Leesgezelschappen waren verenigingen die zich ten doel stelden tijdschriften en boeken onder hun leden te laten circuleren. Die boeken en tijdschriften werden aangeschaft van de contributie, bij de leden gebracht en na verloop van tijd weer gehaald. In feite is er dus sprake van een leesbibliotheek–aan -huis. Na afloop van het leesjaar werden ze op de algemene ledenvergadering geveild. De leden kwamen niet tussendoor bij elkaar om over de boeken te discussiëren.
Nederland onder Koning Willem I 1815 – 1840 en Willem II 1840 – 1849.
Het Koninkrijk der Nederlanden omvatte de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden tot 1830, toen België zich afscheidde. De industriële ontwikkeling die in de Franse tijd stagneerde, kwam langzaam weer op gang. Terwijl elders de stoommachine als nieuwe bron van energie werd ingevoerd, hielden de eigenaren van de molens in de Zaanstreek uit kostenoverwegingen vast aan windenergie. Tot 1861 waren er maar zes stoommachines. Pas later in de eeuw zagen zij de voordelen van stoomenergie. Overal in West-Europa bloeide de industrie. Een nieuwe klasse ontstond: de arbeiders die onder vaak erbarmelijke omstandigheden in de pas opgerichte fabrieken werkten. In 1848 brak in Parijs een nieuwe revolutie uit. De tijdgeest ademde verandering. Karl Marx schreef zijn Communistisch Manifest. Onder leiding van Thorbecke democratiseerde Nederland: er kwam een nieuwe grondwet.
Aan de Zaan
In de Zaanse dorpen ging het dagelijks leven z’n gezapige gangetje. De wereld was overzichtelijk en iedereen kende zijn plaats. Er was weinig of geen sociale mobiliteit. De families bleven van generatie op generatie in de streek wonen. Men trouwde binnen de sociale groep en binnen de streek. De sociale bovenlaag – de fabrikantenfamilies, bestuurders, hoge ambtenaren, ook wel aan te duiden als de ‘notabelen’ – woonden in de meestal stenen huizen op de dijk; de anderen, de sociale onderlaag, in de houten huizen aan de haaks op de dijk liggende paden. Een stevige middenklasse van kleine neringdoenden ontbrak. Onder de bevolking heerste grote armoede en de hygiënische omstandigheden waren schrikbarend. De wegsloot langs de dijk en de sloten langs de paden waren open riolen. Geen wonder dat regelmatig besmettelijke ziekten uitbraken.
Vrije tijd
Hoe brachten beide groepen hun vrije tijd door? De arbeiders maakten lange dagen en waren alleen zondags vrij. Dan werd er uitgerust van een lange, inspannende werkweek en als er al een boek werd gelezen was dat de Bijbel. Het ontbrak hun aan de nodige ontwikkeling en natuurlijk aan geld. De bovenlaag had het beter en beschikte – hoe kan het ook anders – over meer vrije tijd.
- Dankzij het emancipatiewerk van de ‘Maatschappij tot Nut van het Algemeen’ werd in 1833 in Koog en Zaandijk een ‘volksbibliotheek’ opgericht. In 1840 had die 125 leden, waarvan 15 met de naam Honig of Honigh. In 1842 waren het 215 leden die konden beschikken over 830 boeken.(P.N.Helsloot: Emancipatie in de Zaanstreek). ‘Volks’ is hier overigens misleidend. In de praktijk behoorden de leden niet tot de arbeidersklasse, maar tot de burgerij.
De gegoede families, meestal van protestantse huize, leidden een “huiszittend leven”, er werd er veel gelezen, vooral stichtelijke lectuur, er heerste de ‘cultuur van het woord’. Op zondag de gebruikelijke kerkgang en men ging op visite bij familie of vrienden. Op cultureel gebied waren er toneel- en muziekuitvoeringen en bijeenkomsten van de ‘Maatschappij tot Nut van het Algemeen’.
Drang naar kennis
Het onderwijs stond op een laag pitje. In Zaandam was er middelbaar onderwijs voor wie het kon betalen: de ‘Stedelijke Dag- en Kostschool voor Jonge Heeren’, later ook voor ‘Jonge Juffrouwen’. Boeken lezen was het domein van de ontwikkelden die het geld hadden om ze aan te schaffen. Maar niet alle ontwikkelden konden die boeken betalen, en het is op dit punt dat de leesgezelschappen ontstonden. Men ging ‘poolen’: een aantal gelijkgestemden richtten een vereniging op die van de contributie (een luttel bedrag) boeken inkocht die onderling werden geruild en aan het eind van een leesseizoen (meestal een jaar) aan de leden tegen een gereduceerde prijs werden verkocht. Zo werd voorzien in de drang naar kennis en verdere ontwikkeling die onder de gezeten burgerij heerste als uitvloeisel van de Verlichting. Aldus richtten op 21 november 1836 Jacob Honig Jz. Jr. en Simon Heijnis het ‘Leesgezelschap Tot Zinnelijk Vermaak en Zedelijk Genoegen’ te Koog/Zaandijk op. In 1841 volgde het ‘Leesgezelschap Tot Nut en Uitspanning’ te Koog aan de Zaan door W. van Hoorn en A. Smit Gz. En dat terwijl er al sinds 1783 een leesgezelschap in Koog en Zaandijk bestond .
- Om praktische redenen blijft het leesgezelschap Koog en Zaandijk, in 1783 opgericht door Jan Koenen en Gerrit Schenk en nog steeds bestaand, hier buiten beschouwing. Geen toegang tot het archief. Zie het artikel Leesgezelschap Koog en Zaandijk op deze site.
Hoezo drie leesgezelschappen?
Dat had een praktische reden. Door de beperkte leestijd – meestal veertien dagen – gekoppeld aan het aantal te lezen boeken dat binnen het tijdsbestek van één jaar onder de leden moest circuleren, kon het aantal leden niet te groot worden. ‘Tot Zinnelijk Vermaak en Zedelijk Genoegen’ (in het vervolg TZV) had volgens de statuten 30 leden; ‘Tot Nut en Uitspanning’ (in het vervolg TNU) 28. Vol is vol. Bovendien moesten de leden in de plaats van oprichting wonen. Bij verhuizing konden ze lid blijven, mits ze een postadres achterlieten.
Hoe werkt zo’n leesgezelschap?
De oprichters lieten niets aan het toeval over, getuige de statuten of het reglement, ook wel genoemd de ‘Wet’ of de ‘Wetten’. Het TZV had 26 artikelen, TNU 15. Beide gezelschappen werden geleid door een directie. Die bestond bij TZV uit twee directeuren, bij TNU uit een directeur en een secretaris. De directie regelde de aanschaf, verzending en verkoop van de boeken. De keuze werd bepaald door de directie. Artikel 6 van TZV luidt: “Alles wat de boekhandel in onze taal nuttigs en aangenaams oplevert, zal den leden worden aangeboden. Ten dien einde zullen de Directeuren (…) voor rekening van het Gezelschap, deelnemen in de lezing van een der best beoordeelende tijdschriften.” Bij TNU luidt artikel 4 als volgt: “(…) zij (de directie – pl) schaft, zoo veel mogelijk, de nieuwst uitkomende werken aan, en wel, in het bijzonder, die, welke in de Vaderlandsche Letteroefeningen of andere geachte beoordeelende tijdschriften worden aangeprezen.” Er was een vleugje democratie. Leden konden “een werk ter lezing voorstellen”, daar werd op de jaarvergadering dan over gestemd en zij moesten instaan bij TZV voor éénderde en bij TNU voor tweederde van inkoopprijs. Werd het boek bij veiling voor minder verkocht, moesten zij het ontbrekende bijbetalen. De contributie was drie gulden per jaar, maar werd, afhankelijk van de opbrengst van de geveilde boeken, op de jaarvergadering definitief vastgesteld.
Boetenstelsel
De boeken moesten onder de leden circuleren en werden gehaald en gebracht. Om haperingen daarin te voorkomen en om de boeken in goede staat te houden was er een stelsel van boeten. De data van ontvangst en verzending moest je op een lijst met inkt (!) bijhouden. Verzuimde je dat: 10 cent. Was je te laat of te vroeg met verzenden: 5 cent. Vlekken op een drukpagina: 5 cent, op een plaat bij TZV 10, bij TNU 20 cent. Scheuren in een drukpagina: 10 cent, in een plaat: TZV 20, TNU: 30 cent. Geen kaft? 10 cent boete en de ontvanger diende het boek te kaften. Gaf je een boek aan anderen dan aan huisgenoten ter lezing, dan kostte dat 50 cent. Raakte je een boek kwijt of maakte je het onbruikbaar, dan moest je het vergoeden en kreeg je bij TZV bovendien nog een boete van 1,50 gulden. In het systeem controleerde de ontvanger van het boek zijn voorganger en hield het bij op een lijst.
Aanwezigheid
Op de jaarlijkse vergadering, meestal in december of januari – aanwezigheid op straffe van boete verplicht, tenzij afbericht – legde de directie financiële verantwoording af, vorderde de boeten in, verkocht de boeken “bij onderlinge opveiling” en stelde afhankelijk van de opbrengst de contributie of het leesgeld vast. Was je ‘onwettig’ afwezig, kostte dat bij TZV 1,00 gulden, bij TNU 60 cent; te laat of voortijdig vertrek: TZV 30 en TNU 10 cent. Opzeggingen konden plaatsvinden en nieuwe leden werden geballoteerd. Bij TNU betaalden nieuwe leden 1,00 gulden entreegeld en moesten het reglement ondertekenen met de frase: “Ten blijke van goedkeuring door de nieuw opgetreden lezers ondertekend.”
- Gold bij TNU niet voor vrouwelijke leden. Bij de oprichting in 1841 waren dat er twee en wel onder de naam van hun (overleden) man: de wed. A. Koppues en de wed. Jan Munnik.
Notulen
Zo ziet het eruit bij de start van beide leesgezelschappen. Hoe vergaat het hun in de loop der tijd? Dat is voor TNU vrij nauwkeurig te volgen. Het archief is vrijwel compleet. De eerste notulen dateren van 9 januari 1843, de laatste van 22 mei 1950. Het archief van TZV beslaat slechts de periode 1923 – 1969 en omvat (helaas) geen notulen van vergaderingen, wel uitnodigingen daarvoor en lijsten van te verkopen boeken, en – afgezien van de zojuist besproken ‘wetten’ – een krantenknipsel uit 1936 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan: het bestuur wordt gevormd door de dames A. de Boer-Honig en S.M. Latenstein-Mul. Voorts de aardige opmerking: “Wanneer men constateert, dat den leden om de 14 dagen een nieuw boek ter beschikking wordt gesteld, heeft dit leesgezelschap in de afgelopen eeuw 2600 boeken verwerkt. Voorwaar een prestatie!“ De boeken werden gekocht bij ‘Boek- en Handelsdrukkerij, Boekhandel-Uitgever Advertentiebureau J. Heijnis Ts.’ in Zaandijk. Voor het kopiëren van de boeken- en ledenlijsten ging men naar de ‘Eerste Zaansche Copieerinrichting Aspa’ in Zaandijk. Tussen beide gezelschappen heeft waarschijnlijk in de dagelijkse praktijk weinig verschil bestaan. Derhalve zal het beeld dat hieronder geschetst wordt aan de hand van de notulen van TNU mutatis mutandis ook gelden voor TZV.
De vergaderingen
Die verliepen volgens een vast patroon. Opening, aan- en afwezigen, voorlezen van de notulen van de vorige vergadering, vaststelling van de boeten. En dan – belangrijk voor het voortbestaan van de vereniging – verkoop van de boeken van het afgelopen jaar bij opbod en afslag. De secretaris had een lijst van de boeken en vulde hierop in wie een boek had gekocht en tegen welke prijs. Die varieerde tussen 0,75 cent en 3,95 gulden. De verlies- en winstrekening werd door de directie opgemaakt en afhankelijk daarvan de contributie vastgesteld (in een ‘slecht’ jaar (1904) kon die oplopen tot 4,50 gulden). Vervolgens opzeggingen van het lidmaatschap, ballotage van nieuwe leden en ‘wat verder nog ter tafel komt’. In de loop der jaren zijn de notulen zeer variabel van inhoud. Meestal volgens het geijkte patroon, maar soms met een enkele oprisping. Bijvoorbeeld over de kwaliteit en de keuze van de boeken en meer zeggenschap van de leden daarin; perikelen bij de ballotage van nieuwe leden; discussie of de directie de boetebepalingen wel correct heeft toegepast. Tot slot sluiting en vaststelling van de boeten voor afwezigheid en te laat.
Verslaglegging
Dit alles werd pijnlijk nauwkeurig vastgesteld en door de secretaris met een kroontjespen in een zwierig handschrift jaar in jaar uit genoteerd in een legger. Het eerste getypte verslag dateert uit 1908 en is aanmerkelijk beknopter. Die secretaris van het eerste uur, en samen met de directeur W. van Hoorn drijvende kracht van de vereniging, was A. Smit Gz., later ook burgemeester van Zaandijk. Van Hoorn overlijdt in 1877, Smit wordt tijdelijk directeur tot M. K. Honig het in 1879 overneemt. Smit overlijdt in 1889, J. Kouwer is dan directeur en J. Vredenduin volgt Smit tijdelijk als secretaris op. Het ledenbestand is dan compleet vernieuwd.
- Ondertekenaars van het eerste uur, afgezien van Van Hoorn en Smit en voor zover leesbaar: J. Ales, Th. Barklage, J Prins, H. Hoskam, H.G. van der Markt, J. Baas, P. van Zaane, H. Kaat, W. van der Plas, Pieter Klopper, Pieter Deugd, de wed. A. Koppues, Cornelis Bakker, de wed. Jan Munnik, G. Huisman.
Bij TZV afgezien van Honig en Heijnis: Willem de Jager, Corns.Klaasz. Breet, Nicolaas Bronke, Jan Heijnis Tsz., Hendrik Sweepe, Pieter Meijer, Jan Breet Jr., Jan Velthuijs. Hier meer namen van zgn. Zaanse adel. De kring was groter. Beperkte TNU zich tot Koog aan de Zaan, TZV omvatte ook Zaandijk. Het ledenbestand vermeldt in 1867 bij TNU ook de bekende namen: zes keer Honig(h), twee keer Duyvis, twee keer Crok, Vis en Out.
Crises
De tijden veranderen en het ledenbestand verandert mee. Herhaaldelijk is sprake van een crisis vanwege te weinig leden en het geringe bezoek van de jaarlijkse vergadering. Het bestand van 1902 vermeldt nog de statutaire 28 leden, onder wie zes vrouwen (vijf weduwen en één mejuffrouw). In 1923 zijn dat er nog 23, de vergadering gaat niet door vanwege de geringe opkomst (twee leden en een plaatsvervanger). Het voortbestaan van de vereniging staat op het spel. Men moet actief op zoek gaan naar nieuwe leden. Dat heeft niet veel geholpen, want in 1935 zijn het er 24 en dat is nog steeds te weinig om de financiën rond te krijgen. Ook de opkomst op de vergaderingen blijft tegenvallen. Daarom wil men een oude traditie in ere herstellen: na de vergadering is er een “gezelschapsspel met na afloop een soupeetje.” Het blijft sukkelen. In 1941 ter gelegenheid van het 100-jarig bestaan, is er “een feestelijke bijeenkomst met diner” in de Sociëteit aan de Parklaan. Aanwezig twaalf heren en één dame. Het lidmaatschap wordt opengesteld voor inwoners van de dorpen buiten Koog en Zaandijk. Maar het helpt niet. In 1947 en latere jaren kunnen niet meer alle boeken geveild worden vanwege de geringe opkomst op de jaarlijkse vergaderingen, en op 22 mei 1950 wordt besloten de vereniging te liquideren wegens te weinig belangstelling. “Er zal een laatste vergadering worden gehouden om afrekening te houden”. Die heeft nooit plaatsgevonden. “De laatste gelden zijn met P. Out nv in rekening courant als boekenleverancier en bezorger verrekend.”
- Opmerkelijk is dat tijdens de Duitse bezetting in 1942 een roman van Joseph Roth, een Joodse schrijver wiens boeken in Duitsland verboden waren, nog op de leeslijst stond. Opmerkelijk is tevens het ontbreken van zogenaamde ‘foute’ schrijvers in die periode. Adriaan Venema onderscheidt in zijn controversiële werk Schrijvers, uitgevers en hun collaboratie (5 dln 1988/1992) de ‘harde kern’ (“schrijvers die zich in hun handelen en in hun (literaire) werk rabiate aanhangers van de Nieuwe Orde betoonden, waarbij ook steeds sprake bleek te zijn van een fel antisemitisme.”) en de ‘kleine collaboratie’ (“… grijstonen (…) collaboratie (…) in allerlei gradaties, niet of niet ondubbelzinnig terug te vinden in het werk, waardoor het voor latere lezers niet meer te herkennen is als het werk van een collaborerend auteur.”). ‘Verdachte’ schrijvers behorend tot de laatste categorie zijn dan Johan W. Schotman: Wind in de Bamboestengels (1943) en Johan v.d. Woude: Derk Waterman de Hollander (1943).
De keuze van de boeken
Statutair lag die, zoals vermeld, bij de directie, maar de leden konden onder bepaalde voorwaarden voorstellen indienen. In een terugblik ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan in 1867 onderscheidt de secretaris de categorieën romantiek – dichtkunst – aardrijkskunde en geschiedenis – godsdienstige en zedenkundige werken. In de loop der tijd zie je de keuze steeds meer beperkt worden tot romans, zodat de secretaris in antwoord op de vraag van een potentieel nieuw lid, de Wel.Ed.G. Heer Boekenoogen, in een brief kan bevestigen: inderdaad, het leesgezelschap heeft in hoofdzaak romans. TZV heeft het van meet af aan wat luchtiger aangepakt. In artikel 1 is sprake van ”aangename lectuur zonder zich echter daarin bij het een of ander vak van wetenschap te bepalen.”
In de keuze zijn contemporaine werken terug te vinden, bekende en onbekende werken, literatuur en lectuur. Een greep: A. Bosboom-Toussaint: Het Huis Lauernesse; Jacob van Lennep: Ferdinand Huyck; Hildebrand: Camera Obscura; Dr. J.P. Arend: Algemene Geschiedenis des Vaderlands. Maar ook buitenlandse schrijvers als Charles Dickens, Jeremias Gotthelf, Gustav Freytag, William Makepeace Thackeray. En wat moderner: Hedwig Courths-Mahler, Frederik van Eeden, Louis Couperus, John Galsworthy, Selma Lagerlöf, Jack London, Knut Hamsun, Alexandre Dumas, Albert Schweitzer, Hermann Hesse, Hans Fallada, Willy Corsari, Johan Fabricius, Lion Feuchtwanger, Havank, Ellery Queen, F.R. Eckmar, Jo van Ammers-Küller.
Problemen met de keuze
Die duiken al op in 1851, als er stemmen opgaan voor meer “dramatische werken”. In 1910 stellen D.N. Crok, directeur sinds 1891 en H.B. Stephan, secretaris sinds 1893, hun functie ter beschikking. De notulen vermelden: “Het bedanken van de directeuren had plaats, doordat ze onmogelijk verder op zich konden nemen immer te zorgen voor boeken die in elke huiskamer gelezen konden worden, er kwamen den laatsten tijd zooveel werken uit, waarop wel wat aan te merken viel, getuige Het Hooglied.” * Regelmatig keert de discussie omtrent de keuze van de boeken in de notulen terug. De laatste keer in 1935. Maar niet zo hoog als die in 1910 opliep. De directie kreeg steeds het vertrouwen van de vergadering.
- Hermann Sudermann: Das Hohe Lied (1908) verhaalt van een jong en onbedorven meisje van het platteland dat in de verdorvenheid en zedeloosheid van de grote stad (Berlijn) ten onder gaat (pl).
Vrouwen
In de negentiende eeuw waren de leesgezelschappen het domein van de mannen. Dat is niet verwonderlijk, gezien de maatschappelijke rolverdeling tussen mannen en vrouwen in die tijd. In de twintigste eeuw komt hierin geleidelijk verandering. Dat wil niet zeggen dat vrouwen geen lid waren. Onder de founding fathers van TNU zijn twee vrouwen, de wed. A. Koppues en de wed. Jan Munnik. Let wel, onder de naam van hun (overleden) man! Vrouwen nemen een bijzondere plaats in binnen het gezelschap. Artikel 8 van de 15 artikelen van het reglement (de ‘Wet’) van TNU gaat over de aanwezigheidsplicht op de jaarlijkse vergadering. Die geldt voor mannen, niet voor vrouwen (zoals reeds boven vermeld), op straffe van een boete van 60 cent bij geen afbericht.
Mondjesmaat
Nu hoefden vrouwen niet per se lid te worden, want het reglement stelde impliciet dat de boeken ook door huisgenoten gelezen konden worden: artikel 17 van ‘De Wetten’ van TZV legde een boete van 50 cent op bij het “ter lezing geven van boeken buitenshuis”. Bij overlijden van de heer des huizes ging het lidmaatschap automatisch over op “de weduwen of dameshuisgenooten” blijkt uit de notulen van TNU van 5 maart 1919. Tevens valt daaruit te concluderen dat de ‘heeren’ niet erg tuk waren op vrouwelijke leden: ”Bij de rondvraag wordt door D. Vreudenberg opgemerkt dat het wenschelijk is met het oog op het weinige bezoek op deze vergadering geen damesleden aan te nemen. De directeur antwoordt dat hij reeds een aanvraag van een dame heeft geweigerd, maar dat het de gewoonte is dat weduwen of dameshuisgenooten via het overlijden van een lid kunnen aanblijven.”
Ter herinnering: in 1902 waren 6 vrouwen lid, vijf weduwen en één mejuffrouw. De tijden veranderen langzaam. Bij TZV wordt in 1936 de directie gevormd door twee vrouwen: dames A. de Boer-Honig en S.M. Latenstein-Mul.
Tenslotte
Ingrijpende gebeurtenissen als de Eerste en de Tweede Wereldoorlog hebben geen invloed op het reilen en zeilen van beide leesgezelschappen. Op 26 maart 1917 sijpelt de crisissituatie tijdens de Eerste Wereldoorlog door: bij politieverordening mag wegens lichtbesparing niet langer dan tien minuten vergaderd worden. De Tweede Wereldoorlog blijft geheel onvermeld: het leven ging gewoon verder.
De oorzaken van het verval van de verenigingen liggen ongetwijfeld in de verandering der tijden en de opkomst van nieuwe media. De kranten verschenen frequenter en uiteindelijk dagelijks, er kwamen meer tijdschriften en leesbibliotheken, radio en film eisten hun plaats op. De mobiliteit nam toe. Trein, tram, auto(bus), vliegtuig maakten het leven sneller. Het dagelijks leven veranderde. Het ‘huiszittend leven’ was voorbij.
Peter Luijsterburg
Bronnen
Gemeentearchief Zaanstad:
-Leesgezelschap Tot Nut en Uitspanning Koog-Zaandijk PA-0022
-Leesgezelschap Tot Zinnelijk Vermaak en Zedelijk Genoegen Koog/Zaandijk PA-0022 nr. 356
P.N. Helsloot: Emancipatie in de Zaanstreek, Zaandijk 1991
Encyclopedie van de Zaanstreek