In WO2 was boven op “De Bij” in Koog aan de Zaan een uitkijkpost van de luchtbeschermingsdienst gevestigd. Hoe mijn Vader (1893) daar bij terecht is gekomen, ik weet het niet. Het zou kunnen zijn, dat hij toen voor tewerkstelling in de Duitse oorlogsindustrie te oud werd bevonden en werd opgenomen in de luchtbeschermingsdienst. Het zou ook kunnen zijn dat hij zich daar vrijwillig meldde om aan de tewerkstelling te ontkomen.
Wat hij precies moest doen is mij nooit helemaal duidelijk geworden. In ieder geval had hij daar op het dak de beschikking over een soort veldtelefoon waarmee hij berichten kon doorgeven.
Af en toe kwam hij thuis met verhalen van wat hij gezien had die ik nauwelijks kon geloven. Op een avond hoorde ik vanuit het zuidwesten zwaar vliegtuiggebrom naderbij komen en ik besloot naar onze zolder te sluipen om ‘t een en ‘t ander zelf te kunnen zien. Er was in ons dak een klein zolderraampje, dat ik er gemakkelijk kon uitlichten. Ik moest het allemaal heel voorzichtig doen, want in een zolderkamertje lagen mijn tante en nichtje uit de Prins Hendrikstraat te slapen. Mijn oom had een hele week nachtdienst in “De Bijenkorf” en de rest van zijn gezin was in die dagen te bang om thuis te blijven.
Inmiddels hoorde ik het afweergeschut, dat tekeer ging; ik ging op een stoel staan en op die manier kon ik de hele omgeving overzien. Ik bracht echter meteen weer het raampje op zijn plaats, want links en rechts van mij hoorde ik granaatscherven op de dakpannen vallen. Erg gevaarlijk dus.
Wat ik echter allemaal, weliswaar achter glas, wel kon zien, zou men nu wellicht “science fiction” noemen: op vele plaatsen in het zuidwesten, ik denk in de buurt van Schiphol, zag men zoeklichten de hemel aftasten, op zoek naar een vliegtuig. Als dat lukte dan kwamen er meer zoeklichten bij en werd in de richting van het vliegtuig lichtspoormunitie afgeschoten.
Dat waren ritsen van kogels, die tegen de nachtelijke hemel zichtbaar waren voor het menselijk oog. Het waren net lange verlichte slierten kleine knakworsten, die de baan van een zoeklicht volgden. De schutters op de grond konden op deze wijze de baan van het vliegtuig volgen en het richten van het kanon daarop aanpassen. Er is mij verteld dat in dit soort munitie een chemisch mengsel zat, dat het kruit in de kogel deed verbranden en ontstak.
De volgende ochtend ging ik weer naar school. Overal op straat vond men niet alleen granaatscherven, maar ook stroken papier van ongeveer 20 cm lang en 2 cm breed, aan één zijde pikzwart en de andere kant had een aluminium kleur. Ik hoorde dat die stroken in grote hoeveelheden door het vliegtuig naar beneden werden gegooid om de eventuele Duitse radar te ontwrichten.
Zeker tegen de wil in van mijn ouders was ik getuige geweest van een gevaarlijk stukje oorlogsvoering dat ik nooit meer zal vergeten!