Historische Vereniging Koog-Zaandijk

Coöperatief idealisme aan het begin van de vorige eeuw

We kennen de schrijver-arts Frederik van Eeden (1860-1932) het best van zijn boeken De kleine Johannes en Van de koelen meren des dood en bovenal het naturalistische gedicht De Waterlelie. Wat hem verbond met de Zaanstreek, lezen we in het historische fragment over de ontstaansgeschiedenis van de Zaandijkse bakkerij Walden die zich later de Eenheid zou noemen.

Uit het dagboek van Frederik van Eeden
Maandag 12 juni Pinxter II. Goed weer, wind uit het oosten, zon. Eergister gingen wij bij regen uit Amsterdam. Eerst thee aan ’t Tolhuis, toen op de boot naar Zaandam. Wij wandelden Koog Zaandijk om, gingen nog naar de Eendracht (?) (Eenheid JK) en logeerden in ’t Wapen van Amsterdam (op de Dam, verbrand in 1911, JK)

De bakkerij van Walden aan de Lagedijk rond 1920.
Lagedijk 140. De vroegere bakkerij van Walden is nu een modern woonhuis.
De eerste steenlegging voor de nieuwe bakkerij Coöp Walden, v.l.n.r.: D. de Graaf (chef bk), K. van Harlingen, P. Bruyn bedrijfsleider, onbekend, Penduzzi, Meindert Krom, H. Voogd, C. Engel, J. van Dok, J. Spreeuw, Kwist gem. architect.
Lagedijk toen de wegsloot gedempt werd met links bakkerij Walden.

Het was ongeveer in het begin dezer eeuw, dat Dr. F. van Eeden door geheel het land propagandistische redevoeringen hield voor daadwerkelijk socialisme, voor zelfdoen der arbeiders. Wat bedoelde Dr. Van Eeden hiermede? Niet anders dan dat de arbeiders eigen bedrijven zouden oprichten, bedrijven waarvan de vruchten niet in handen kwamen van één of enkelen. – “Werkers, werkt voor elkander”, was z’n eenvoudige leuze. Lang, veel te lang reeds, hadden de werkers gepraat over hunnen toestand van onderworpenheid aan den patroon.

Evenwel dat praten over hun toestand was nodig om tot de conclusie te komen, dat, om werkelijk afdoende verbetering onder de arbeiders te brengen, het patronaat moest worden afgeschud. Het privaat bezit van grond en arbeidsmiddelen was de oorzaak van alle kwaad. Tot deze ware conclusie gekomen zijnde, was niets eenvoudiger dan den raad van Dr. Van Eeden op te volgen, te gaan werken zonder patroon, waardoor het privaat bezit zou worden afgeschaft en zou plaats maken voor gemeenschappelijk bezit.

De jonge Frederik van Eeden en zijn verloofde Clara van Vloten in de tijd dat De kleine Johannes ontstond. En hij De Waterlelie lief had.

Van Eeden droeg tijdens spreekbeurten her en der in den lande zijn opvattingen over een ideale samenleving uit. Zo ook in Wormerveer en Amsterdam. Daar opende hij zijn voordracht met:

De verovering van het bezit door de arbeiders (1899)
Vrienden, Ik noem u maar zoo omdat ik hoop u tot mijn vrienden te maken. Niet door u complimentjes te maken en u te vleien. Maar door u een paar eenvoudige dingen zoo duidelijk als ik kan te zeggen, met de bedoeling u beter en gelukkiger te doen worden. Beter en gelukkiger, zeg ik. Eerst het een en dan – en daardoor – het andere. Eerst beter en dan gelukkiger. Dat gij gelukkiger zoudt kunnen zijn dan nu, daaraan twijfelt gij zeker niet. Of vindt gij ’t al mooi genoeg zooals ’t is? Ik denk, er kon nog wel een klein tikje bij, hier en daar. (…)

Eerst het een dan het ander. Dat sluit aan bij de historisch materialistische opvatting: eerst het eten dan de moraal die we ook zo fraai bezongen horen in de Dreigroschenoper van Brecht en Weil. De wereldgeschiedenis wordt in grote mate bepaald door materiële, economische omstandigheden; deze worden beschouwd als de oorzaak van de sociale verhoudingen en de verdeling van maatschappijen in klassen, die voortdurend strijd met elkaar leveren.

In de toespraak van Van Eeden verwijst hij ook naar de opmerkelijke schrijver Nescio die het in zijn korte verhaal De Uitvreter heeft over een wonderlijke kerel, daarmee op Van Eeden doelend die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa noemde. Nescio schreef in zijn Titaantjes over het idealistische landgoed Walden in Bussum. “In de kolonie van Van Eeden hadden we misschien kunnen gaan, maar toen we op een zondag erheen waren gelopen, vier uur gaans, toen liep daar een heer in een boerenkiel op dure gele schoenen, kolombijntjes te eten uit een papieren zak blootshoofds in innige aanraking met de natuur, zoals dat toen genoemd werd en zijn baard vol kruimels. We dorsten niet verder en liepen maar weer naar Amsterdam terug.” Titaantjes ademt al het weemoedige fatalisme dat volgens Nescio iedere ootmoedige hemelbestormer op gevorderde leeftijd in zijn greep krijgt.

Walden vindt zijn oorsprong in de Verenigde Staten waar de grondlegger van de Amerikaanse milieubeweging, de schrijver en natuurliefhebber Thoreau in Massachusets in zijn eentje streefde naar soberheid in een nobele, organische dorpsgemeenschap. Het idee voor Walden ontleende Van Eeden aan het populaire boek Walden or Life in the Woods (1854) van deze Henry David Thoreau (1817-1862).

In talloze vormen hebben ook in Nederland jongeren in de loop der tijd vorm proberen te geven aan ecologisch bouwen, eten, stoken en tuinieren. Denk maar aan de communes in de hippietijd, milieuactivisten en ook nu weer een ecodorp in Bergen analoog aan Walden. Het is niet nodig new age-type te zijn om het Walden van Thoreau actueel te vinden.

De Waterlelie
Ik heb de witte waterlelie lief,
daar die zoo blank is en zoo stil haar kroon uitplooit in ’t licht.
Rijzend uit donker‐koelen vijvergrond, heeft zij het licht gevonden en ontsloot toen blij het gouden hart.
Nu rust zij peinzend op het watervlak en wenscht niet meer…
.

Het Walden in Bussum, dat model stond voor een groep Zaanse socialistische bakkers, werd bevolkt door tal van gespecialiseerde arbeiders, die samen een ideale samenleving moesten vormen waar iedereen produceerde naar vermogen en consumeerde naar behoefte. Een coöperatie van vrije mensen, dat was de weg naar de heilstaat zonder klassenstrijd. Een Blijde Wereld. De leefgemeenschap deed ook dienst als rustoord voor psychiatrische patiënten. Uiteindelijk zou de kolonie ten onder gaan aan onoverkomelijke tegenstellingen. Spottend zei men: Waar Allen Luieren Daar Eet Niemand. De intellectuelen hadden geen zin op het veld zich de blaren in de handen te werken en de handwerkers hadden geen behoefte aan diepzinnige discussies tijdens avondsessies over de zin van het leven en de rol van Walden daarin. Daarmee verliep het experiment. Behalve dan het winstgevende bakkersgilde, dat de kosten van de anderen moest dekken. Hen ontbrak het echter aan solidariteit.

Intussen kreeg Walden Zaandijk toenemende steun van de bevolking, Op initiatief van P.C. Bakker huurde een groep vrije socialisten een bakkerij aan de Lagedijk 194. In 1912 betrok de coöperatie een eigen pand. Voor die tijd een grote moderne bakkerij. In 1914 was dat met duizend leden alweer te klein. In 1919 werd met f.150.000 een recordomzet bereikt met dertig bakkers. Een jaar later ging Walden op in coöperatie De Eenheid. In de tijd die volgt vinden tal van regionale, maar ook landelijke fusies plaats en ontstaat langzamerhand het grote zelfbedieningsbedrijf de Coöp zoals we dat nu kennen en in Koog-Zaandijk kunnen bezoeken.

Johan Kruiver

Bronnen:
Dat goede oude Zaandijk, G. Oosterbaan, Zaandam 1971
Encyclopedie van de Zaanstreek, eindredactie J. P. Woudt, K. Woudt, Zaanstad 1991
Waarvoor werkt gij. De verovering van het bezit door de arbeiders. Frederik van Eeden, 1899
De uitvreter-Titaantjes-Dichtertje-Mene Tekel, Nescio, Amsterdam 1933 Het tijdloze Walden, Hans Valkhoff, internet december 2015
Zaansche coöperatieve broodbakkerij en verbruiksvereniging “Walden” te Zaandijk, Statuten en Huishoudelijk Reglement No 632
Collectie Van Eeden, Universiteitsbibliotheek, Amsterdam.

website frederik van eeden