Mijn broer Cor was leerling op de ULO school te Zaandijk, maar na het behalen van zijn diploma, zou hij zich moeten melden voor de “Arbeitseinsatz”; hij had de papieren al in huis. Dit vooruitzicht vond hij maar niks en hij verkaste naar de HBS in Zaandam. Door daar onderwijs te volgen, kon hij in het bezit komen van een “Ausweis”, hetgeen dus ook gebeurde.
De Duitsers hadden echter veel arbeidskrachten nodig, bijv. in de vliegtuigindustrie, zodat op een gegeven ogenblik zo’n Ausweis niets meer waard was, waardoor hij alsnog naar Duitsland zou worden getransporteerd. Zover liet hij het echter niet komen.
Met veel hulp van de ondergrondse kon hij onderduiken bij boer Jonker, vlakbij de Noorderweg in Wijdewormer. Hij werd door boer Jonker opgeleid tot boerenarbeider, hielp bij het hooien, melken etc. en dat ging hem goed af!
Ik ging regelmatig op de fiets naar hem toe, 22 kilometer heen en terug, en op de terugweg nam ik vaak een fles melk en wat fruit mee naar De Koog. Zondags nam mijn vader dat van mij over en bracht dan schoon ondergoed, sokken, toiletartikelen naar hem toe. Hij deed dat zaterdags in een grote tas, die hij in de gang klaar zette om ’s zondags vroeg naar boer Jonker te fietsen.
Dat ging een tijdje goed, totdat er in de nacht van een zaterdag op zondag om een uur of drie werd gebeld en, toen mijn ouders niet meteen reageerden, op de deur werd gebonsd. Wij schrokken heel erg, want dit verwachtte je niet. Mijn ouders gingen naar beneden en deden de deur open. Een Nederlandse WA-er (weerbaarheidsafdeling van de NSB), wij herkenden hem, want hij woonde vlakbij ons in de buurt, duwde mijn vader opzij en rende met grote stappen de trap op, naar de slaapkamer, waar ik, in een tweepersoonsbed lag te slapen. Hij voelde onder de dekens, of er naast mij, iemand had gelegen, maar hij had pech. Toen doorzocht hij de andere kamers, ging op zolder kijken, zonder resultaat.
Mijn moeder had inmiddels gelukkig de tegenwoordigheid van geest gehad om de tas, die in de gang stond, onder een kast te schuiven. Toen de man wegging, hoorden wij in de steeg achter ons huis een motorfiets starten; daar stond dus de maat van hem om mijn broer op te vangen, wanneer hij via de achterdeur had willen ontsnappen.
Wij hoorden later, dat het duo daarna naar een huis in de Kieftstraat was gegaan; wij begrepen dat de jongen, ik meen dat hij van zijn achternaam Perquin heette, boven uit het raam was gesprongen, op het moment dat de WA-man naar binnenging en zich toen in de heg met de buren verscholen hield!