De betekenis van de zwemclub ‘Nereus’ voor mij in mijn jeugd en latere periode In het Zaandijker zwembad, officieel ‘Zaanlandsche Bad- en Zweminrichting’, in de volksmond het Zaandaiker Badhuis, bestaat helaas niet meer. Het was gelegen aan het Zaandijker wegje, vlak naast de waterloop van het gemaal ‘Het Leven’. Daar liggen voor mij een enorm aantal herinneringen. Zowel op zwem- en waterpologebied, als ook -en dit niet in de laatste plaats- herinneringen aan de kameraadschap onderling. Maar bovenal de gezelligheid tijdens de zomermaanden het napraten bij wedstrijden in het ‘kamertje van Spreeuw’.
Ik werd adspirantlid van de zwemclub ‘Nereus’ -genoemd naar de God van Zeeën uit de Griekse mythologie-, die toen juist vijf jaar bestond. Nu ik dit zit te schrijven herdenkt ‘Nereus’ het 75-jarig bestaan. Volgens de oude ledenlijsten, die grondig zijn nagekeken, blijkt dat zowel mijn zwager Kees Huig -die mij lid had gemaakt- als ikzelf 70 jaar lid van ‘Nereus’ zijn. ‘Nereus’ was toen een kleine vereniging met nog maar een gering aantal leden en een stuk of tien adspiranten. Opgericht in het oude, oorspronkelijke badhuisje aan de Zaandijkerweg -dat ik nooit van binnen heb gezien- door een klein aantal geregelde zwemmers, onder wie latere voorzitter Jan-Dirk Vis, met het doel de belangstelling voor het zwemmen te bevorderen door het houden van zwemwedstrijden in het diepe bassin. Hoe groot dit ‘diepe’ bassin was, hoe lang en hoe breed, ik heb er geen idee van.
Dit alles veranderde toen in 1914, vlak voor de Eerste Wereldoorlog het oude badhuisje werd gesloopt en vervangen door een complete nieuwbouw, met twee bassins, een ondiep van 17 meter bij 7 a 8 meter, gescheiden door een dik touw van het diepe bassin van 20 bij 17 meter. Aan dit dikke touw kon je zo lekker schommelen, maar oppassen dat je niet te ver naar het diepe toeging. Later werd er een hekwerk tussen beide bassins geplaatst. De toenmalige badmeester De Raadt, een oud-marineman, zwaaide daar de scepter en verzorgde ook de zwemlessen.
In 1916 kreeg ik een abonnnement op het ‘Badhuis’ en kon ik aldra behoorlijk zwemmen. Watervrees kende ik allang niet meer, door clandestiene zwempartijen bij het zogenoemde zwarte bruggetje, gelegen in het Westzijderveld, halverwege het Herderskindpad. In die tijd werd het badhuis altijd geopend op Luilakmorgen, dus op zaterdag vóór Pinksteren en gesloten op dertig september.
Hoogtepunten waren altijd de afzwemochtenden op de laatste zondag van de maand. Dan kwamen alle ‘examencandidaten’, vergezeld van ouders, broertjes, zusjes, grootouders en verdere familie naar het badhuis om te laten zien hoe goed zij wel konden zwemmen. Eerst 20 meter gekleed zwemmen met schoenen, vervolgens 20 meter rugzwemmen en tenslotte schoolslag, het hele diepe bassin in de rondte. Het slot van het afzwemfeest was altijd het vrij zwemmen. Dan mochten de geslaagden op de balk die, aan beide uiteinden verankerd, midden in het diepe bassin lag.
Aan de zuidwest kant van het zwembad stond een heuse springtoren met een driemeter plank en de ‘hoge toren’, een plankiertje zonder duikplank maar wel ongeveer 10 meter boven het wateroppervlak. De waaghalzen van de geslaagden zowel meisjes als jongens, lieten dan zien wat zij allemaal durfden. Zo ook ik. Maar omdat ik écht niet zo’n held was, was dit dan ook de eerste en de laatste keer dat ik vanaf de ‘hoge toren’ te water ben gesprongen.
Na afloop werd dan door de heer Coenraad Honig, de voorzitter van de Zaanlandsche Bad- en Zweminrichting een zwemdiploma uitgereikt. Keurig gedrukt, met daarin je naam en geboortedatum gecalligrafeerd.
De badmeester kreeg na afloop van het af zwemfeest van de geslaagden een gulden, als blijk van hun dankbaarheid voor het bereikte resultaat. Soms waren er zo’n twintig tot vijfentwintig afzwemmers, dus was de attentie voor de badmeester, gezien in het licht van die tijd, voor hem van grote betekenis. Temeer omdat dit afzwemmen gedurende het seizoen op de laatste zondag van de maand plaats had, dus zeker een keer of vier a vijf.
Badmeester De Raadt was een bijzonder aardige man, die goed met kinderen kon omgaan. Maar zijn dienstverband bij de ZB&ZI is in de winter van 1916/17 ontijdig beëindigd door zijn overlijden. Dit had tot gevolg dat de periode Ko Spreeuw, een Nereuslid -rijstpeller van zijn vak-, die een zeer fraaie Spaanse slag zwom, een aanvang nam. Een betere keus had het bestuur van het Badhuis toen niet kunnen doen met badmeester Spreeuw en korte tijd daarna zijn assistent Kees Pet, met in de fietsenstalling de slecht-ter-been zijnde oppasser Ko Vloon. Deze drie mensen hebben gedurende vele, vele jaren het gezicht van het Zaandijker Badhuis bepaald en daardoor onbewust bijgedragen tot de vorming van een aantal jonge mensen, opgeleid tot zwemmers die later weer hun krachten hebben gegeven aan de zwemclub ‘Nereus’.
In de zomer van 1917 ben ik door Kees Huig -die, maar dat kon ik toen nog niet weten, op het ogenblik dat ik dit schrijf in 1987 al 56 jaar mijn zwager is- tot adspirantlid van ‘Nereus’ gemaakt. Toen begon mijn belangstelling voor het zwemmen in velerlei vorm en speciaal voor waterpolo.
Jaarlijks werden er zwemwedstrijden georganiseerd voor abonnees van de ZB&ZI en ook voor leden van ‘Nereus’. De eerste wedstrijd waaraan ik toen meedeed was 20 meter schoolslag voor jongens tot 13 jaar. Ik won zowaar de derde prijs. De prijzen voor deze groep bestonden uit ‘kunstvoorwerpen’, te weten een echt leren portemonnaie, een zakkam en een zakmes. De eerste prijs winnaar had de eerste keus. Dan kwam de tweede prijs winnaar en wat er overbleef was voor degene die de derde prijs had behaald. De portemonnaie ging als eerste weg, toen de zakkam en voor mij bleef het zakmes over. Dit heb ik jaren gebruikt, want het was van goede kwaliteit totdat het plotseling was verdwenen. Ongetwijfeld verloren. Dit heeft mij toen wel gespeten. Latere door mij gewonnen prijzen werden toen bronzen, verguld-zilveren en zilveren medaljes waar ik er nog wel een paar van moet hebben. Alleen ik weet echt niet waar. En zo begon een lange loopbaan, via verschillende bestuursfuncties later in de zwemmerij. Ik heb daar nooit spijt van gehad, want ook dit was nodig en het zal ook beslist hebben bijgedragen tot mijn latere vorming.