Ik lees in het boek ‘Klandizie’ dat kapper Slenters een onuitputtelijke fantasie had. Dat klopt! In 1950 moest ik in militaire dienst en bij een 48 uur verlof, bracht ik meestal een bezoek aan mijn kapper. Kapper Van der Lynchen was die vrijdagmiddag niet open en daarom fietste ik terug, naar kapper Slenters.
Bij Slenters was het niet druk en ik kon meteen in de kappersstoel plaats nemen; al spoedig ging het gesprek over militaire dienst en ik vertelde hem o.a. dat wij in die week met ons peloton een mars hadden gemaakt in de buurt van Arnhem; wij liepen daarbij op een zgn ‘holle weg’; dat is een weg met aan beide kanten hoge taluds. Om de zoveel 100 meter was een bruggetje aangebracht voor vooral boerenkarren. Op een gegeven moment kwamen wij weer in de buurt van zo’n bruggetje en toen wij er vlak bij waren, zagen we ineens langs het bruggetje een groot wiel naar beneden komen. Het was los geraakt van een boerenkar. Het gevaarte kreeg steeds meer snelheid, stuiterde over de weg, vlak vóór ons, en kwam pas in het talud aan de overzijde tot stilstand. Toch wel even schrikken.
Wellicht een jaar later, ik weet dat niet meer precies, ging ik weer naar Slenters, maar was niet meteen aan de beurt. Er zat een man in de kapperstoel, die in gesprek was met de kapper. Ik luisterde wat mee en plotseling hoorde ik Slenters zeggen: ‘Ja, ik bracht met vrouw en dochter een fietsvakantie door op de Veluwe. Wij fietsten een keertje in de buurt van Arnhem, op een holle weg, dat is zo’n weg met hoge bermen en toen ……………………………….