In de ’50-er jaren was de woningnood, ook in Koog aan de Zaan, erg groot. Na de Tweede Wereldoorlog werd er nog maar heel weinig gebouwd en plannen om in het Westzijderveld te gaan bouwen, waren er nog niet.
Dat werd dus inwonen bij de ouders, zoals velen uit mijn generatie hebben gedaan. Ondertussen moest je wel de vinger aan de pols houden en dat bracht met zich mee dat wij vele bezoeken aan het Gemeentehuis brachten.
Het kan zijn dat de wethouder die woningzaken in zijn portefeuille had tenslotte medelijden met ons kreeg: wij werden uitgenodigd om op een avond bij hem thuis over de woningsituatie te praten.
Haartjes gekamd, zondagse pak aan en op naar de wethouder. Wij zaten gezellig op de bank met hem te praten, toen ik mijn benen over elkaar wilde slaan. Dat ging niet; heel voorzichtig nog een keer geprobeerd, maar het lukte me niet. Mijn been werd tegengehouden. Heel voorzichtig en doorpratend tilde ik mijn been op, en jawel hoor, tussen mijn schoen en het hoogpolige tapijt zat een dot kauwgum vast. Ik durfde mij bijna niet te bewegen.
Er werden beloftes uitgesproken maar uiteindelijk liep het gesprek dood. Een harde ruk bevrijdde mijn schoen van het tapijt, dat gelukkig niet beschadigd bleek.
Vele maanden later, op een zaterdagmiddag, rende plotseling mijn broer Cor bij ons binnen en vertelde, dat er op de Ruijterstraat een woning zou worden verkocht. Wij zijn er meteen achteraan gegaan en kwamen bij de kinderen terecht, die het huis namens hun ouders zouden verkopen. We waren het snel eens over de prijs en de zondagmiddag daarop heb ik notaris Walig gebeld voor een afspraak. Wij werden eigenaar van een woonhuis!
Wij hebben daar enkele jaren met veel plezier gewoond; echter, er was geen toilet! In de bijkeuken stond een grote houten doos met in de bovenkant een rond gat en in de doos stond een houten vaatje, dat meen ik, één keer per week werd opgehaald door de ‘strontkar’ en dan werd vervangen door een leeg vaatje.
Ik werkte in die tijd bij Bruynzeel en daar kon ik een mooie brede plank kopen, waarmee ik de oude verving en een gat zaagde van dezelfde grootte als zijn voorganger. Dit werd niet op prijs gesteld door mijn schoonvader, die tijdens zijn eerste bezoek wat splinters in zijn achterste kreeg. Er moest een pincet aan te pas komen om een en ander te ‘repareren’. Later werd in de achtertuin een septictank aangebracht en al het leed was toen geleden.