Het Guispad en het Westzanerpad waren in feite een. Alleen noemde men doorgaans het deel na de brug die ongeveer ter hoogte van de huidige spoorwegovergang lag, Westzanerpad. De namen werden ook wel door elkaar gebruikt. De geschiedenis van dit pad, vroeger ook wel Guispad of Guijtspad geheten, is een lange en veelbewogen. In 1574 werd bijna de gehele Zaanstreek door de Spanjaarden verwoest, waaronder de 12 huizen op de Koog en de 19 huizen op de Lagedijk te Zaandijk (toen nog ‘de Vijf Gebroeders’ geheten).
De wederopbouw geschiedde vrij snel: in 1613 stonden er op de Koog al weer 49 en te Zaandijk 50 huizen. De in die tijd zeer godsdienstige bevolking, deels hervormd (veel ook doopsgezind), wilde uiteraard ter kerke gaan. Dit moest geschieden te Westzaan dat sinds 1586 over een eigen hervormde predikant beschikte. Om van Koog en Zaandijk naar Westzaan te komen moest men gebruik maken van een zeer primitief pad langs de randen van akkers, slechts verhard door wat takkenbossen en afval. De tussenliggende sloten werden ‘genomen’, door dwars liggende schuiten. Dit pad werd ook wel ‘Kerckepadt, genoemd.
Door de schepenen van de Lagedijk werd namens de bewoners van die dijk aan de bansbestuurders te Westzaan verzocht een beter begaanbaar pad tussen Zaandijk en Westzaan aan te leggen. Dit verzoek werd afgewezen, waarschijnlijk ook door het feit dat de bewoners van Koog en Zaandijk zich in 1617 verzet hadden mee te betalen aan het bestraten van de Regel van Westzaan. Onder de Regel van Westzaan wordt de weg verstaan die vanaf de Overtoom door het dorp loopt, tot aan het Weiver toe. Er was toen dus een merkwaardige toestand ontstaan, want het ene gedeelte van de schepenbank, namelijk de schepenen van de Lagedijk, was voor aanleg van het pad, maar de andere schepenen waren tegen. De bewoners van de Lagedijk vroegen vervolgens de Staten van Holland om hulp.
Die gaven op 25 maart 1624 octrooi tot de aanleg van een pad van de Middel tot aan de Zaandijk, zodat men makkelijker van uit Zaandam, de Koog, Zaandijk, Wormerveer en Knollendam ter kerke en naar het rechthuis in Westzaan kon komen. De gebruikelijke route ging ‘om de noord, of ‘om de zuid’ dus via Krommenie of Zaandam, en dat kon soms wel twee en een half uur duren.
De schepenen van Westzaan deden echter niets. De Staten van Holland werden opnieuw ingeschakeld. Die gelastten op 1 september 1624 schout en schepenen te Westzaan het aangevraagde voetpad te realiseren. De bansbestuurders (lees: de schepenen van Westzaan) wisten de uitvoering van dit bevel nog lange tijd te traineren. Een rekest van de schepenen van de Lagedijk moppert in 1626 over “de krijgeligheydt van eenighe weynigh personen” die aanleg van het pad in de weg staat. Pas na een verordening van de Staten van 18 maart 1626 werd begonnen aan de opwaardering van het armzalige voetpad: De verharding werd verbeterd en over de tussenliggende sloten kwamen hoge kippebruggetjes, waar de hooischuiten onderdoor konden varen. Nadat het pad aldus verbeterd was, werden er diverse molens aan gebouwd: de ‘Guisman’ (alias de ‘Vergulde Bijenkorf; 1668), het Guiswijf (1670), het Guiskind (1674), het Fortuin (voor 1731), de Veenboer (1695), de Visser (1695), en de Kreeft (voor 1695).
Het reglement van het Guispad werd op 23 april 1687 notarieel vastgelegd door Gerbrand Sijmonsz, eigenaar van het eerste ven (stuk land) gerekend vanaf de Lagedijk. Hij was toen van plan om in het midden van zijn land een sloot te graven en het land in aparte erven te verkopen. Vierentwintig jaar later, in 1711, werden drie padmeesters of executeurs benoemd. Volgens de akte bestond de padgemeenschap in 1711 uit twaalf ‘opgesetenen’. Klaarblijkelijk gold het reglement alleen voor het ‘echte’ Guispad. In 1717, toen iemand een schutting dwars op het Westzanerpad had gezet, moest hij die schutting weer weghalen omdat hij zijn erf behoorde te “vrijen ende waaren als ’t behoort ende alhier in den banne gebruijkelijk is”. Zijn erf viel dus duidelijk niet onder de werking van het padreglement van het Guispad.
Het jaar 1848 was een belangrijk jaar voor het Guispad. In dat jaar werd de Zaanlandse Communicatieweg aangelegd, lopende vanaf Westzaan tot aan Beverwijk. Aansluitend aan deze weg lag het Guispad. Het pad werd nu verbreed (inclusief bruggen) zodat het ook beter begaanbaar werd voor rijtuigen. Om een en ander te bekostigen werd de ‘Naamloze Maatschappij van den Zaanlandschen Communicatieweg’ opgericht. Particulieren konden ook aandelen kopen. Toen begin deze eeuw deze Maatschappij werd opgeheven, werden de aandelen in gouden tientjes uitbetaald!
In 1868 werd de spoorweg Amsterdam-Alkmaar aangelegd en de gemeente Zaandijk (en de gemeente Koog aan de Zaan) had belang bij een goede toegangsweg tot het station Koog-Zaandijk. Het Guispad was daarvoor in eerste instantie de meest voor de hand liggende oplossing. Alleen was het op dat moment nog een eenvoudig grindpad. Bij contract werd in november 1868 het onderhoud van het Guispad tussen Lagedijk en spoorweg door de polder Westzaan overgedragen aan de gemeenteraad van Zaandijk. De polder bleef echter eigenaar van het pad. Het Guispad was omstreeks 1865 aan de zuidzijde van de Guissloot nog slechts gedeeltelijk bebouwd. Na de aanleg van de Spoorstraat werd deze bebouwing tot aan het spoor voltooid. Voorbij de Nieuwe Vaart werden, tussen 1898 en 1902, ook aan de noordzijde van de Guissloot huizen gebouwd: op het terrein van Bomemann. Vanuit het Guispad waren deze woningen via een brug over de Guissloot bereikbaar.
In de jaren dertig van de vorige eeuw is de Guisweg opgenomen in de N515, de Provincialeweg van Purmerend naar Haarlem. Begin zeventiger jaren is door de aanleg van de A7 en A8 heeft de Guisweg een meer regionale functie gekeregen.
In 2009 is de Guisweg geheel gerenoveerd om goed aan te sluiten op de nieuwe Julianabrug die in augustus 2009 officieel werd geopend.