachthaven 17 etc. Dat zal niet altijd mogelijk zijn, maar het zou wel zoveel mogelijk bevorderd kunnen worden.
Rekening houdende met het vorenstaande is een lijst opgesteld van bruikbare namen en achtervoegsels. De straatnaamgeving voor de eerste fase van het plan Westzijderveld werd door de gemeenteraad van de voormalige gemeente Koog aan de Zaan vastgesteld met het achtervoegsel ,‚ven”.
Na de samenvoeging van de Zaangemeenten tot de gemeente Zaanstad werd in het eerste kontakt met de straatnaamcommissie bezwaar gemaakt tegen dit achtervoegsel, omdat er in Zaandam al een buurtje was met Zuiderven, Schaarsven, Smitsven e.d.
Het achtervoegsel ,‚ven” is toen vervangen door „veld“ en daarna overeenkomstig het voorstel goedgekeurd. De wijkaanduiding voor de eerste fase is hiermee een ‚,veldwijk” geworden.
De woningen aan de rand hebben het achtervoegsel „zoom” gekregen, waarbij het voorvoegsel van de toeleidende weg is gebruikt, te weten BROUWERSVELD, BROUWERSZOOM en VEERINGVELD, VEERINGZOOM.
De huisnummering loopt door van Brouwersveld in Brouwerszoom; als het Brouwersveld met 32 eindigt, dan begint Brouwerszoom met 34.
De tweede fase heeft als wijkaanduiding het achtervoegsel „akker” gekregen, waarbij het noordelijk gedeelte met één lettergreep er voor: SLIJPAKKER, HOFAKKER, BAANAKKER, KOPAKKER en dergelijke, het overige gedeelte met twee lettergrepen, als: STUIVERAKKER, GULDENAKKER, JAGERAKKER.
Het gedeelte ten westen van de wijkontsluitingsweg enigszins afwijkend met VIJVERZOOM, GOUWZOOM, WESTERZOOM. De wijkontsluitingswegen DE WILDEMAN, DE GLAZENMAKER zijn genoemd naar de grote molens, die in de nabijheid van de Watering hebben gestaan.
De Glazenmaker is 13 juni 1787 verbrand en de Jonge Wildeman is in 1902 gesloopt. De namen van deze molens zijn in de onderliggende landerijen bewaard gebleven. De belangrijkste toegangsweg naar het station Koog-Bloemwijk (nu Koog aan de Zaan) is genoemd naar de balkenzager DE LOCOMOTIEF. De Locomotief werd in 1869 geheel nieuw gebouwd, ter vervanging van „de Groene Jager”. Laatstgenoemde moest plaats maken voor de aan te leggen spoorweg en werd in 1868 gesloopt.
De Locomotief is in 1904 afgebroken en in het Oostzijderveld herbouwd op de plaats van de verbrande molen „De Gekroonde Poelenburg” wiens naam op hem overging. Deze molen is later verplaatst naar de Zaanse Schans. Hij heeft gestaan aan en bezuiden de Relkenpadsloot en beoosten de spoorweg. Zij erf en gedempt water liggen eensdeels onder de huizen aan de Parallelweg, anderdeels maken ze deel uit van ondergrond en erven aan de zuidkant van de Hyacintstraat.
In de derde fase werden de problemen groter. In dit gebied waren een aantal landerijen met het achtervoegsel ‚,stuk”: Houtstuk, Boomstuk, Mosterdstuk en dergelijke.
Houtstuk en Boomstuk geen enkel probleem bij de behandeling in de gemeenteraad, maar de benaming „Doktersstuk” was beslist niet aanvaardbaar. Bij het woord „stuk” kreeg men „vleselijke” gedachten, niet passend bij een straatnaam. Dit probleem is opgelost door het achtervoegsel te herzien in „land”, te weten: HOUTLAND, BOOMLAND, DOKTERSLAND, een stukje geschiedvervalsing om bestwil. ln het centrumgebied van fase 3 zijn ondergebracht de namen van verschillende soorten molens zoals PELMOLEN, SNUIFMOLEN, STOKKENMOLEN, PAPIERMOLEN en dergelijke.
In fase 4 tenslotte is het overschotje van de straatnamen terechtgekomen, zonder directe samenhang. Als je in dit gebied wandelt is de kans groot, dat je wordt aangehouden met de vraag- meneer waar is de RUIGEBOL of: waar is de BAARDSPRINGER.
Wie daarbij de opmerking maakt: „welke idioot heeft deze straatnamen ooit kunnen verzinnen”, moet bedenken, dat een groot aantal namen van landerijen niet kon worden gebruikt. Wie wil er nu wonen aan het Bullestuk, het Varkensland of het Biggestuk?
De Grote- en de Kleine Vetlap zullen evenmin bijdragen tot een waardevermeerdering van de daaraan gebouwde woningen, terwijl de Stinkert ook niet erg uitnodigend is om er te gaan wonen evenmin als het Pruthuisstuk. Kouseband, een nuttig gebruiksvoorwerp, is tevens een uitstekende naam voor een smal stukje land, maar moeilijk bruikbaar als straatnaam.
In verband met de opmerkingen van het raadslid PIooijer is „Het gevulde Stuk” ook maar niet voorgesteld. Wonen aan „het Sloppie” zal evenmin bijdragen tot een waardevermeerdering van het bezit.
Achteraf kan worden gesteld, dat met de straatnaamgeving in het plan Wetzijderveld een aanvaardbaar compromis is bereikt tussen historie en werkelijkheid.
Een raadsel is gebleven en nog niet opgelost. Het gebied ten westen van de Watering is genaamd „Oost-Indiën”. Niet alleen op het aangegeven kaartje maar ook op de kadastrale kaart van sektie A.
De naam ,‚Lombok” voor een van de landerijen geeft een relatie met ,‚Oost-lndiën”. Mogelijk dat deze naam voor de Kogers te maken heeft met „overzeesche gebiedsdelen” (over de Watering). Geen van de Zaanse historici heeft mij hierover kunnen inlichten.
Artikel uit het personeelsblad Stadsontwikkeling Openbare Werken Zaanstad. Vijfde jaargang nr.2. Geschreven door J. Hartog